Op zijn Flintstones | De zogenaamde evolutionaire psychologie

Het Human Genome Project dat het volledige DNA (het genoom) van de mens in kaart bracht, bepaalt en stuurt een flink deel van de moderne biologie. De mysterieuze, ogenschijnlijk doelgerichte ontwikkelingsgang van cel tot volwassen organisme zou volledig op mechanistische wijze verklaard worden. ‘Vandaag leren we de taal waarin God leven schiep’, concludeerde de Amerikaanse president Bill Clinton voorbarig (juni 2000).

                                                  Logo van het Human Genome Project

 

Eén van de nieuwlichters in het zog van dit project is de zogenaamde evolutionaire psychologie. Deze ‘vernieuwende wetenschap’ heeft in weerwil van haar zelfbenaming geen uitstaans met evolutie of psychologie. Met ‘evolutionair’ wordt namelijk niet bedoeld dat menselijk gedrag en psyche evolueren, integendeel, evolutionair psychologen gaan ervan uit dat grote delen van ons handelen en denken voor eens en altijd vastgelegd werden in het pleistoceen, meer dan anderhalf miljoen tot tienduizend jaar geleden. Mensen leefden toen als jager-verzamelaars. Door de lange duur van dit tijdvak raakten gedragsgenen die overleving en voortplanting van bepaalde mensenstammen sterk bevoordeelden almaar meer verspreid, tot ze uiteindelijk versteenden in het DNA van alle mensen. De code van erfelijkheid, DNA, wordt gedegradeerd tot een grotendeels statisch concept. Een evolutionaire theorie die zich op stilstand beroept!

                                           

Rotstekening van enkele mensen met een hond, gevonden in een grot in Tassili n’Ajjer, Algerije. Naar schatting zeven tot tienduizend jaar oud. (CC BY-SA 4.0 – Alberto Bertelli – wiki)

De zowat tienduizend jaar die op het pleistoceen volgden, heten te kort te zijn voor evolutionaire verandering. Dat is een gratuite veronderstelling, de evolutie verloopt niet onveranderlijk traag, denk bijvoorbeeld aan mutaties die in een veranderd milieu een gunstig effect krijgen. We hebben geen idee of de zowat zesduizend generaties die tussen de vroege en de hedendaagse mens liggen, volstonden voor evolutionaire verandering. Maar wie actueel gedrag en denken verklaren wil door middel van verondersteld gedrag en denken van een oermens, moet een evolutionaire stilstand poneren, anders stort het kaartenhuisje in.

Van stenen tafels tot stenen brein

Het bedenken van een evolutionaire functie voor een gedrag of emotie geldt kennelijk als afdoend bewijs om het bestaan van een eeuwigdurend psychisch mechanisme te poneren. Angst voor spinnen en slangen bijvoorbeeld, moet ons in de oertijd behoed hebben voor dodelijke beten. Wie die angst niet had, overleefde niet; kon zich minder of niet voortplanten, gaf haar/zijn in dit opzicht gebrekkige genen niet of minder door. Niemand getroost zich de moeite om aan te tonen dat er een gen of genen bestaan die dergelijke angst voorprogrammeren. Dat we niet ook een aangeboren gave hebben om eetbare en giftige paddenstoelen feilloos uit elkaar te kennen, blijft een mysterie.

Ook moraal moet evolutionair bepaald zijn. De Tien Geboden zitten ingebakken als een soort instincten. Zie maar: zo goed als alle geloofssystemen hanteren dezelfde morele codes! Klopt, maar het één volgt niet uit het ander. Mensen hebben zowat dezelfde noden en driften en die moeten als een samenleving een kans op slagen wil hebben, bevorderd of aan banden gelegd worden. Geen van god of evolutie gegeven decaloog dus, maar geboden die ontstaan en beproefd zijn in samenlevingen. De regelgeving werd alleen aan bovenaardse wezen toegeschreven om ze kracht bij te zetten, afdwingbaar te maken. Ware moraal aangeboren, dan zouden geboden en verboden overbodig zijn.

Evolutionair psychologen zetten het op zijn kop: moraal niet als product van cultuur en civilisatie, maar beschaving als resultaat van biologisch verankerde waarden, normen en idealen. We helpen familieleden niet omdat we met ze zijn opgegroeid, er wederzijds hechtingen en afhankelijkheid zijn gegroeid; neen, we helpen ze omdat we niet anders kunnen, het zit ons in de genen (Verplaetse).

 

Geweldig

Een flink deel van de werking van onze hersenen, sociale organisatie en cultuur zouden teruggaan op aanpassingen aan de oertijd-omgeving. Partnerkeuze, seksuele voorkeur, relatievorming, liefde, jaloersheid, ontrouw, sociaal en huishoudelijk geweld, echtscheiding, verkrachting, agressie, egoïsme, altruïsme, coöperatie, statuszucht, religie, lachen, winkeldiefstal, bedelarij, criminaliteit, schizofrenie, de afkeer van kinderen voor spinazie... je kunt het zo gek niet bedenken of het zit minstens in potentie in het embryo.

