Alle begin is moeilijk | De seksuele 'revolutie' in Vlaanderen

De late lente van 1961. Jaap Kruithof, professor in de filosofie, en Jos Van Ussel[1] verspreiden een enquêteformulier aan universiteiten, normaalscholen, academies, hogescholen en het laatste jaar middelbaar. Eénennegentig vragen peilen naar het 'seksuele probleem', veroorzaakt door de opvoeding en het beklemmend anti-lichamelijke klimaat in Vlaanderen.

Idee en uitwerking van de enquête en het boek dat erop volgde, Jeugd voor de muur (1962),[2] waren van Van Ussel. Kruithof stond erachter, ze bespraken alles samen en hij las alles zorgvuldig na. Van Ussel had verschillende beweegredenen: persoonlijke frustraties in verband met seksualiteit, getuigenissen van leerlingen over seksuele problemen in zijn lessen zedenleer en de lectuur van innoverende werken als de rapporten van Alfred Kinsey (Sexual behavior in the human male, 1948; Sexual behavior in the human female, 1953) en Eberhard Kronhausen (vooral Sex histories of American college men, 1960). Een en ander kaderde ook in de strijd om een nieuwe richting aan de Gentse Rijksuniversiteit, de moraalwetenschap, die in 1963 werd opgericht.

Om opzet en resultaat van de enquête, haar revolutionair karakter én de reactie erop goed te begrijpen, moeten ze in hun tijd worden teruggeplaatst. Een sfeerbeeld kan daarbij helpen.

Op een mooie zomerdag in 1962, het jaar dat Jeugd voor de muurverscheen, liep ik als zeventienjarige op de dijk in Oostende. Snikheet was het, hemd uit en om de lenden. Een politie-agent hield me tegen. Aantrekken dat hemd! Waarom? Omdat het onzedig is! Maar meneer, op een paar meter van hier liggen ze in zwembroek en badpak! Niet tegenpruttelen! of wilde soms mee naar den buro?

Drie jaar later. Een wandeling op het platteland met m'n verloofde (je had toen geen lief, je was verloofd). Op een verscholen plekje in het riet wriemelen we onbeholpen aan mekaars beklede lichaam. Wat is dat hier allemaal?! - een veldwachter. Wat we ervan zouden vinden als onze ouders dit te weten kwamen? Na een intimiderende identiteitscontrole volgt het verlossende "Allé, maakt dat ge weg komt!"

Toen Jeugd voor de muur van de persen rolde, waren in België voorbehoedmiddelen verboden voor mensen beneden de eenentwintig. De Belgische Vereniging voor Seksuele Voorlichting spande zich in om dat tot achttien terug te brengen voor jongeren die een schriftelijke verklaring van de ouders konden voorleggen.

In veel gemengde scholen waren er, zo blijkt uit de enquête, "aparte ingangen en speelplaatsen" voor jongens en meisjes, "soms gescheiden door prikkeldraad". Elk contact moest vermeden worden, samen naar school fietsen mocht niet, terwijl ze "op verkeersborden samen staan, hand in hand".


Rondvraag

Openlijke doelstelling van de enquête was nagaan hoe "het seksueel leven van jongeren verkwijnt of zich ontwikkelt", of ze behoorlijk voorbereid aan het huwelijk beginnen. Min of meer verborgen doelstelling was "het bekend maken van de grote seksuele nood", wantoestanden aanklagen. De strijd aanbinden, vertelt Jaap Kruithof me veertig jaar later, tegen de katholieke moraal, tegen de harde conservatieve kern. In het woord vooraf bij de tweede editie (1963) hebben Kruithof en Van Ussel het onomwonden over "een aanklacht, een harde kritiek". De enquête was dus meer middel dan doel. In het boek wordt ze overigens alleen ter illustratie gebruikt.

