Verwerking van een niet te verwerken verleden | Jean Améry
Jenseits von Schuld und Sühne, Jean Améry's meesterlijke egodocument over zijn slachtofferschap in Breendonk en Auschwitz, is eindelijk in het Nederlands vertaald. Het boek wordt begeleid door het essay dat Jeroen Brouwers eerder over Améry schreef.
Brouwers' essay is best verhelderend maar er zitten veel hiaten en onjuistheden in over Jean Améry en zijn werk. Améry wordt al te zeer belicht vanuit de dramatische afloop van zijn leven. Brouwers neemt het vernietigend beeld dat Améry in de jaren zeventig van zichzelf had zomaar over en projecteert het als onafwendbaar lot op zijn hele verleden. De vertaling van Leonard Nolens is knap, maar helaas niet altijd in overeenstemming met de oorspronkelijk Duitse tekst.
Améry kwam in 1912 in Wenen als Hans Maier ter wereld, in een geassimileerd joods gezin. Hij studeerde literatuur en filosofie. Eind 1938, negen maand nadat de nazi's Oostenrijk hadden aangehecht, vluchtte hij samen met zijn jonge bruid naar Antwerpen. Toen de Duitsers binnenvielen werd hij door de Belgische overheid als 'vijandelijke buitenlander' gearresteerd en gedeporteerd naar kampen in de Franse Pyreneeën. Améry vluchtte uit een rijdende trein, werd teruggegrepen, maar nam na een paar maanden weer de benen. Hij keerde terug naar België, bij zijn in Brussel ondergedoken vrouw. Midden 1943 werd hij onder zijn verzetsnaam Roger Lippens gearresteerd wegens het opstellen en verspreiden van antinazi pamfletten. Hij werd als Kommunist in Breendonk opgesloten en gefolterd. Midden januari 1944 belandde hij in Auschwitz-III, Buna-Monowitz. Bij zijn terugkeer in België kreeg hij te horen dat zijn vrouw een jaar voordien overleden was.
Améry vestigde zich in Brussel en kwam als journalist aan de kost. Filosofisch bekeerde hij zich tot het existentialisme. In 1955 hertrouwde hij en nam het pseudoniem Jean Améry aan. In die jaren publiceerde hij over van alles en nog wat, behalve over zijn kampervaring.
In 1964 besloot Améry de stilte te doorbreken. Die beslissing hing samen met het grote Auschwitzproces dat eind december 1963 in Frankfurt was begonnen. Amper twee weken later nam Améry contact op met een Duitse radiozender. Of ze geïnteresseerd waren in overdenkingen bij fundamentele existentiële problemen in Auschwitz? Op 19 oktober 1964 sprak hij de Duitsers, zijn publiek, voor het eerst toe. Zijn essay over de intellectueel in Auschwitz kreeg heel wat weerklank.
In het daaropvolgende jaar zou Améry nog vier essays schrijven - en voorlezen - om 'de Duitsers' aan het verstand te brengen wat ze hadden aangericht. Stap voor stap zet hij uiteen wat het betekent slachtoffer te zijn. In ieder essay schraapt hij een volgende laag van het slachtofferschap af om tot de kern door te dringen.
Terwijl de media bol stonden van het Auschwitzproces, dat tot 20 augustus 1965 duurde, sprak Améry de Duitsers toe! Het gaat niet om gerechtigheid, voegde Améry hen toe, schuld en boete halen niets uit, boetedoening is irrelevant. Het is een foute Vergangenheitsbewältigung. Het verleden kan maar worden verwerkt als zij, de daders, de gevolgen van hun misdaden inzien, het slachtofferschap doorgronden, en de volle verantwoordelijkheid op zich nemen, onder meer door zichzelf blijvend in vraag te stellen.
Améry doet er in zijn lezingen alles aan om de Duitsers tot inzicht en inkeer te brengen. Nooit voordien werd het slachtofferschap zo systematisch, diepgaand en helder ontleed. Hij maakt zichzelf tot studieobject, observeert genadeloos het slachtoffer dat hij werd en gebleven is. De vlijmscherpe analyse van deze waarheid slingert hij de Duitsers "tactloos en grof in het gezicht". Deels om zijn eigen bestwil, als catharsis, maar vooral in de hoop het Duitse volk te 'genezen'.
In 1966 werden de vijf essays tot een boek gebundeld. Doordat de volgorde van hun totstandkoming werd gerespecteerd, kunnen we de fasen van Améry's denkproces volgen. Aanvankelijk tilde hij het zwaarst aan zijn ontwaarding als intellectueel. In Auschwitz was gebleken dat de rede, filosofie en cultuur de jonge filosoof van geen nut waren. Toen de geest er alleen voor stond moest hij onverbiddelijk wijken voor de verpletterende werkelijkheid.
Het slachtofferschap zit dieper. Het gaat om de ontwaarding als mens. Dat gebeurde toen hij, weerloos en straffeloos, geslagen en gefolterd werd, zonder nog op hulp van buitenaf te mogen rekenen. Met de eerste slag werd het vertrouwen in de wereld, de samen-leving, onherstelbaar beschadigd.
De ontmenselijking begon nóg eerder. Met de verdrijving uit vaderland en moedertaal, de onteigening van cultuur en verleden. De vijand, de tegenmens, eigende zich alles toe. Met de heimat ging elk gevoel van veiligheid en zekerheid teloor.
Je zou van minder wrokkig worden. Die wrok zet Améry haarfijn uiteen aan de Duitsers. Ressentiment heeft volgens hem een morele functie, het nagelt de misdadiger vast aan zijn misdaad, die daardoor ook voor hem een morele realiteit wordt. De wrok in het ene kamp houdt het wantrouwen in het andere kamp in stand.
In zijn laatste essay dringt Améry tot de essentie door. De waardigheid waarvan hij werd beroofd, is het door de samenleving verleende recht op leven. De nazi's hebben hem tot jood gemaakt, een Untermensch. Daar viel weinig tegen in te brengen, de hele beschaafde wereld was het kennelijk met ze eens. Zijn menselijke waardigheid kon hij maar terugwinnen door de joodse identiteit op zich te nemen en positief in te vullen. Maar omdat hij niet joods opgevoed werd, geen joodse traditie bezit, alleen maar 'Duitse' herinneringen, het verkeerde verleden, zal hem dat nooit volledig lukken.
Niemand voor of na Améry heeft zo helder en schrijnend de filosofie van het slachtofferschap uitgediept, het onherstelbaar gevolg van door medemensen begane misdaden. En dat deed hij zo diepgaand en duidelijk, dat alle slachtoffers en al wie zich met hen identificeert, waar en wanneer dan ook, ook nu nog, er baat kunnen bij hebben.