Dankzij onze jager-verzamelaargenen zouden we ook uitgerust zijn met mechanismen die agressie inperken. Mensen zouden van nature een afkeer hebben van geweld. Dat is in strijd met behoorlijk wat menselijk gedrag, van huishoudelijk geweld tot genocide. Geen nood, evolutionair psychologen voegen er ter wille van hun zaak een apart moreel systeem toe: de geweldmoraal, het resultaat van ontelbare eeuwen schaarste en levensbedreigende situaties. Oorlog zit ons in de genen, punt.

Dit is het gebruikelijke stramien van evolutionaire psychologie: men 'verklaart' door uit te gaan van wat bewezen moet worden, namelijk dat agressie en oorlog nog steeds bestaan en door menselijke vindingrijkheid en winstbejag almaar dodelijker worden.

Redenerend vanuit hedendaags gedrag worden problemen bedacht waarmee onze vroegste voorouders geconfronteerd heten te zijn. Die werkwijze levert heel wat vinding- en fantasierijke prehistorische scenario’s op die meer dan eens aan de Flintstones herinneren. Het grappige aan Fred en Wilma, de hoofdfiguren uit die televisiereeks die zich in het stenen tijdperk afspeelde, was dat ze zich precies zo gedroegen als wij nu. Deze projectie van gedrag en rolpatronen op de menselijke oertijd was humoristisch bedoeld. Evolutionair psychologen daarentegen willen ernstig genomen worden.

The Flintstones,begonnen in de jaren 1960, waren oorspronkelijk bedoeld voor volwassenen      Foto: Everett Collection / Rex Features

Ook vreemdelingenhaat verklaren ze in een handomdraai. Vreemdelingen proberen ons van oudsher te beroven van ons voortplantingspotentieel. Xenofobie is gewoon een psychisch mechanisme om dat tegen te gaan. Dit lijkt verdacht veel op de racistische stelling dat vreemdelingen op ‘onze’ vrouwen azen.

Het bestaan van in- en outgroup gevoelens, spanningen en agressie kan op meer aannemelijke, zij het meer complexe wijze verklaard worden: sociaalpsychologisch, sociologisch, geschiedkundig. Daar zijn al hele bibliotheken over vol geschreven.

Denkt men dit alles door, dan lijkt het erop aan te komen gehandicapte genen op te sporen, te verwijderen of te vervangen door meer beschavingsgerichte genen. Het lijkt wel een moderne uitgave van de eugenetische utopie. Mensverbetering niet langer toegepast op volk of maatschappij, maar op de enkeling. De mens heet opnieuw maakbaar.

 

Speculatie als methode

We hebben geen idee aan welke omgeving(en) onze verste voorouders zich moesten aanpassen; geen idee van omvang, structuur of organisatie van de groepen die ze vormden. De fossiele overblijfselen van de eerste mensen zijn al te fragmentair. Hun gedrag en psyche kunnen niet onderzocht worden, niet vergeleken met die van mensen hier en nu. Om hier een mouw aan te passen, maken evolutionair psychologen op selectieve wijze gebruik van gegevens over hedendaagse jager-verzamelaars. Ook dat is een bedenkelijke methode, die bovendien gepaard ging met gesjoemel. Moderne jager-verzamelaars leven zo goed als zeker in andere omgevingen dan onze vroegste voorouders en staan aan andere natuurlijke selectiedrukken bloot. Hedendaagse jager-verzamelaars zijn bovendien geen fossielen, ook zij zijn geëvolueerd.

Evolutionair-psychologische theorieën hangen aan elkaar van veronderstellingen, speculaties en cirkelredeneringen. De Amerikaanse bioloog Stephen Jay Gould noemde het just so stories, naar het gelijknamig kinderboek van Rudyard Kipling over 'hoe de kameel aan zijn bult komt’ en meer van dat niveau.

Eerste editie 1902 (publiek domein)

Aangetoond moet worden dat er genen bestaan die gedrag en psyche bepalen, genen die aan natuurlijke selectie onderhevig zijn. Mocht zo’n gedragsgen ontdekt worden dan moet ook nog bewezen worden dat dergelijk DNA in fossiele resten van onze voorouders zit.

 

Totalitair

Charles Darwin en zijn neef Francis Galton (grondlegger van de eugenetica) waren er stellig van overtuigd ‘dat opvoeding en omgeving slechts een geringe invloed op de mens uitoefenen, en dat de meeste van onze eigenschappen aangeboren zijn’ (Darwins autobiografie). Zo dacht men in die tijd en die sociale klasse.