Er viel ook weinig mee aan te vangen. Van de 600 verspreide enquêteformulieren keerden er maar 128 ingevuld terug. Daarenboven waren sommige vragen aan de suggestieve kant. Er kan dus niet volledig uitgesloten worden dat er ongewild een selectie gebeurde van probleemgevallen of een anderszins niet representatieve groep jongeren. De auteurs springen niet altijd even kritisch om met hun materiaal. Jongeren die zich beroepen op extreme seksuele ervaringen worden op hun woord geloofd. Ook discutabel is de beperking tot jongeren "met een hogere studievorming", al wordt dat lichtjes gecorrigeerd door summiere verwijzingen naar Kinsey. De auteurs zelf wijzen op de beperkte waarde van hun onderzoek. Ze hadden noch de tijd, noch de middelen om een groot onderzoek op zijn Kinseys te doen. Het is, beklemtoont Kruithof nu, geen wetenschappelijk maar een ideologisch, waardegeladen werk.

Revolutie

Het beeld dat van de jongeren wordt opgehangen, is nogal wazig. Het is één grote seksuele ellende, maar er zijn jongeren (hoeveel?) die als echte "lekkerbekken" aan de seksdis aanschuiven. Oppassen voor gulzigheid, waarschuwen Van Ussel en Kruithof, want wie zich "te buiten gaat krijgt behoefte aan nieuwe en sterkere prikkels". Op den duur hebben ze "zo'n onnatuurlijke hulpmiddelen nodig dat (...) hun toestand geperverteerd is". Ze zijn "de smaak van het gezonde brood verleerd, zijn armer dan ooit te voren". Door hun "zeer kunstmatige orgasmenjacht bedrijven ze roofbouw op hun eigen persoon". Daarnaast is er ook nog sprake van de "moderne jeugd onder de jongeren". Die houdt er een cynische houding op na, "koppelt seks los van liefde, komt op voor polygamie, beschouwt seks als goedkoop amusement". Vanuit "de mateloze verveling van haar bestaan grijpt ze gemakkelijk naar de chloroform van de seksuele spanning: 'Wat gaan we doen: in bed kruipen of naar de bioscoop gaan?'". Een (andere?) groep jongeren gaat zijn eigen weg "naar een verantwoorde seksuele levenswijze", maar de meesten zijn toch "seksuele hongerlijders". Toch besluiten Kruithof en Van Ussel optimistisch. De jeugd integreert het seksuele makkelijker in het mens-zijn, "zij kan én seksueel én mens zijn, slaagt erin aan het seksuele een zin te geven die uitgaat boven de dierlijke biologische noodzaak en boven de mechanische en genitale bezigheid van de voortplanting".

Oorzaak van alle ellende is "de eenzijdige obsessie van de antiseksuelen". Jongeren beleven seks vol angst. Angst voor straf, ziekte, zonde, zwangerschap, illegale abortus, ongehuwd moederschap, angst ontdekt te worden. Sommige jongeren vragen zich af "hoe die seksuele kwaal in de wereld is gekomen". Ze verlangen naar het huwelijk "omdat dan al die seksuele miserie voorbij zal zijn". In afwachting gedragen velen zich roekeloos, gebruiken middelen die "specialisten nog niet eens aanraden in een huwelijk waar een zwangerschap geen ramp zou zijn".

Kruithof en Van Ussel pleiten voor een ander seksueel wereldbeeld, met als instrument een degelijk ingerichte cursus zedenleer. De seksuele moraal is tijdgebonden, hij moet totaal herzien worden in het kader van een algemeen maatschappelijke hervorming. Het mag niet meer kunnen dat het "onderwijs juristen, criminologen, huisartsen, psychologen, pedagogen, sociologen en sociale assistenten op de maatschappelijke markt gooit die bijna totaal onwetend zijn betreffende de seksuele problematiek". Vandaar dat er geen goede wetten, gezonde opvoedingssituaties, verantwoorde morele principes zijn. En dat leidt op zijn beurt "tot onrechtvaardige rechtspraak, onduldbare sociale sancties, veel jeugdellende, veel mislukkingen in huwelijk en in carrière".

