Kunstwerken zonder kunstenaars

Meer dan veertigduizend belangstellenden bezochten vorig jaar de tentoonstelling Gestoorde vorsten in het Guislainmuseum te Gent. Boeiende verhalen over gekroonde hoofden wie de macht naar het hoofd was gestegen, maar de meeste aandacht ging naar kunstwerken van machtelozen, volwassen mentaal gehandicapten die door artistiek vorm te geven aan hun wanen enige controle en macht verwerven. Met Bric a bracspeelt het museum nu op deze belangstelling in. Het beeldend werk van psychisch zieken en mensen met een mentale handicap verrast eens te meer door eenvoud en schoonheid. Werk op het raakvlak van waan en kunst dat vooroordelen over geestesziekte én kunst in vraag stelt.

De kunstwerken komen uit La Pommeraie, een centrum waar volwassen mentaal gehandicapten onder meer aan de slag kunnen in een schilderatelier, onder de inspirerende leiding van Bruno Gérard, zelf schilder. Een espace de liberté waarin ze zich even thuisvoelen. Ze vullen er hun grotendeels lege wereld en tijd op papier of doek in. Maurice Brunswick leek helemaal leeg toen hij er arriveerde. Tot Gérard hem voorstelde de huizen te fotograferen waar hij jarenlang brood had bezorgd om ze dan na te tekenen. Maurice reageerde geanimeerd. Hij schildert bezielde huizen, vol herinneringen aan mensen die ze ten tijde van zijn broodronde bewoonden. Sommige van die huizen zou je zo kopen. Om tegen de muur te hangen, erin wonen moet niet zonder gevaar zijn. De onderdelen staan haaks op mekaar, zonder veel perspectief, tuin en voetpad in hetzelfde vlak als de gevel, bekroond door een slordig dak dat ieder moment van het doek dreigt te vallen.

Die onbeholpenheid maakt outsiderkunst aandoenlijk, broos en mooi, misschien zelfs tot kunst. Een discussie die nog lang niet is uitgepraat. Gérard bijvoorbeeld, twijfelt er niet aan dat zijn dilettanten van de schilderkunst volwaardige kunstenaars zijn.

Zijn wij 'normalen' het contact met de perspectiefarme kinderjaren kwijtgespeeld? Moet een kunstenaar de volwassenheid doorbreken, terugkeren in de tijd? Kunst door afstand te doen van een stukje persoonlijkheid, terwijl ze bij mentaal gehandicapten meer uit de persoonlijkheid zelf voortkomt? Maakt de één (een) abstractie van 'de' realiteit, terwijl de ander de werkelijkheid niet (meer) herkent? Originele invalshoeken versus beperkte zienswijzen?

Als kunst bewustzijn, reflectie en artistieke intentie veronderstelt, en ook wat ze teweegbrengt van belang is, de beleving en het oordeel van toeschouwers, dan zijn dit kunstwerken zonder kunstenaars.

Bij de beoordeling word je een beetje misleid door de statusverhogende inkadering: ingelijst werk, tentoongesteld in een museum. Onwillekeurig hou je ook rekening met het feit dat de makers mentaal gehandicapten zijn, en dat beïnvloedt je oordeel in positieve zin.

Waarom geen tentoonstelling organiseren met, door mekaar, werk van kinderen, mentaal gehandicapten en onbekend werk van 'echte' kunstenaars? Zonder namen of titels, alleen genummerd. Op voorgedrukte formulieren kunnen bezoekers naast elk nummer de categorie invullen waar bedoeld werk volgens hen thuishoort. Wie het hoogst scoort, wint een kunstwerk naar keuze. En daaraan natuurlijk een enquête verbinden om een en ander te kunnen interpreteren.

Het kunstgehalte van de werken in het Guislain is zeer uiteenlopend, van naïeve kindertekening tot fascinerend doek. Thematisch en stilistisch zijn deze gelegenheidskunstenaars eerder beperkt. Variaties op een zelfde thema met nu en dan een uitschieter of toevalstreffer. Sommigen waarderen het eigen werk, anderen niet. Enkelen hebben geen woorden voor de vormen en kleuren die ze beheersen. Niet zelden wordt een pas beëindigd werk in vieren geplooid en op zak gestoken, of cadeau gedaan aan wie toevallig in de buurt is.

Michel Dave tekent niets dan op elkaar aansluitende tekstballonnetjes. Korte, ogenschijnlijk betekenisloze, louter associatieve teksten rond een woord dat hij in verschillende contexten en gecodeerde kleuren probeert te vatten. Eéntonige pracht. De titel van de tentoonstelling werd aan een uitspraak van hem ontleend: "Latelier ces du bric a brac".

Van op de doeken van Danièle Caron staren tientallen ogen je aan, soms gevangen in één hoofd dat je pas van op afstand ziet. Ogen die je niet loslaten. Die van de artieste of die van oordelende toeschouwers? Bekijken en bekeken worden. Of het met dreiging te maken heeft, vraag ik haar. Daar heeft ze nog niet over nagedacht. Dat ik het hoofd heb opgemerkt, doet haar zichtbaar plezier. Maar dat het een helm zou ophebben, iets beschermends of dreigends, ontkent ze, lichtjes teleurgesteld. Mensen zien de dingen verschillend - weet ze wel, maar het zijn toch hààr schilderijen?

Jean-Pascal Pecheux stapelt primitieve computergezichtjes op elkaar; puntogen, streepneuzen en dito monden. Sommige tekeningen lijken van bovenaf volgegoten, als een aquarium. Andere ontplooien zich vanuit het midden, als een vriendelijke vulkaan. L'art brut.

Het is een bric-à-brac van stijlen en materialen. Pastel, potlood, olie- en waterverf, bic, viltstift. De kleuren spatten je tegemoet. Schilderspaletten, uitgelopen in de zon. Veel pointillisme, motieven die aan patchwork doen denken. Wondermooie dieren en insecten, vol emotie. Een vertederende, glimlachende vlinder naast een schuchtere ooievaar. Intens, belééfd werk. Zo gevoelig en menselijk dat het tot nadenken aanzet. En ook dat is een belangrijke functie van kunst.

Op de vernissage hoor ik twee artiesten van gedachten wisselen over het doek van een van hen. Lachend wijzen ze elkaar op details, zoals een paar woorden in het schilderij. Waarop de één tegen de ander zegt, half grappend, half gemeend: "T'as écrit, t'as triché!".

In de catalogus stelt Gérard de artiesten mooi voor. Zijn boeiende teksten werden te letterlijk en houterig in het Nederlands en Engels vertaald. Maar de vele reproducties van kunstwerken zijn van zeer hoge kwaliteit.