Duvel in Breendonk
Eindelijk hebben het Gedenkteken voor Breendonk en de bezoekers van het gewezen nazi-kamp waar ze recht op hebben: een moderne, overzichtelijke, vrij genuanceerde tentoonstelling, zonder belerend vingertje.
Het was meer dan hoog tijd. Decennialang hebben bezoekers, leerkrachten en wetenschappers hun beklag gedaan over de oubollige aanpak van het Nationaal Gedenkteken van het Fort van Breendonk. Alles stond er dik in de patriottische verf en ook geschiedkundig werd niet altijd nauw gekeken. De zwart-wit tegenstelling daders-slachtoffers, demonische SS'ers versus heldhaftige slachtoffers, werd maximaal beklemtoond. Dat er elk jaar toch nog zo'n vijftig- tot zestigduizend bezoekers kwamen, had vooral te maken met de herdenkingsfunctie en de verplichte schooluitstappen.
Troosteloosheid alom. Gras hoog in het zaad, verwaaide papavers proberen wat kleur uit. Daarachter, in de verte nog, een overmaatse, omwalde bunker. Een fort van beton, gebouwd voor de Eerste Wereldoorlog, onderdeel van de buitenste verdedigingsgordel rond Antwerpen. Op het grijze beton wappert een kleurrijke Belgische vlag. Geen hakenkruisvlag, ook niet tijdens de oorlog. Geen swastika in de nazi-kampen, het bannier van het Derde Rijk mocht niet geassocieerd worden met, niet ontheiligd worden door schorem, tegenstanders van dat Reich.
Zwart-wit gestreepte schildwachthokjes boorden de eerste toegangspoort af. Leerlingen vatten er werktuiglijk post in. Soldaatje spelen, nu het nog kan. Prikkeldraad en een bord dat drietalig waarschuwt dat wie verder gaat neergeschoten wordt. Je loopt door, naar de moderne, uitnodigende inkomhal van het Gedenkteken. Uitvergrote foto's nemen je direct op sleeptouw. Beelden gemaakt door Otto Kropf, een beroepsfotograaf in dienst van de propagandacompagnie van de Wehrmacht. Kropf bezocht Breendonk midden juni 1941, negen maand nadat het kamp in gebruik was genomen.
Foto's van gevangenen aan de dwangarbeid, op het morgenappel; kampcommandant Schmitt stoeiend met zijn gevreesde hond Lump; SS'ers, stoer poserend voor de toegangspoort; gevangenen sjouwend met veel te grote eetketels, anderen dragen een onder de hitte bezweken kameraad weg.
Over de loopbrug, door de toegangspoort, de gapende tunnel in. De kasseiweg helt lichtjes naar beneden, het daglicht wijkt wijselijk terug. In dit halfduister stonden nieuwkomers urenlang met het gezicht naar de muur; in de rug Duits gesnauw, dreiging, de eerste klappen, ontmenselijking,Nummermensch.
Opvangkamp
Auffanglager Breendonk was een kamp van de Duitse politieke politie (Sipo-SD, onderdeel van de SS). De eerste gevangenen arriveerden op 20 september 1940: statenloze joden, zwarthandelaars, smokkelaars en een communist. Enkele maanden later waren er al meer dan honderd gedetineerden. Eén op de twee was joods. Dat veranderde met de Duitse inval in Rusland (22 juni 1941), toen werden alle communisten en in België verblijvende Russen opgesloten. En midden 1942, toen de Mechelse Dossinkazerne in gebruik werd genomen als doorgangskamp voor Auschwitz, verdwenen zo goed als alle joden uit Breendonk. Het werd een kamp voor politieke gevangenen: dissidenten, gijzelaars, verzetslui. Waren er te veel, dan werden ze op transport gesteld naar concentratiekampen in Nederland, Duitsland of Polen.
Het bezoekersparcours werd totaal omgegooid en vernieuwd, met als rode draad de foto's van Kropf. Alle deuren werden opengegooid. Vroeger kreeg je maar één gevangenkamer of Zug te zien, nu worden alle kamers benut om een beeld op te hangen van het dagelijkse leven. Alle kamers en cellen komen uit op een lange, kille, duistere gang. Vocht, mufheid, schimmels. Je wordt vanzelf stil.
In elke kamer wordt een thema behandeld: een dag in Breendonk, de Bettenbau (het militair opmaken van het 'bed', een vormeloze zak stro), broederlijkheid. In Zug 10 heerste gevangene-kameroverste Valère De Vos, die zijn medegevangenen sloeg en schopte als een volleerd SS'er. In 'Van de kapo' dichtte Stefaan van den Bremt over hem: 'Ik had een held kunnen zijn/Ik werd een beul/Ik sla de held dood die ik kon zijn/Ik sla hem tot held/Ik sla mij tot beul'.
Beulswerk
Op de vroegere werf, waar de gevangenen dwangarbeid verrichten, staat een reusachtige foto, vergezeld van geluidseffecten: hondengeblaf, gebrulde bevelen, Schnell! Schnell! De gevangenen moesten de enorme massa aarde en stenen afgraven waarmee het fort na de bouw bedekt was. Met schoppen, kruiwagens en reusachtige kipwagens. Vier uitgemergelde gevangenen moesten die duizend kilo enkele honderden meter verder duwen en omkippen. Slavenarbeid.
Beklemtoond wordt dat het werk economisch zinloos was, alleen bedoeld om het gestel te slopen en de geest te breken. Daar waren zo goed als alle gevangenen in alle kampen van overtuigd. Een overtuiging die velen sterkte, niet opgeven, overleven werd een vorm van verzet. Zeker, individuele SS'ers en bewakers hebben de dwangarbeid gebruikt om gevangenen te tergen, te breken. Maar of dit ook de intentie, het demonische plan was van de SS-leiding? Waarom zouden ze in volle oorlog hieraan personeel, materiaal en voedsel verspillen?