Jeugd voor de muur bevat interessante inzichten en getuigt van veel gezond verstand. In 1962, het jaar dat 'de pil' in Vlaanderen werd geïntroduceerd, voorspellen de auteurs "de toekomstige grote invloed van de steriliserende pillen die de gevolgen van de extramaritale seksualiteit bij de vrouw doeltreffend zullen verhinderen en haar gedrag zullen wijzigen".

Het is een 'stout' boek. Opvoeders en ouders worden meer dan eens uitgedaagd en... op ideeën gebracht: "Hoe waakzaam volwassenen ook zijn, achter hun rug gebeuren naar aanleiding van soms onschuldige activiteiten, allerlei dingen waar ze niet het minste vermoeden van hebben". Ouders die aan controledwang lijden krijgen de raad hun kroost beter in de gaten houden tijdens de vakantie, want "wat er dan gebeurt overtreft het gedrag thuis". De tijd is niet veraf meer dat "meisjes van vakantie thuiskomen met een zonneslag en een baby".

In het Vlaanderen van begin jaren zestig was Jeugd voor de muurrevolutionair, ook al was het, zoals de auteurs zelf opmerken, "op wereldvlak een heel gewoon boek", zeker niet "(te) vooruitstrevend". Maar in Vlaanderen waren velen zwaar geschokt door de wetenschap dat veel jongens dertig keer per maand masturbeerden, sommigen tot zeven keer per dag. En iedereen deed het, ook "geestelijken tijdens de les", getuigden de jongeren, "sommige leerkrachten zaten opvallend lang met de hand diep in de broekzak", al is het, haasten Van Ussel en Kruithof zich, "niet zeker dat zulke daden in deze zin geïnterpreteerd moeten worden".


Reacties

In studentenmiddens kende het boek zeer veel bijval. Het werd met rode oortjes verslonden en druk besproken. Het besef dat iederen 'het' deed, werkte bevrijdend. Ze stonden niet meer alleen met hun problemen en 'afwijkingen', hun schuldgevoelens bleken ongegrond te zijn. Velen gingen te rade bij de auteurs; Kruithof heeft het over files op zijn spreekuur; er "stonden files op mijn spreekuur", zegt Kruithof.

Over de maatschappelijke weerslag verschillen de meningen. Maar commotie was er zeker, het donderde en bliksemde vanop de preekgestoeltes, de Gentse universiteit werd afgeschilderd als een 'verderfelijk en goddeloos' oord. In de katholieke Boekengids van 1962 noemde ene "Prof. Dr. V. Heylen, pr" de enquête een "lofwaardig opzet", doch niet representatief. Hij betreurt dat er daarnaast een "spijtig boek werd bedreven (...), fanatiek propagandamateriaal voor seksuele vrijzinnigheid en vertwijfeling". InStreven had een jezuïet het over een nefast boek, te relativistisch, te veel voorbeelden, waarvoor "het strengste voorbehoud" moest gelden.[3]

Volgens Kruithof bracht de steen in de kikkerpoel weinig deining teweeg. In katholieke kring werd met dédain gereageerd. Het vrijzinnige kamp bewaarde afstand, het boek was "te stout, te plat, te direct". Scheldpartijen waren er wel, maar er kwam geen debat op gang.

Van Ussel en Kruithof, die zich toch al ergerden aan de trage evolutie naar een nieuwe seksuele moraal, waren gefrustreerd en boos. Ze pikten het niet dat niemand serieus inging op hun uitdagend essay. Daarom trokken ze in het woord vooraf bij de tweede editie àlle registers open. De reacties wijzen op het "vrij achterlijke levensklimaat in Vlaanderen", op "de geraffineerde wijze waarop het antiseksuele syndroom zich bij sommigen verschuilt achter een zogenaamd hoogstaande redelijkheid". Zij die "een zogenaamde verzorgde opvoeding hebben genoten" gaan gebukt onder "een hoop waanvoorstellingen en infantiele uitingen (...), een fiasco van de zo zelfzekere traditionele pedagogie". Jongeren worden door verbodsmoralen geïnfantiliseerd en geperverteerd tot "onvruchtbaar seksualisme, masturbatie, neurosen, mensenkwelling", terwijl "de toorn losbreekt tegen hen die de jeugd boven de tafel willen laten uitgroeien...".

