Verdichtsel en waarheid

Jacob Littner, een Pools postzegelhandelaar uit München, werd vanaf 1938 omwille van zijn joodse afkomst als wild opgejaagd van het ene naar het andere land, kamp, getto en schuilhol. Het relaas van zijn wedervaren verscheen in 1948 in boekvorm en gold tot voor kort als een authentiek ooggetuigeverslag. In 1992 onthulde Wolfgang Koeppen dat niet Littner, maar hij het boek geschreven had. Koeppen is een Duits romancier die later een cultfiguur werd door zijn radicale romans uit de jaren vijftig waarin hij scherpe kritiek uitte op het naoorlogse Duitsland. Littner heeft hij nooit ontmoet, voor hem was hij niet meer dan een romanfiguur. Koeppen baseerde zich op een tweetal velletjes aantekeningen die Littner, kort voordat hij naar de VS emigreerde, aan een beginnend Duits uitgever had gegeven. In die notities stond weinig meer dan de route die Littner gedurende de oorlog had afgelegd, het geografisch-historisch geraamte van wat hem was overkomen, niet de ellende zelf. Koeppen kreeg voor zijn ghostwriting een paar voedselpakketten. Het resultaat beviel Littner niet, maar het boek verscheen desondanks onder zijn naam.


Plichtsgetrouwe dehumanisatie

Jakob Littners aantekeningen uit een aardhol mag tot de beste holocaustliteratuur worden gerekend. Het is een onderkoeld verhaal, met grote literaire zeggingskracht, over de onderkoelde, bureaucratische wreedheid die de politiek van het nazi-regime tegenover minderheden kenmerkte. De daders worden in al hun onbeduidendheid geschetst, het zijn mensen die kwellen en doden uit plichtsgevoel en verveling, met ambtelijke afstandelijkheid en onverschilligheid. Ze hebben er zich van overtuigd dat de anti-joodse maatregelen die ze uitvoeren niet tegen personen zijn gericht, maar slechts het gevolg zijn van onpersoonlijke, algemene, statistische beslissingen en keuzen. De beteren onder hen proberen die overtuiging op hun slachtoffers over te brengen. Aan de ontmenselijking van slachtoffers gaat die van de daders vooraf. Nummermenschen (naar het interneringsnummer dat in de kampen de naam verving) zijn het resultaat van een Befehl ist Befehl mentaliteit.

Koeppen maakt duidelijk dat het gros van de daders even kleine, onbeduidende en even bestaande mensen waren als Littner zelf, een braaf burger die het ongeluk had in het verkeerde bed geboren te zijn. De kleine onmenselijkheid wordt aanschouwelijk, de ontmenselijkte bureaucratie (Menschenverwaltung) met ambtenaren die zó plichtsgetrouw stempels, formulieren en archieven beheren, dat ze moeiteloos het lot van duizenden bezegelen.


Banaliteit

Aldus bracht Koeppen kort na de oorlog al onder woorden wat pas jaren later tot onderzoekers en historici zou doordringen : de banaliteit van het kwaad, een concept dat Raul Hilberg en Hannah Arendt in de jaren zestig voor het eerst in de wetenschappelijke belangstelling schreven. Tegen dit denkbeeld rees vrijwel onmiddellijk fel protest en dat is nooit helemaal weggeëbd. Toch neemt sinds de jaren tachtig, onder invloed van de vooral Duitse Alltagsgeschichte, de wetenschappelijke interesse voor de alledaagsheid van daders gestaag toe. [1]


Slachtoffergeschiedenis

Dat Littner destijds niet tevreden was met een interpretatie die iedereen van verantwoordelijkheid lijkt te ontslaan, een relaas waarin benadrukt wordt dat er ook goede Duitsers waren die discriminatie openlijk afkeurden en joden hielpen, dat tegenover een minderheid van gewelddadigen een minderheid van geweldlozen stond maar dat de massa zich veiligheidshalve achter de (ook voor hen) gevaarlijksten schaarde, dat vervolgde joden dit kennelijk doorhadden en daarom haat noch wraak koesterden, de gortdroge beschrijving ook van joden die met de vijand heulen en joodse kinderen die pogrommetje spelen; dat Littner niet opgetogen was over dit alles valt licht te begrijpen. De onmetelijke ellende was nog maar net voorbij, slachtoffers en hun vertegenwoordigers waren nog niet in staat zoveel afstandelijkheid op te brengen. Decennialang nog zouden gespecialiseerde historici - vaak zelf overlevenden - slachtoffergeschiedenis schrijven, met sterke morele connotaties en een manicheïstische schuld en verdienste balans. De meesten werden nog bewogen door op dat moment zeer normale gevoelens, wraak en haat, [2] emoties die interpretatie en analyse van het gebeurde uiteraard bijkleurden.


Afstandelijkheid

Het lijkt erop dat een ego-document dat boven de middelmaat uitstijgt dat behalve aan literaire kwaliteiten ook dankt aan filosofische of beschouwelijke kenmerken, de mate waarin de auteur erin slaagt afstand te behouden of te verwerven, het gebeurde in een geschiedkundige context in te kaderen en (aldus) enigszins te relativeren. De ooggetuigeverslagen van Jean Améry, Tadeusz Borowski, Primo Levi en Benedikt Kautsky zijn wat dit betreft exemplarisch. Het zijn dezelfde kenmerken die Littners aantekeningen tot een beklemmend, overtuigend en  'authentiek' document maken. Paradoxaal genoeg komt dat door de inauthenticiteit van het document, doordat het geschreven werd in naam van een slachtoffer door een niet-slachtoffer, door iemand van de andere kant van de barrière, wel een anti-nazi, maar toch iemand die bleef waarnemen vanuit het bewustzijn, de ervaring en kennis van een kritisch Duitser van zijn tijd. Iemand die zich dus kon verdiepen in wat Duitsers en daders bewoog én niet bewoog. Die Duitser is het, niet het slachtoffer voor wie hij schrijft, die het boek afsluit met de even rethorische als nostalgische vraag wat er gebeurd zou zijn als het oude Duitsland de bevelen van de Führer naast zich had neergelegd.

