Beschaving als politiek van vijandschap
Een politiek van vijandschap is een prachtig boek, maar makkelijk is het niet. Aanvankelijk schrijf je die moeilijkheidsgraad toe aan de literaire schrijfstijl van Achille Mbembe (1957, Frans Kameroen), radicaal denker van het postkolonialisme, hoogleraar geschiedenis en politieke wetenschap in Zuid-Afrika en de Verenigde Staten, vooral bekend om zijn Critique de la raison nègre (2013), twee jaar later politiek correct vertaald als Kritiek van de zwarte rede. Mbembe zet de lezer van Een politiek van vijandschap meteen op het verkeerde been door het af te doen als:
ruwe schetsen, met hoofdstukken die parallel lopen, met invallen die soms weer worden afgebroken, met woordspelingen, met levendige en snelle gebaren, met kleine terugtrekkende bewegingen, waarna alles plotseling weer wordt omgegooid.
Kortom, een tekst ‘waar de lezer, zonder controles of visa vrij doorheen mag gaan’ – anders dan vluchtelingen.
Al lezend wordt geleidelijk duidelijk dat de soms zware lectuur te wijten is aan Mbembe’s tegendraadse denken, dat haaks staat op het genormaliseerde, conservatieve denken van ons westerlingen.
De moderne democratie en beschaving waren, anders dan vaak voorgesteld, geen louter westerse aangelegenheden. De triomf in het Westen viel samen met expansie overzee, verwoesting, bezetting, kolonisatie, slavernij. Winst aan de ene kant versus ‘razzia’s, plundertochten en verschillende vormen van mensenjacht aan de andere kant’. Zowel de menselijke als de plantaardige biovoorraad werd afgetapt. In 1900 bestond bijvoorbeeld 11,6% van de bevolking van de Verenigde Staten uit negerslaven.
Terwijl aan het einde van de negentiende eeuw op westerse conferenties internationale mensenrechten werden uitgedokterd die ook oorlog zouden ‘humaniseren’ (want afschaffen lukt niet), voerde het Westen in Afrika brutale veroveringsoorlogen. Geen westerse verrijking, geen ‘beschaving der zeden’, geen moderne democratie zonder wreedheid en bloedbad, zonder ‘de instelling van een wereldomvattend regime van ongelijkheid’.
Toch – of juist daarom – groeide de mythe dat het leven in een democratie ‘in essentie vreedzaam is, beschaafd en ontdaan van geweld’. Geweld komt van buiten, van moslims, Negers (Mbembe schrijft Negers, net als Blanken, altijd met hoofdletter), vluchtelingen, drenkelingen, terroristen en ander aangespoeld wrakhout.Mensen die op grond van uiterlijk of herkomst ‘illegaal’ worden genoemd, hun mens-zijn gereduceerd tot hun migratie. Ze worden volkomen legaal opgesloten in kampen en gevangenissen, soms gemarteld (Guantanamo), vaak teruggestuurd. Opgeruimd staat netjes.
Geglobaliseerde apartheid
Ieder ‘wij’ impliceert een ‘zij’ – ongelijksoortigen. Eigen volk sluit de rangen tegen die als bedreiging waargenomen buitenstaanders. Democratieën kunnen niet zonder tegenstanders, hebben een al dan niet denkbeeldige vijand nodig. Terroristen komen als geroepen – alomtegenwoordig, naamloos en niet aan plaats gebonden als ze heten te zijn.
De door westerse media opgeblazen terreur valt in het niet bij de terreur die wij Blanken hebben aangericht in kolonies, met slavenhandel en slavernij. Onze angst steekt ook schril af tegen onze onverschilligheid ten opzichte van de velen die proberen te ontkomen aan de mede daardoor ontstane derdewereldellende. Vluchtelingen worden, zoals destijds inboorlingen, behandeld als overbodig leven. En niemand denkt zich te moeten verantwoorden voor dit racisme zonder naam.
Blind voor onze aanvalsoorlogen tegen Irak, Afghanistan en Syrië, doen we alsof ons van buitenaf een wereldwijde oorlog wordt opgedrongen in de vorm van terrorisme. We eigenen ons een slachtofferstatus toe om er een recht op zelfverdediging aan te ontlenen. In naam van de ‘oorlog tegen de terreur’ wordt een permanente uitzonderingstoestand gecreëerd, worden grenzen en kampen dichtgetimmerd, privacy en mensenrechten ingesnoerd van al wie door uiterlijk of herkomst verdacht lijkt. En zo ruilen we in naam van eigen rechten, grondwetten of vrijheden stukje bij beetje de democratie opnieuw in voor een vijandige samenleving.
Terreur en contraterreur zijn twee gezichten van eenzelfde werkelijkheid. Westerse coalities bombarderen zonder onderscheid des persoons. Zo ook de terrorist. Onze (vreemdelingen)angst gaat ook nu gepaard met opflakkerend nationalisme. Alleen bij aanslagen in eigen land wordt opgeroepen tot een minuut stilte. Rouw op commando noemt Mbembe het.
Gemeten aan terrorisme wereldwijd valt het met de terreur in het Westen relatief mee. Volgens de Global Terrorism Index van 2016 (Institute for Economics & Peace) maakte het terrorisme in 2015 29.376 dodelijke slachtoffers. Maar liefst 72% van deze slachtoffers viel in Irak (38%), Afghanistan (17,8%), Syrië (8,2%), Nigeria (7,1%) en Pakistan (3,7%). Het rapport stelt verder:
Repressie, oorlog en geweld leveren de voedingsbodem in incidenten die 99 procent van alle terreurdoden maken: 95 procent valt in landen die zich in een gewapend conflict bevinden, 4 procent in landen waar politieke terreur heerst (verdwijningen, folteringen, politieke gevangenen).
In de rijke OESO-landen valt ‘slechts’ 1% van alle terreurdoden.
Sta ook even stil – zonder wat dan ook te minimaliseren, laat staan goed te praten – bij het aantal verkeersdoden. Volgens het Global status report on road safety van het WHO van eind 2015, sterven wereldwijd jaarlijks zo’n 1,25 miljoen mensen in het verkeer.
Doodlopend humanisme
Gezien door Afrikaanse ogen houden de universalistische pretenties van ons westers humanisme niet lang stand. Ons humanisme kon zich blijkbaar maar waarmaken door anderen te dehumaniseren. ‘De striptease van het humanisme’, noemde Jean-Paul Sartre dit in zijn woord vooraf bij Les damnés de la terre (1961) van Frantz Fanon, de tiersmondist aan wie Mbembe een mooi hoofdstuk wijdt.
Over het menselijke kan alleen worden gesproken in de toekomende tijd. Mbembe streeft naar de emancipatie ‘van al het levende, voorbij het humanisme’. Kwetsbaarheid is onze gemeenschappelijke grond. Alle leven is breekbaar en eindig, op doortocht op een gemeenschappelijke en bedreigde aarde. Mbembe pleit voor een ethiek van de passant, een mensheid in wording, al vreest ook hij dat het te laat is voor een levenswaardige samenleving voor iedereen.