Kruithof en Van Ussel ronden af met een geruststellend bedoeld maar onheilspellend aandoend bericht dat "het gehele dossier in september 1962 werd vernietigd. Dat is jammer, want het vormde interessant studiemateriaal, waaruit in dit boek slechts een gedeelte (en dan nog het braafste!) gereproduceerd werd. Maar het bestaan van een verzet dat voor geen enkel middel zou terugdeinzen, deed ons hiertoe besluiten met het oog op de veiligheid van hen, die de eerlijkheid en de positieve wil hadden om mee te werken voor meer menselijkheid en begrip". Gedramatiseerde frustratie, zeer begrijpelijk. Kruithof herinnert zich de vernietiging van het dossier niet meer, maar in zijn archief zit er niets meer, en er zat, voor zover hij weet, ook niets in de nalatenschap van Van Ussel.

Onderzoek en boek waren, stelt Kruithof nu, prematuur. De tijd was niet rijp voor deze "eerste fase in de revolte van '68". Ze "kwam te vroeg en was te beperkt".


Massamedium

Vijf jaar na Jeugd voor de muur deed een tv-programma van Paula Semer,Het gelukkige gezin (BRT, 1967), veel meer stof opwaaien. Kanunnik De Haene, Guido Roscam (Katholieke Jeugdraad), mevrouw Th. De Geest-Materne (van het katholieke Kultuurleven) en Kruithof bogen zich over seksuele voorlichting, partnerkeuze, flirt en huwelijk. Het gesprek werd doorsneden met getuigenissen van jongeren en enkele ouders. Het ging vooral om voorhuwelijkse seksualiteit - 'betrekkingen', zei iedereen. Allen waren het erover eens dat die in bepaalde omstandigheden "niet afgekeurd moesten worden". Kruithof pleitte voor degelijke voorlichting, premaritale seks ook voor wie niet direct op trouwen uit was,  en aan het slot van de uitzending, toen geen wederwoord meer mogelijk was, voor degelijke voorlichting over voorbehoedmiddelen. De Geest viel Kruithof herhaaldelijk bij, de anderen zaten erbij en keken ernaar. Deze stilzwijgende instemming van katholieke zijde, dàt was het belang van deze uitzending.

Vanop een afstand van vier decennia oogt de uitzending eerder braaf. In de media ging ze aanvankelijk bijna onopgemerkt voorbij. Maar toen kwamen de lezersbrieven en opiniestukken van ontgoochelde katholieke kijkers. Er brak een storm van verontwaardiging los over het feit dat de katholieke boegstukken geen weerwerk hadden geboden, ja zelfs ingestemd hadden met Kruithof. En die man zag "allemaal beestjes" (spermatozoïden?), zoals een boze kijker het in Het Volk verwoordde. In Kerk en Leven schreef Prof. Mgr. Heylen, consultor op het Concilie voor huwelijksmoraal, dat "elke opzettelijke verkrachting van de seksuele liefde voor het huwelijk een verloochening betekent van de volwaardige, menselijke en goddelijke zin van het echtelijk samenleven". Het debat kwam op gang, langzaam maar zeker.

Volgens Ronald Commers, die een interessant boekje over deze uitzending heeft gemaakt,[4] bleef de reactie beperkt tot academische kringen. Kruithof is het daar absoluut niet mee eens en ook de door Commers verzamelde reacties spreken dat tegen.


Kinderen van hun tijd

Bij herlezing van Jeugd voor de muur valt op, dat zelfs de dwarsdenkers als Van Ussel en Kruithof nog vastzaten aan bepaalde stereotiepe opvattingen. Een duidelijker bewijs voor de enorme kracht van de toenmalige remmingen en taboes kan ternauwernood. In het revolutionaire betoog klinkt af en toe conservatisme door.