De evolutionaire psychologie heet een algemeen geldende manier van denken te zijn, toepasbaar op tal van vlakken: psychologie, psychiatrie, sociologie, geneeskunde, filosofie, economie, politiek en cultuur. Het is een totaalverklaring in wording, een seculiere religie, zoals vroeger de frenologie en psychoanalyse.

Een allesomvattende verklaring hoort alles te duiden, ook wat ertegen indruist. Zelfdoding bijvoorbeeld, evolutionair gezien toch een ongerijmdheid. Zo opgelost! Suicide ‘komt het meest voor bij individuen die weinig bijdragen tot het welzijn en de reproductie van zichzelf en hun familie’. Mensen met een slechte gezondheid, weinig heteroseksueel succes, chronisch gehandicapten, mislukkelingen; kortom, al wie de genetische familie tot last is (Buss, Nelissen).

Dat zo’n totaalverklaring velen aanspreekt, mag grotendeels toegeschreven worden aan haar ogenschijnlijke eenvoud. Eens de simpele basisprincipes onder de knie, kan een kind de was doen. Met slechts twee principes en flink wat fantasie veel gedrag van homo sapiens kunnen verklaren - het is voorwaar niet niks. Gedaan met die ingewikkelde psychologische, sociologische, sociaalpsychologische poespas.

 

De moraal van het verhaal  

Evolutionair-psychologen zijn gelovigen (believers). Ze hebben het gevoel dat hen een bijzondere werkelijkheid werd geopenbaard en die willen ze aan velen doorgeven. Die openbaring vond en vindt niet toevallig plaats in een periode van heroplevend neoliberalisme.

Velen verkeren in een roes. De hele anatomie, fysiologie en gedrag van de mens zal biologisch ontrafeld worden. De genen scheppen en controleren immers de fysieke en psychische ontwikkeling. Ze hebben ons, met de woorden van Richard Dawkins, 'als lichaam en geest geschapen'. Het volstaat dus genen te ontraadselen. Dat is de, ideologie, de utopie die ten grondslag ligt aan het genoomproject.

Weten waaruit iets gemaakt is, betekent geenszins dat het daarmee doorgrond, verklaard is, of beheerst kan worden. Denk bijvoorbeeld aan het kind dat een ‘vanzelf’ sprekende pop demonteert om haar geheim te achterhalen. Ook bij het uit elkaar halen van organismen worden relaties en structuren verstoord of vernietigd die van wezenlijk belang zijn voor hun werking en evolutie.

Alle aspecten van ons bestaan worden mogelijk gemaakt door fysieke en chemische processen, door bijzonderheden van de organisatie van onze cellen en de vele macromolecules waaruit die bestaan. Maar dat betekent niet dat ze die aspecten, gedrag bijvoorbeeld veroorzaken.

In de gevulgariseerde biologie werd de informatiedrager DNA geleidelijk verheven tot blauwdruk voor het leven. Het gen als bouwsteen en eenheid van evolutie, met lichamen als tijdelijke voertuigen die vrijwel onsterfelijke genen door ontelbare generaties loodsen.

Maar genen maken geen organismen. Daarvoor is heel wat meer nodig. DNA is een dode molecule, 'een van de meest chemisch inerte moleculen uit de hele levende wereld' (Lewontin). Voor zelfreproductie zijn cellen nodig, met hun tijdens de ontplooiing gegroeide machinerie. Levende wezens zijn van geboorte tot dood in ontwikkeling. Ze zijn het resultaat van de interactie tussen genen in cellen, omgevingen waarin het individu terechtkomt en processen die verandering, voortbestaan en dood van cellen bepalen.

Het gen is een eenheid van erfelijkheid, niet van evolutie. Er zijn geen eenheden van evolutie, alle betrokken elementen veranderen constant. Genen, DNA, cellen en individuen zitten ingebed in elkaar en een bepaalde omgeving. Ze zijn onderling afhankelijk en interageren, ook in functie van veranderende milieus.

Openheid

De eenheid van een levend wezen is niet structureel, maar procesmatig. Alle moleculen en de meeste cellen veranderen bijna voortdurend in een cyclus van leven en dood. Geen kant en klare uitrusting dus, maar voortdurende evolutie en vorming. Organismen zijn geen afgelijnde, voorgeprogrammeerde wezens, maar particuliere knooppunten van groei en ontwikkeling in een continu veld van relaties. Levende wezens zijn vrij open systemen, zolang opvoeding en cultuur ze niet in een keurslijf dwingen.

Die openheid, die flexibiliteit is het die van de mens zo'n succesvolle en destructieve soort heeft gemaakt. Het evolutieproces niet als opeenvolging van aanpassingen aan een onveranderlijke omgeving, maar als groei naar flexibele aanpasbaarheid aan zoveel mogelijk veranderende omgevingen.

