Geschiedenis door het sleutelgat

Gebeurtenissen zijn veelzijdig, worden onvermijdelijk vanuit een bepaald perspectief ervaren en kunnen op verscheidene wijzen belicht worden. Een verkeersongeval bijvoorbeeld wordt verschillend waargenomen door slachtoffers, daders en omstanders. Positie, betrokkenheid en persoonlijke kenmerken beïnvloeden de interpretaties. Dat geldt in nog sterkere mate voor wat niet meer direct zichtbaar is, het verleden. Het destijds al veelvormige wordt nu achteraf waar-genomen, indirect, vanuit en omwille van hedendaagse motieven. In zoverre een verleden herinnerd of bestudeerd wordt, zijn er hedendaagse waarden en doelstellingen mee gemoeid. Juist daarom is het waarde(n)vol, waard herinnerd te worden. Actuele bekommernissen, de wijze waarop de toekomst gepland en ingericht wordt, bepalen tot op zekere hoogte wat en hoe wij ons herinneren. Delen van het verleden worden vrijwel automatisch geselecteerd en op een bepaalde wijze voorgesteld, ingekaderd in het motief van onze herinnering.

Hoe groter de waarden en belangen die op het spel staan, hoe sterker vertekening en meningsverschillen kunnen zijn. Geen wonder dat bijvoorbeeld interpretaties van de tweede wereldoorlog en jodenmoord vaak mijlenver uit mekaar liggen. Herdenken is niet alleen ingetogen herinneren, levendig houden, maar ook opnieuw denken, anders belichten, verklaren en gebruiken. Brokstukken verleden geraken aangepast aan de lessen die er hier en nu, met het oog op de toekomst, moeten worden uit getrokken. Het wordt vereenvoudigd en gecondenseerd, de afloop wordt als oorspronkelijke bedoeling voorgesteld, de grijze zone van morele onbeslistheid verdwijnt achter de geruststellende eenvoud van schuld en verdienste, goed en kwaad.

Pijnlijk duidelijk wordt dit alles wanneer het waardenbeladen verleden wordt ontkend. De verontwaardiging kent geen grenzen als verblinden de jodenmoord, dit overduidelijke extreem-rechts teken aan de wand, domweg ontkennen. De inzet is ook groot geworden. Jodenuitroeiing en gaskamers hebben in het groepsgeheugen geleidelijk alle andere verschrikkingen naar de achtergrond verdrongen. Sommigen zien de hele oorlog als louter middel tot de jodenmoord. Dat de verantwoordelijkheid voor ontketening, verloop en escalatie breder en ingewikkelder was, is uit ons zicht verdwenen.

Niet de werkelijkheid van de jodenuitroeiing staat op het spel, die is voldoende gekend en bewezen, maar haar politiek-ideologische betekenis. Erkenning en herdenking van de jodenmoord zijn wachtwoorden geworden voor politieke correctheid. Zozeer zelfs dat de geestelijke erfgenamen van het nazisme zich onlangs openlijk aansloten bij de algemene juridische veroordeling van haar ontkenning of minimalisering, publiek veroordeelden wat nochtans ook in hun ideologie schuilgaat. Sinds zijn ontkenning is dit verleden niet meer wat het geweest is. Wie op historisch onjuiste voorstellingen wijst stelt zich bloot aan ideologische verontwaardiging en verdachtmaking. Dat valt te betreuren, ontkenners blijven immers gebruik maken van deze onjuistheden om twijfel te zaaien.

De jodenmoord, haar negatie en de reacties daarop zijn ideologisch en geschiedkundig gezien dermate complex en beladen, dat analyse en weerlegging van die ontkenning niet alleen omvangrijke en gedetailleerde historische kennis vereist maar ook grote wetenschappelijke en maatschappelijke afstandelijkheid. Voor geschiedkundigen is het leerrijk materiaal om de voorwaarden en grenzen van hun vak theoretisch af te tasten. Wie de ontkenning tot onderwerp neemt om het vak te leren beheersen, mag van geen kleintje vervaard zijn. Stijn Vanermen schrok er als student niet voor terug en heeft met zijn licentiaatsverhandeling bewezen uit het goede hout gesneden te zijn. In dit proefschrift werden een aantal werken van enkele belangrijke ontkenners op genuanceerde en vrij objectieve wijze voorgesteld. De negationistische stellingen werden meestal goed samengevat. Nog verdienstelijker was het tweede deel, een literatuuronderzoek naar de doorwerking van het ontkennersgedachtengoed in een aantal Belgische extreem-rechtse tijdschriften.