Neem masturbatie. Ze winden er geen doekjes om: "elk orgaan wil in werking treden zodra het daartoe in staat is", dat is nu eenmaal "de wet van het leven". Elk orgaan "wordt beter door gebruikt te worden, dus ook het seksueel orgaan". Niet de masturbatie maar haar interpretatie en schuldgevoelens zijn schadelijk; "wie vast gelooft dat een bepaalde handeling schade moet verwekken, zal waarschijnlijk iets voelen".

Deze geruststellende, relativerende woorden waren, zo blijkt uit de enquête, hard nodig. Veel studenten geloofden nog dat masturbatie willoos en uiteindelijk blind of impotent maakte, dat je er je haar van verloor, dat je geen of abnormale kinderen kreeg ("ik hoop dat het zaad dat ik nu verspil, me later niet te kort zal schieten"). Bijna niemand twijfelde eraan dat er ernstige psychische gevolgen waren, egoïsme, vereenzaming en onaangepastheid.

Vervolgens brengen Van Ussel en Kruithof de 'geobsedeerde masturbanten' ter sprake, zonder goed duidelijk te maken wie tot die categorie behoort. Jongeren die hun "lichaam afbeulen", in een "duivelskring zitten waarin de sterksten gekraakt of voor goed verminkt kunnen worden", vooral omdat ze zich zondig voelen. Men kan zich maar beter leren beheersen, anders vervalt men "in de eenzijdigheid van de seksuele maniak". Zelfbevrediging, besluiten ze, is "sollipsistisch gedoe", voor volwassenen een "gebrekkige vorm van bevrediging".

Masturbatie is liefdeloos. Zo ook "sommige soorten prostituele omgang en vrijages". Jongeren die op het andere geslacht jagen, zijn "klieraanbidders". "Harteloze lady-killers, wrede maagdenjagers" die "weinig gevoelens te investeren hebben". Hun contacten zijn "weinig meer dan een zielloze uitwisseling van fysische en chemische reacties". Sterk seksuele personen, "vrouwen van het Messaline-type" en "hypersensuele mannen" worden minder sympathiek genoemd.

Homoseksualiteit wordt alleen gedoogd. Homo word je omdat "de toegangswegen naar de heteroseksualiteit te zeer versperd" zijn. Veel homoseksualiteit is nood- of gelegenheidsseksualiteit die "achteraf wel vanzelf verdwijnt". Niet panikeren, het gaat wel over, "personen met jarenlange homoseksuele ervaring kunnen soms perfect heteroseksueel gericht worden". De auteurs hebben het even over de "slachtoffers of partners" van "homoseksuelen en pederasten". Het is, besluiten ze, "niet wenselijk iemand in de homoseksualiteit te duwen, maar even weinig wenselijk is het een drama te maken van iets dat beter aangepakt wordt in een sfeer van begrip. Homoseksuelen hebben geen verwijten en beschuldigingen nodig. Het zal hen goed doen, te vernemen dat ze niet zo abnormaal zijn als ze denken, dat ze niet voor goed veroordeeld zijn. Alleen als de weg naar het andere geslacht totaal geblokkeerd is, worden ze een geval dat best in handen komt van een psychiater of een psychotherapeut met een begrijpend hart. Indien we werkelijk de homoseksuele fixaties willen vermijden, moeten we de opvoedingssituatie aanpassen door de weg naar het andere geslacht vrij te maken".

Prostitutie wordt afgekeurd, "slechts wie arm is aan menselijk contact is gedwongen veel geld te besteden aan het kopen van seksualiteit". De prostitutie zal "niet gemakkelijk verdwijnen, maar dat neemt niet weg dat ze principieel moet worden bestreden", prostituees worden immers uitgebuit. Overspel wordt in één zinnetje veroordeeld: "Hoeveel egoïstisch schijngeluk wordt hier niet geroofd, ten koste van onverdiend leed van de andere partner?".