Natuurlijke selectie is de allerbelangrijkste oorzaak van de biologische evolutie, maar niet de enige. Lang niet alle kenmerken van individuen zijn adaptief ontstaan. Veel evolutionaire veranderingen zijn niet het resultaat van aanpassing, maar eerder toevallig. Exaptaties bijvoorbeeld: mutaties in het DNA die geen direct gevolg hebben voor het organisme, waarop natuurlijke selectie dus geen vat heeft. Die mutaties kunnen zich geleidelijk in een populatie verspreiden en in een veranderde omgeving een functie verwerven. Gould vergelijkt ze met de booghoekvulling, de driehoekige ruimte in kathedralen tussen enerzijds een ronde boog en anderzijds de rechthoekige vlakken van muur en plafond. Die driehoek is gepland noch bedoeld, maar een toevallig bijproduct.

Abdij van Saint-Denis, Parijs – tekening: Eugène Viollet-le-Duc (publiek domein)

 

Veel van onze mentale eigenschappen en potenties kunnen ontstaan zijn als booghoekvullingen, niet-adaptieve gevolgen van de bouw van de complexe structuur van onze hersenen. Ons brein vergrootte niet om te kunnen schrijven en lezen. Die ondertussen voor mens en cultuur cruciale vermogens zijn vermoedelijk ontstaan als bijproduct en verder cultureel ontwikkeld. Ook volgens de evolutionaire psychologie verwierf het zijn huidige omvang en structuur meer dan tienduizend jaar geleden, terwijl homo sapiens pas ‘onlangs’ leerde schrijven en lezen.


Duisternis, geen verlichting

De in wezen conservatieve ideologie die evolutionaire psychologie is, heeft zo goed als geen oog voor het sociaal, politiek en economisch milieu waarin mensen functioneren en evolueren. Veel sociaaleconomische factoren worden buiten beschouwing gelaten, ook de geleidelijke groei van verschillende vormen van beschaving en individuen. Ze reageren ook niet ernstig op de kritiek, sluiten defensief de rangen, om zoals complotdenkers te beweren dat alle kritiek al tot vervelens toe weerlegd werd. De evolutionaire psychologie verarmt onze kijk op mens en wereld, voorkomt en beperkt alternatieve verklaringen en doeltreffende oplossingen.

Geraadpleegde werken

Braeckman, Johan - Darwins moordbekentenis, Amsterdam, Nieuwezijds, 2001

Buller, David J. - Adapting Minds. Evolutionary psychology and the persistent quest for human nature, Cambridge(Mass)/London, MIT Press, 2005

Buskes, Chris - Evolutionair denken. De invloed van Darwin op ons wereldbeeld, Amsterdam, Nieuwezijds, 2008

Buss, David M. – Evolutionary psychology. The new science of the mind, Boston/London, Allyn and Bacon, 1999

Darwin, Charles - De autobiografie van Charles Darwin 1809-1882, Amsterdam, Nieuwezijds, 2008

Dekkers, Midas – Wat loopt daar? Een biologische kijk op rassen, Amsterdam/Antwerpen, Atlas Contact, 2021

Glover, Jonathan – Humanity. A moral history of the 20th Century, New Haven/London, Yale UP, 1999

Gould, Stephen Jay - The Mismeasure of Man, London, Penguin, 1992

Haring, Bas - Kaas en de evolutietheorie, Antwerpen/Baarn, Houtekiet/Fontein, 2001

Lewontin, Richard - It ain't necessarily so. The dream of the human genome and other illusions, London, Granta, 2000

Nelissen, Mark – De bril van Darwin. Op zoek naar de wortels van ons gedrag, Tielt, Lannoo, 2000

Orr, Allen H – ‘Talking Genes’, New York Review of Books, 21.9.2006, p. 18-22

Richardson, Robert C. – Evolutionary psychology as maladapted psychology, CambridgeMass/London, Bradford/MIT, 2007

Rose, Hilary and Steven - Genes, cells and brains. The Promethean promises of the new biology, 2012

Rose, Hilary and Steven (eds.) – Alas, poor Darwin. Arguments against evolutionary psychology, London, Jonathan Cape, 2000

Tallis, Raymond - Aping mankind. Neuromania, Darwinitis and the misrepresentation of humanity, Stocksfield, Acumen, 2011

Verplaetse, Jan - Het morele instinct. Over de natuurlijk oorsprong van onze moraal , Amsterdam, Nieuwezijds, 2008

Gepubliceerd in De Uil van Minerva, vol 37, 2023 nr 4 (pas eind januari 2024 verschenen, zonder afbeeldingen), p. 232-237