Vergelding en repressie (8) | Zwart bloed
Zoals we in De tijd der vergelding hebben gezien, namen in de maanden voor de bevrijding de aanslagen op collaborateurs en de vergeldingsacties op verzetslui en Vlaamse notabelen overhands toe. Vlak voor de bevrijding bereikte deze geweldspiraal een ongezien climax. Na de bevrijding brak de hel goed los. Niemand was daar echt op voorbereid, zeker de regering in ballingschap niet. Zij die de orde hadden moeten handhaven, politie en rijkswacht, waren door de vluchtende Duitsers ontwapend. Er heerste een gezags- en rechtsvacuüm. Daarin kregen de gedurende vier jaar opgekropte frustratie en woede vrij spel. Bij gebrek aan moffen richtte ze zich tegen al wie van enig volks- of landverraad verdacht werd.
Men nam het recht in eigen handen en dat ontaardde in beestachtigheden. Eens te meer werd van de chaos gebruik gemaakt om oude rekeningen te vereffenen, persoonlijke vetes te regelen. Zonder enige vorm van proces werden talloze onschuldigen gemolesteerd, gelyncht of maandenlang opgesloten. Soms had dat minder met collaboratie en repressie te maken dan met de hele opgeklopte sfeer, het vage bewustzijn dat men ongestraft zijn gang kon gaan, de vele wapens die circuleerden maar weinigen beheersten. Willekeur en macht stegen naar het hoofd van mensen die opgingen in de hysterische menigte. Een ontlading, een zuiveringsrite.
Het was het tijdperk van de tondeuze. Vrouwen waarvan men dacht dat ze zich met de vijand hadden ingelaten werden onteerd, kaalgeschoren, met gloeiend pek besmeurd, met stront bevuild. Praktijken die zo oud zijn als de mensheid. Het kaalscheren werd al in de middeleeuwen toegepast op vrouwen van lichte zeden en overspelige echtgenotes. Men wou ze in hun vrouwelijkheid raken, tijdelijk beroven van hun identiteit, ontvrouwelijken. Vandaar ook het besmeuren en zelfs verminken van borsten en billen, vandaar ook de vele verkrachtingen. In sommige interneringskampen voor incivieken werd vrij systematisch verkracht. Amerikaanse, Britse en Canadese soldaten werden uitgenodigd om daaraan deel te nemen, gratis of tegen betaling.
Limburg
Zoals kon verwacht worden sloeg de straatterreur het hevigst toe waar de vergelding het felst gewoed had, in Limburg bijvoorbeeld. In Tongeren sloten oorlogsnotabelen een overeenkomst met het verzet. De macht werd overgedragen aan de vooroorlogse burgemeester, zwarte notabelen werden door gedisciplineerde verzetslui gearresteerd. Maar een commando verzetslui uit een nabijgelegen gemeente wou de notabelen publiek terechtstellen. Drie weerstanders die door de terugtrekkende vijand waren gedood en verminkt (meegesleept achter voertuigen) werden aan het publiek getoond. Men wou zwart bloed zien. Gemeentebestuur en verzetslui marchandeerden. Uiteindelijk stemden de autoriteiten in met een paar zoenoffers, "liever het vel van vijf Zwarten dan de stad in opstand". Zij duidden de slachtoffers aan, vier VNV'ers en één sympathisant. De sympathisant stond niet op de lijst, maar werd willekeurig gegrepen toen een van de veroordeelden zoek bleek. De lijken van de 'landverraders' werden naar de Grote Markt gebracht, de verzetslui werden toegejuicht. In 1951 werden de daders vrijgesproken, zoals zovele andere verzetslui die hun boekje te buiten gegaan waren.
De twee uitzendingen over de straatrepressie zijn een stukje sterke televisie. Een felle aanklacht tegen al degenen die de bevrijding hebben aangegrepen om hun lusten te botvieren. Ook tegen de regering in ballingschap die de volkswoede flink onderschat heeft, zich meer zorgen maakte over een mogelijke machtsgreep van de weerstand, dubbel spel speelde om ze de pas af te snijden, politieke overwegingen liet voorgaan op orde en veiligheid. Een aanklacht tegen al wie tekortschoot bij de ordehandhaving, waarbij De Wilde wel opvallend mild is voor het verzet. Hij stemt in met kopstukken van dat verzet die achteraf alles onvermijdelijk noemen. De uitbarsting van haat wordt als een natuurramp voorgesteld. Sommigen wijten alles aan verzetslui van het laatste uur. De Wilde wijst er terecht op dat ook echte verzetslieden misdaden begingen. De schokkende beelden van machtsmisbruik en geweldpleging op medemensen, landgenoten en buren, zullen niemand onberoerd laten. Zeker De Wilde niet, hij staat aan de kant van de slachtoffers van het bevrijdingsgeweld en verliest daardoor wel eens de pedalen.
Tante Jeanne
Heel even flitst een beeld voorbij van Tante Jeanne, zonder dat haar naam of misdaden worden vernoemd. Jeanne Hoekmans is een van de meest schrikbarende figuren van de straatrepressie. Twee dagen na de bevrijding dook ze in het Fort van Breendonk op, omringd door een schare jonge 'verzetslui'. Gekleed in een Rode Kruis-uniform van verpleegster, opgesmukt met drie kapiteinssterren, gewapend met een indrukwekkend pistool. Ze vergreep zich eerst en vooral aan vrouwelijke verdachten. Hoofdhaar afknippen, hakenkruisen schilderen op voorhoofden, ontblote borsten en billen. De naakte slachtoffers blootstellen aan de smaad en haat van de toegestroomde horde nieuwsgieringen.