Ook pornografie, "schunnige films" en prikkelende reclames kunnen niet door de beugel. De "maatschappij achtervolgt ons met een maximum aan prikkels en voorziet slechts een minimum aan dikwijls minderwaardige uitingskansen". Die prikkels zijn kunstmatig, van "slechte esthetische kwaliteit" en "te brutaal". Dat laatste moet blijken uit een uitspraak van een 21-jarige, vrijzinnige jongeman: "Ik herinner me dat ik in een Franse film eens een vrouw heb gezien die haar borsten toonde. Ik was toen gedegouteerd". Een goede illustratie van wat de auteurs elders schrijven: "de bliksem komt terecht in een droge schuur, die klaar staat om in vlammen op te gaan. De goede aardleiding ontbreekt".

Kruithof en Van Ussel zijn voor een bepaalde vorm van censuur. Niet enggeestig anti-seksueel natuurlijk, erotische stimuli mogen en moeten, maar "we mogen niet vergeten dat het wenselijk kan zijn de mens te beschermen tegen zichzelf en tegen wat hem onverhoeds op het lijf kan vallen". Het individu heeft "zijn eigen moraliteit niet in de hand".

In het verlengde van hun verklaringsschema - seksualiteit wordt onderdrukt omdat men obsessioneel met seks bezig is - voorspellen ze, dat eens "de nodeloze remmingen vermeden zijn, de typisch westerse cerebrale obsessie met seksualiteit kleiner zal worden". De "harstochtelijk geladen belangstelling zal slinken", het seksuele zal vanzelfsprekend worden, "zeker geen onderwerp om een heel boek over te schrijven". Een utopie, zeker, maar dat we van héél ver komen, dat er in de voorbije veertig jaar inderdaad een seksuele omwenteling heeft plaatsgegrepen, moge ondertussen duidelijk zijn. Het begrip 'revolutie' is misschien niet op zijn plaats. Alles ging nogal geleidelijk in zijn werk, en waarschijnlijk waren morele en ideologische factoren minder doorslaggevend dan economische, sociale en politieke. Welvaart, winstbejag en consumptiegerichtheid speelden een belangrijke rol in de realisatie - én de kapitalistische uitbuiting - van de vrijheid en openheid die velen met zoveel inzet nastreefden.


Epiloog

Dit artikel is slechts een eerste verkenning. Al doende bleek dat er verrassend weinig onderzoek is gebeurd naar beginfase en vervolg van de 'seksuele revolutie' in Vlaanderen. Veel archiefmateriaal, zoals de aangehaalde tv-programma's, is zoek of niet raadpleegbaar. Veel werk aan de winkel dus, stof te over voor een paar thesissen of een doctoraat. Hoog tijd ook voor een grootschalig onderzoek naar de seksuele attituden en beleving van jong en oud in Vlaanderen en België.[5]

 

Noten

[1] Jos Van Ussel (1918-1976) werd op zijn veertigste doctor in de geschiedenis, met een opzienbarend proefschrift over De geschiedenis van het seksuele probleem (titel van de handelseditie uit 1968). Vlaanderens eerste (en enige) historicus van de seksualiteit had naar Nederland moeten uitwijken. In 1970 verscheen zijn geruchtmakende Afscheid van de seksualiteit waarin hij brak met de enggeestige benadering van de seksualiteit, onder meer... in Nederland.

[2] Ook de titel van een tv-programma van het Humanistisch Verbond, uitgezonden op goede vrijdag 1961 (mogelijk 1960), met Van Ussel, Kruithof en studenten die met de rug naar de camera over hun seksuele problemen getuigden.

[3] A. Cauwelier - 'Enquêtes over de Vlaamse Jeugd', in Streven, december 1962.

[4] R. Commers - Seks, fatsoen en sentiment in Vlaanderen, Brugge, Sonneville, 1969.

[5] Met dank aan Jaap Kruithof voor de bereidwillige en kritische gesprekken, en aan Koen Temmerman (Openbare bibliotheek Gent) voor het opdelven van onvindbaar gewaande documentatie.

Gepubliceerd in Yang, december 2001, p. 553-560.