Enkele Duitse SS'ers en Vlaamse SS'ers worden summier voorgesteld. Heel verdienstelijk maar ook een beetje stereotiep. Je zou meer willen weten over bijvoorbeeld Ilse Birkholz, de vrouw van de eerste kampcommandant Philipp Schmitt, die er volgens getuigen plezier in schepte de gevangenen gade te slaan als ze naakt in de rij stonden of zich op de werf ontlastten; die de uitgehongerde gevangenen treiterde door in hun buurt taartjes te eten. Wie was ze? Wat bezielde haar? Hoe was ze zo 'onmenselijk' geworden?
Demonen
Toen midden 1941 geruchten over brutaliteiten naar buiten sijpelden, maakte het militaire bestuur, dat met de Belgische elites wou samenwerken, zich zorgen over zijn imago. Er kwam een inspectie. Generalartz Blum meldde dat een lang verblijf in Breendonk de dood tot gevolg moest hebben. Dat terwijl, aldus het rapport, de opperbevelhebber van het leger tot elke prijs wou vermijden dat het kamp de geschiedenis inging als 'de hel van Breendonk'.
Dat is hem niet gelukt, Breendonk was en bleef een hel. Dat kwam onder meer omdat het een klein kamp was. Anders dan in een groot kamp kon je niet in de massa verdwijnen, voor elke tien gevangenen was er een bewaker. De loodzware arbeid, de brutaliteiten en het hongerrantsoen kostten het leven aan minstens 98 van de in totaal ongeveer 3.500 gevangenen. Daarnaast werden er nog eens 164 gefusilleerd als vergelding voor aanslagen op collaborateurs of Duitse militairen.
Vreselijk, maar wie dat nog erger maakt, riskeert ongeloofwaardig te worden. Neem de bewering dat de douches voor gevangenen er alleen kwamen omdat de SS vreesde besmet te worden. Een gratuite veronderstelling, gebaseerd op ons terecht negatieve maar ook gestereotypeerde beeld van SS'ers. Ook de bewering dat de douches werden gebruikt om de gevangenen te tergen door er afwisselend koud en heet water door te jagen, is weinig waarschijnlijk. Het gerucht circuleerde in alle nazi-kampen. Natuurlijk interpreteerden uitgeputte gevangenen het douchen op die manier; in extreme situaties vergroot de neiging intentionalistisch en in complotcategorieën te denken. Vergeten wordt dat midden vorige eeuw, en ook nadien nog, afwisselend koud en heet water standaard was bij douchen in groep, bijvoorbeeld op school of in het leger.
Ook de bewering dat de inhoud van veel Rode Kruispakketten voor de varkens werd gegooid, moet kritischer bekeken worden. Dat zal wel gebeurd zijn, maar systematisch? Voedsel was schaars, bracht geld op op de zwarte markt.
SS'ers op hun beurt ontmenselijken, maakt alles alleen maar onbegrijpelijker. Het is een vorm van afweer, afstand scheppen tussen hen en ons. Men mag het betreuren maar gruweldaden zoals die in Breendonk en Auschwitz zijn wel degelijk mensenwerk.
Broeders
De tentoonstelling werd zeer sober gehouden, kale ruimtes, minimalistisch. Men laat de beklemmende sfeer voor zich spreken. Dat werkt, althans voor schrijver dezes. Maar ook voor jonge mensen, voor wie het museum vooral bedoeld is? Zou de inleving niet bevorderd worden door wat personalia en gebruiksvoorwerpen van gevangenen?
Historicus Patrick Nefors en museoloog Paul Vandebotermet hebben uitstekend werk geleverd. Op de lichte en ongewilde demonisering na wordt geen boodschap opgedrongen, bezoekers kunnen zelf wel oordelen. Behalve in de allerlaatste zaal. Daar geven minister Flahaut en zijn kabinet, in ruil voor de miljoenen voor de restauratie, hun kijk op de zaak, in een twee minuten durend filmpje.
Alles speelt zich af in een bushokje van De Lijn. Jonge en oude mensen, autochtonen en allochtonen begroeten elkaar, proberen een slecht-weer-gesprek uit. Tot enkelen in een flits van hun verbeelding hun buur gruweldaden zien begaan, en schuifelend het bushokje verlaten. Maar er breekt onweer los, een tijd van nood, iedereen terug naar binnen. En ja hoor, al gauw wordt de angst weggelachen, groeit er een hartelijke sfeer. De camera zoomt uit in vogelperspectief, boven de onweerswolken, in het licht van de eeuwigheid: alle mensen broeders. Hoopvol, dat wel, maar hebben de concentratiekampen niet ook duidelijk gemaakt dat mensen in tijden van nood zich vaak niet langer broederlijk kùnnen gedragen?
Knap gemaakt dat filmpje, maar of het ook werkt? Een bereidwillige bewaker die te hulp snelde toen het ding niet vanzelf opstartte, begreep niet goed waarom we per se 'dat reclamefilmpje voor De Lijn' wilden zien.
Drie uur had het bezoek geduurd. Tijd voor een frisse dronk in het restaurant naast het Gedenkteken. Maar op de gevel staat in koeien van letters Duvelmet daaronder Breendonck, de naam van het etablissement. Onwillekeurig denk je terug aan Albert Moortgat, brouwer en Duitsgezind burgemeester van de gemeente Breendonk, die midden 1940 in de VNV-krant Volk en Staatafficheerde: 'In Vlaanderen: Eén Volk! Eén Staat! Eén Bier: Moortgat's Bier'.