Op verzoek van de gestoorde pseudo-verpleegster werd alles nauwgezet gefilmd. Een groot deel van de beelden die we in deze uitzendingen te zien krijgen komt uit die film. Onbegrijpelijk dat dat niet beter geduid wordt. De vrouw op wier borsten een hakenkruis wordt geverfd, werd later aan nog andere onterende mishandelingen onderworpen. Tot men enkele dagen later inzag dat ze onschuldig was en haar in alle stilte vrijliet.
Tante Jeannes seksueel sadisme richtte zich ook op mannen, teelballen greep ze beet met een suikertang, om maar iets te noemen. Om haar verpleegsteruniform alle eer aan te doen boorde ze graag een grote injectiespuit tussen de ribben van haar slachtoffers. Jeanne Hoekmans werd in november 1944 gearresteerd. Niet omwille van haar 'zuiveringsacties', maar omdat ze tijdens de oorlog een wel heel bijzondere opvatting over het verzet had gehuldigd. Zij en haar bende hadden verscheidene handelaars afgeperst, zich soms voordoend als Gestapo-agenten. Ook na de bevrijding bleven ze voor eigen rekening werken, persten zwarten af. Tante Jeanne werd tot drieeneenhalf jaar gevangenis veroordeeld. Veertien jonge medebeklaagden werden vrijgesproken omdat ze te goeder trouw gehandeld zouden hebben, werkelijk geloofd hebben dat ze verzet pleegden.
Breendonk-II
De dag na de bevrijding al werden zwarten opgesloten in het Fort van Breendonk, dat de Duitsers tot een soort concentratiekamp hadden omgevormd. In totaal werden 750 van incivisme verdachte personen aangevoerd. De commandant van Breendonk-II was een kaderlid van het Geheim Leger en werd bijgestaan door authentieke en vermeende verzetsstrijders. De verdachten werden gepest, vernederd, geslagen, geschopt, geterroriseerd, gefolterd en verkracht. Buiten het fort wist men hiervan, er waren zelfs bewakers die rondleidingen organiseerden, soms tegen betaling. Alle verdachten werden op 17 oktober overgebracht, sommigen per ziekenwagen, naar de Dossinkazerne in Mechelen. Van daaruit hadden de nazi's de joden en zigeuners van België naar Auschwitz versleept. Wijlen Ludo Van Eck (een overlevende van Dachau en auteur van Het boek der kampen) zei me ooit: "de kampen bewaren als waarschuwing, zeker, maar giet ze alsjeblieft vol beton, anders gebruiken ze ze opnieuw".
Breendonk-I, het oord waar Belgen ten prooi vielen aan een wrede bezetter, is terecht opgenomen in de Belgische collectieve herinnering. Breendonk-II is spoorloos verdwenen tussen de plooien van de geschiedenis, toegedekt met de mantel der vaderlandsliefde. Maar de mensen die in dat andere Breendonk hebben afgezien, en zij die zich met hen identificeren of hun lot politiek gebruiken, zijn het niet vergeten. Een onuitwisbare herinnering die sommigen er toe brengt Breendonk-I, alle nazi-geweld, te minimaliseren. "Eigen slachtoffers eerst", schrijft Ludo Abicht daarover in zijn overtuigend pleidooi voor het opruimen van de gevolgen van collaboratie en repressie (De zure druiven van de oorlog. Amnestie of verzoening?, Antwerpen, 1994).
Na het bekijken van deze uitzendingen, een waar lexicon van wreedheid, zal bijna iedereen verontwaardigd zijn. Het gevaar dat men elke zin voor verhouding verliest is niet denkbeeldig. Maar anders dan sommigen beweren, is er geen vergelijking mogelijk met de inquisitie ten tijde van Alva of met de Terreur uit de Franse Revolutie. Wie de interneringskampen gelijkschakelt met de Duitse concentratiekampen, de "vaderlandsche terreur" erger noemt dan Gestapo-martelingen, álle slachtoffers van de repressie voorstelt als onschuldige lammeren of naïeve idealisten, overdrijft en idealiseert.
"Het ging er hard aan toe in die dagen na de bevrijding waarin het volk zijn woede koelde, dikwijls willekeurig en buitensporig", schrijft Bert Van Hoorick, een communist die Breendonk en Buchenwald overleefde. "Men zal later vooral het verzet de schuld geven van al die bandeloosheid. Maar men vergeet hoe het volk jarenlang in de bitterste miserie werd gedompeld, vertrapt en vernederd door de bezetter en zijn collaborateurs, en hoe het niet anders kon of het deksel moest van de ketel springen. Men vergeet hoe vanuit Londen zelfs langs 'radio België' werd uitgeroepen: 'Ieder zijn zwarte'." (In Tegenstroom. Herinneringen 1919-1956, Gent, 1982). Schattingen over het aantal doden lopen uiteen van enkele honderden tot een zestigtal. Maar het door willekeur en wraak aangerichte leed blijft onherstelbaar. De verbittering bij mensen die "gevangen gezet werden omdat ze verdacht waren, en verdacht werden omdat ze gevangen hadden gezeten" is enorm en leeft voort bij hun kinderen.