Deze studie werd nu tot een boek omgewerkt. Voor wetenschappelijk-vulgariserende publicaties gelden andere maatstaven dan voor een proefschrift. Vanermens weergave, interpretatie en weerlegging van de ontkenners is onvolledig en deels onjuist. Dat heeft met twee onderling samenhangende factoren te maken: onvoldoend overzicht op deze uitermate complexe materie en weglating van velerlei aspecten ervan. Alleen extreem-rechts genspireerde ontkenners komen aan bod. Ontkenning uit linkse en joodse hoek worden welbewust weggelaten. Het eerste expliciet, het tweede stilzwijgend. Een enkele linkse ontkenner, Paul Rassinier, stamvader van Franse ontkenners, moest besproken worden, maar diens evolutie van revisionisme (herziening) naar negationisme (ontkenning) wordt onvolledig en deels fout weergegeven. Ook de vele vertekeningen en onjuistheden in het stereotiep Holocaustbeeld worden zo goed als volledig verzwegen. Het politiek-ideologisch gebruik van de judeocide wordt doodgezwegen. Toevallig is dit alles niet, linkse en joodse ontkenners kunnen alleen in die context begrepen worden.

Hoe begrijpelijk deze weglatingen ook mogen zijn, zeker voor een beginnend wetenschapper, ze beperken de analyse en vervormen de verklaring. Als vergeten van gruwel tot herhaling doemt, dan valt ook te vrezen dat een gehalveerde en verdraaide herinnering gevaren inhoudt voor de toekomst. Wie het verleden door een sleutelgat bekijkt mag dat nog zo objectief en plichtsgetrouw doen, wat waargenomen wordt zal speculatiever verklaard worden dan strikt nodig. Doordat de samenhang en wisselwerking met wat buiten het blikveld ligt zich aan interpretatie onttrekt, zullen sommige gebeurtenissen niet alleen onvolledig maar ook fout worden voorgesteld. Selectie moge onvermijdelijk en zelfs noodzakelijk zijn, vraag is hoeveel kan en mag worden weggelaten zonder dat de verklaring ontwaard wordt.

Ontstaan en voortbestaan van de Holocaustontkenning hangen ten dele samen met stereotiepe en politieke voorstellingen van de jodenuitroeiing. Wordt het negationisme van deze historische context losgekoppeld dan kan het noch volledig verklaard, noch afdoend weerlegd worden. Een voorbeeld. Vanermen klaagt herhaaldelijk aan dat ontkenners stellen dat er in Auschwitz, anders dan bepaalde getuigen beweren, onmogelijk drie miljoen mensen konden worden vergast en gecremeerd, maar dat dit cijfer inderdaad driemaal overdreven is vermeldt hij niet. Omwille van de boodschapper en diens abjecte bedoelingen wordt aldus een historisch fout gegeven door een historicus bekrachtigd.

Vanermen veroordeelt dat ontkenners alle aandacht toespitsen op de gaskamers en "opzettelijk vergeten te vermelden" dat de volkenmoord zich ook op andere manieren voltrok, maar hij vergeet te vermelden wat hieraan ten grondslag ligt. Vanaf de jaren zestig werd vanuit bepaalde joodse hoek het belang van de gaskamers almaar meer overtrokken, met de al dan niet bewuste bedoeling deze volkenmoord van alle andere genocides te onderscheiden. Mede daarom gingen ontkenners zich steeds meer toespitsen op de gaskamers en daardoor werd het voor historici steeds moeilijker een genuanceerder beeld door te drukken. Vanermen vermeldt meermaals dat ontkenners het Neurenbergproces bekritiseren, maar verzwijgt (of weet niet) dat het inderdaad sporen draagt van overwinnaarsrechtspraak. Ook toen werd een en ander buiten beschouwing gelaten of vereenvoudigd, zelfs de judeocide kreeg niet de aandacht die historisch en juridisch gezien gerechtvaardigd was.

