Het mythische Israël
Het door Joods Actueel gedirigeerde 'Platform voor faire meningsuiting' neemt in 'Vrije meningsuiting is geen eenrichtingsverkeer' ( De Standaard,2.9.2008) een loopje met de geschiedenis. De gebruikelijke ingrediënten uit de Israëlische mythologie worden nog maar eens opgedist. Anders dan de auteurs stellen hebben de Arabische regimes de Palestijnen niet opgeroepen "hun eigen land te verlaten in 1948 zodat ze het gebied konden platbombarderen". De Arabische landen kwamen vrij laat in actie en met zeer beperkte middelen (Jordanië gooide het nog voor de oorlog op een akkoordje met de zionisten om Palestina onderling te verdelen). Op het moment dat de Arabieren een bij vergelijking beperkt aantal soldaten stuurden, die bovendien militair ver onderlagen bij de zionistische krijgers, waren door doelgericht en tomeloos joods geweld al vele tienduizenden Palestijnen verdreven en meer dan 200 Palestijnse dorpen met de grond gelijk gemaakt met de bedoeling elke vorm van terugkeer onmogelijk te maken. Uiteindelijk zouden er in 1947-49 meer dan 500 Palestijnse dorpen verwoest worden, werden er tientallen bloedbaden aangericht en ongeveer 750.000 Palestijnen verdreven. Deze nakba (Arabisch voor catastrofe) wordt door Israël nog steeds doodgezwegen tot ontkend. Mede daarom zijn de zogenaamde 'vredesconcessies' waarvan sprake in het misleidend opiniestuk van het Forum, 'toegevingen' gedaan door joodse indringers en overheersers aan het volk dat ze uit hun "eigen land" verdreven hebben, onaanvaardbaar voor de Palestijnen. Zolang Israël zijn schuld niet erkent en het eind 1948 door de internationale gemeenschap erkende recht op terugkeer voor de Palestijnen niet op één of andere manier honoreert (bijvoorbeeld door herstelbetalingen), blijft vrede stichten in het Midden-Oosten onbegonnen werk.
Ook de bewering dat "Palestijnse leiders actief met de nazi's meewerkten aan de jodenuitroeiing" is in zijn algemeenheid schandelijk, en herinnert aan de zionistische tactiek uit de jaren 1930-40, toen al werden Palestijnen en Arabieren steevast nazi's genoemd. De auteurs van bedoeld opiniestuk doelen waarschijnlijk op groot-mufti Mohammed Amin al-Husseini, de toen in Jeruzalem zetelende politieke en religieuze moslimleider, even fundamentalistisch als de ultra-zionisten, een fel anti-zionist en jodenhater. Al-Husseini had veel meer reden dan Hitler om de joodse indringers als gezworen vijanden te zien en juichte de jodenuitroeiing zeker toe. Al valt dat zeer beslist niet goed te keuren, begrijpelijk is het wel.
Dat Arabieren met de Israëlische nationaliteit naar verhouding goed behandeld worden doet niets af aan het feit dat hun zoveel talrijkere broeders en zusters in de Gazastrook, de Westelijke Jordaanoever en in vluchtelingen kampen zoveel slechter behandeld worden.
Schandelijk ook is de uithaal naar Ilan Pappé, één van de toonaangevende Israëlische 'nieuwe historici' die in een recent boek de etnische zuivering van Palestina met een overvloed aan bewijzen heeft aangetoond. Het siert Pappé dat hij, samen met enkele anderen, de moed opbrengt de nationale geschiedschrijving van zijn land kritisch te herbekijken nu ook de militaire dossiers over de oprichtingsperiode van Israël eindelijk vrij gegeven zijn. Dat hij samen met anderen oproept tot een academische boycot van dit land, tot het zijn schuld erkend heeft, en "zijn eigen land" consequent verlaat, strekt hem alleen maar tot eer.