Uit het bovenstaande kan men afleiden dat de beoordeling en dus de kwaliteit van ooggetuigeverslagen tijdsgebonden is. Zoals bekend werd de eersteling van Primo Levi, Se questo è un uomo - nu unaniem erkend als een meesterwerk - aanvankelijk verre van positief onthaald. Het zou me sterk verbazen mocht blijken dat de eerste editie van Littners aantekeningen veel bijval gekend heeft.


Waarheid

De vraag wat precies in Littners aantekeningen waarheid en verdichtsel is, lijkt me irrelevant. Er zijn veel erger dingen gebeurd dan Koeppen kon bedenken en daar bestaan talloze authentieke documenten over. Veel belangrijker is dat Koeppen een verhaal heeft verteld dat nu toelaat ons enigermate in te leven in slachtoffers én daders, iets dat van weinig authentieke ooggetuigeverslagen kan worden gezegd.

Koeppens verhaal is een waar verhaal, in de etymologische betekenis van het woord dat verwijst naar oprechtheid, trouw en geloof (dat men aan iets schenken kan), zeg maar overtuigingskracht. Daardoor vervalt het vaak tegen deze 'faction' aangevoerde bezwaar, dat het koren op de molen van Holocaustontkenners zou zijn. Merkwaardig genoeg geldt dat namelijk in sterkere mate voor de kleine overdrijvingen, vertekeningen en onjuistheden in ego-documenten, geschreven door overlevenden die dure eden zweren over absolute betrouwbaarheid en volledige overeenstemming met de werkelijkheid. Wanneer negationisten dan toch enkele, overigens onontkoombare afwijkingen van de werkelijkheid aantonen en uitbuiten, gaat bij velen het geloof wankelen, de waarheid van het verhaal neemt af. Dat komt doordat het grote publiek, zoals de meeste ooggetuigen, al te geredelijk aanneemt dat gebeurtenis, waarneming en ervaring naadloos op elkaar aansluiten. Deze voor het dagelijkse handelen doelmatige overtuiging (zonder zou men niet tot interpreteren en handelen komen), doet licht vergeten dat juist afwijkende waarnemingen en interpretaties van de werkelijkheid, gekoppeld aan kennis over specifieke eigenschappen van de verschillende waarnemers, toelaten de realiteit dichter en dichter te benaderen.


Authenticiteit

Dat Koeppen zijn identiteit als auteur nu heeft blootgegeven, kan iets te maken hebben met de hierboven beschreven aandachtsverschuiving in de geschiedschrijving. Dat hij bijna vijftig jaar heeft gewacht met die onthulling heeft te maken met twee factoren. Hij keek in naam van de slachtoffers door de ogen van de daders, naar de slachtoffers én naar de daders, en dat kon hij tot voor kort alleen door zijn lezers in de waan te laten dat een slachtoffer aan het woord was. De tweede factor hangt met dit laatste facet samen, de uitgesproken voorkeur van mensen voor wáre verhalen, verhalen uit eigen ervaring. Waarheid en authenticiteit worden daarbij vaak onkritisch door elkaar gehaald. Authenticiteit is een eigenschap of kwaliteit van de relatie tussen werkelijkheid en verhaal. Het begrip waarheid is gecompliceerder. Het verband met de realiteit blijft belangrijk, maar de klemtoon ligt meer op een andere relatie, die tussen verhaal en receptie, verteller en toehoorder. 


Noten

[1] Enkele voorbeelden: Peukert, Detlev - Volksgenossen und Gemeinschaftsfremde. Anpassung, Ausmerze, Aufbegehren unter dem National socialismus, Köln, Bund-Verlag, 1982; Engelse vertaling:Inside Nazi-Germany, London, Penguin, 1989

Segev, Tom - Soldiers of evil, New York etc., McGraw-Hill, 1988

Horwitz, Gordon - In the shadow of death. Living outside the gates of Mauthausen, Newyork, Free Press, 1990

Kershaw, Ian - Hitler, London/New York, Longman, 1991

Browning, Christopher - Ordinary men. Reserve police battalion 101 and the final solution in Poland, New York, Harper Collins, 1992

Kwiet, Konrad - 'From the diary of a killing unit', in Milfull, John (red): Why Germany? National Socialist anti-semitism and the European context, Providence/Oxford, Berg, 1993, pp. 75-90

[2] In latere ooggetuigenverslagen, vanaf de jaren vijftig ongeveer, ontkennen vele auteurs expliciet ooit zulke gevoelens gehad te hebben. Dat is mogelijk. Zeker is in elk geval dat dergelijke gevoelens mettertijd afzwakken, dat ze geleidelijk toch op onbegrip van buitenstaanders stuiten en zeker is ook, dàt vele overlevenden overweldigd werden door agressieve emoties. Over dit laatste staat een onthullend hoofdstuk in The Seventh Million waarin Tom Segev uitvoerig de evolutie schetst in de houding van Israëli's tegenover de Holocaust (New York, Hill and Wang, 1993).

 

 

Koeppen, Wolfgang - Jakob Littners Aufzeichnungen aus einem Erdloch, Frankfurt am Main, Jüdischer Verlag, 1992

Jacob Littners aantekeningen uit een aardhol, Amsterdam, Thoth, 1992

Verschenen in Streven, maart 1994