Vanermens weerwerk tegen het negationisme is zwak. Alleen overtuigend voor wie toch al overtuigd was. Onvoldoend overzicht bemoeilijkt natuurlijk inzicht in wat niet meteen duidelijk is vanuit beperkte en gesimplifieerde optiek. Het is ook een aartsmoeilijke klus, zeker voor een pas afgestudeerd historicus. Niet alleen de complexe escalatie van discriminatie naar genocide moet uit de doeken worden gedaan, ook de betrokkenheid van de vrije wereld, de betekenisveranderingen die de jodenmoord en de geschiedschrijving daarover ondergaan hebben, hoe dit alles verweven is met politieke ontwikkelingen in het Midden-Oosten en reacties daarop. Zonder dit breder perspectief worden stukken verleden aangepast aan de politiek-ideologisch vereenvoudigde lessen die eruit getrokken moeten worden. Nog een voorbeeld.

Vanermen maakt van Maurice Bardèche de grondlegger van het negationisme. Deze fascist zou in Nuremberg ou la terre promise (1948) herhaaldelijk de gaskamers ontkennen. Maar zelfs op de bladzijden waarnaar Vanermen verwijst doet Bardèche dat geenszins. Integendeel, in Bardèches ogen kregen de joden hun verdiende loon, al had dat voor hem niet gemoeten. Hij vindt dat de Fransen er zich niet zo druk mogen over maken, het ging tenslotte maar om joden, niet om Fransen. De Fransen moeten de Duitsers niet veroordelen maar te vriend houden om het echte gevaar, het communisme, te bestrijden. Bardèche wou de geschiedenis die toen op deels partijdige manier geschreven werd in extreem-rechtse zin herzien. Een fascistisch geïnspireerd revisionist, geen ontkenner, laat staan de grondlegger van het negationisme. Wie de blik beperkt tot extreem-rechtse boosdoeners loopt gevaar begin en einde van een escalatie door elkaar te halen, het verleden tot zijn afloop te herleiden. Dat ontkenners zelden naar 'grondlegger' Bardèche verwijzen ligt, anders dan Vanermen oppert, minder aan zijn openlijk fascisme dan aan het storend feit dat hij de jodenmoord niet ontkende. Daarenboven verwijzen ze natuurlijk liever naar een linkse stamvader, Rassinier. Maar dat past minder goed in Vanermens verhaal. Hij schildert de stellingen en persoon van Bardèche nog negatiever af dan ze waren, en gebruikt het feit dat Karel Dillen destijds diens boek vertaalde om het Vlaams Blok zwarter dan zwart te maken. Ook de wijze waarop Vanermen extreem-rechts, antisemitisme en negationisme door elkaar haalt gehoorzaamt aan dit patroon. Ik smaak elk argument tegen extreem-rechts, maar als wetenschapper moet en wil ik waar het enigszins kan onderscheid blijven maken tussen feit en fictie.

Vanermen benadert de ontkenning grotendeels los van haar context, ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis; als een ahistorisch fenomeen. Dat is het tegendeel van wat de wetenschap nastreeft die, even betekenisvol als onterecht, de naam draagt van haar onderwerp: de geschiedenis. De beperkingen die Vanermen zich heeft opgelegd liggen minder voor de hand dan op het eerste zicht lijkt, werden meer ingegeven door politiek-ideologische dan door geschiedkundige doelstellingen. In plaats van de belangrijkste ontkennersargumenten te analyseren en te weerleggen (voorwaar géén geringe doelstelling) valt veel te zeggen voor een anderssoortige beperking: doorgedreven analyse van één ontkennersargument in al zijn complexiteit, historische en politiek-ideologische veroorzaking en evolutie.

Om begrijpelijke redenen valt Vanermens gedeeltelijke en ahistorische voorstelling van zaken in de smaak. Vanuit bepaalde joodse middens werd hij al benaderd om een brochure te vervaardigen voor de schoolgaande jeugd. Nu maar hopen dat hij tijd en - onwaarschijnlijker - ruimte krijgt om een vollediger en meer genuanceerd beeld op te hangen. Dat niet nog een generatie wordt wakker gemaakt tegen 'het' fascisme door middel van een onvolledige en deels foute voorstelling van de jodenmoord en haar ontkenning. Want dan blijft het dweilen met de kraan open.

Vanermen, Stijn - De ontkenning van de jodenuitroeiing, Brussel, VUBPRESS, 1996

Verschenen in De Morgen, 23.1.1997