Ontkenners van schuld

In Beeld van een meisje heeft Wim Daems twee lange passages verwerkt waarin de jodenuitroeiing door de nazi's betwijfeld én ontkend wordt. Daarvoor valt de auteur terug op de pseudo-wetenschappelijke argumenten van Holocaustontkenners, argumenten die hij uit hun publikaties overneemt. Het weerwerk dat hij zijn hoofdpersonage tegen de negationistische argumenten laat bieden, is ronduit zwak. Het overstijgt nergens het niveau van wat goedmenende maar terzake slecht geïnformeerde mensen kunnen aanvoeren. De auteur heeft zich niet de minste moeite getroost om het door geschiedkundigen geboden weerwerk te raadplegen of weer te geven, laat staan het op samengebalde wijze aan zijn jeugdige lezers aan te bieden. Dat doet hij wél voor de ontkennersargumenten. Deze eenzijdigheid is, rekening houdend met de ernst van het onderwerp, voor een jeugdschrijver een onvergeeflijke fout of een tendentieuze, ideologische keuze. Het gaat of om demagogie of om aan onnozelheid grenzende naïviteit. Bedoelde passages, die bijna 10 % van het boek beslaan en waarvan het gewicht nog wordt vergroot doordat de Holocaustontkenning als een conclusie wordt geformuleerd aan het slot van het boek, zijn op generlei wijze essentieel voor het verhaal, ze lijken er zomaar bijgesleurd. Mogelijk kadert de auteur ze in zijn ietwat desacraliserend betoog maar met uitzondering van de seksuele ontwikkeling bij een jong meisje, neemt geen enkel ander thema zóveel ruimte in beslag.

Voor een totaal oordeel moet ook rekening gehouden worden met de onmiskenbare literaire kwaliteit van het boek, het feit dat het boek zich niet openlijk als negationistisch aandient en dat de ontkennersargumenten schuilgaan in een tamelijk boeiend en erotisch gekleurd verhaal dat de jeugd moet aanspreken. Dit alles in overweging nemend, concludeer ik dat dit boek, in zijn geheel genomen, de jodenuitroeiing door de nazi's als een leugen voorstelt en zonder twijfel het negationisme als waarheid poneert."

Dit rapport stuurde ik op 29 januari '95 naar Norbert D'hulst, secretaris-generaal van het Davidsfonds, twee dagen nadat hij me daar autoritair om had verzocht. In een begeleidende brief maakte ik duidelijk dat de anonimiteit die ongevraagd werd gewaarborgd in deze "delicate, strikt vertrouwelijk te behandelen aangelegenheid" me niet aansprak. Ik had liever niet dat mijn naam gebruikt werd voor een fictief gezamenlijk oordeel van 'specialisten' waarvan ik niet eens de naam mocht weten, ook al omdat mijn standpunt inzake negationisme genuanceerder is dan gebruikelijk. Op de vraag of het boek uit de handel genomen moest worden, antwoordde ik dat indien ik uitgever was ik het nooit uitgegeven had, maar dat de auteur het wel in eigen beheer had mogen doen. Aangezien het boek er ondertussen was, vreesde ik dat elke maatregel koren op de molen van de ontkenners zou zijn. In elk geval moest de jeugdige doelgroep van het boek beschermd en voorgelicht worden. Ik raadde aan het boek uit de handel te nemen en daar een perscampagne aan vast te knopen. Verder vroeg ik het zo snel mogelijk terug te trekken uit de Stichting Nederlandse Kinderjury 1995.

D'hulst heeft nooit meer iets van zich laten horen, zelfs geen bedankje. Mijn brieven werden niet beantwoord. Ook het later aan het boek toegevoegde naschrift (waarin de verantwoordelijkheid voor Holocaustontkenning fijntjes bij de lezer wordt gelegd) wou men me niet opsturen. Da's toch héél wat anders dan de consensus over behoud van boek en inhoud van naschrift waarover De Standaard (8.5) weet te berichten ! Uit de brief van D'hulst aan de specialisten en uit een telefoongesprek dat ik voerde met de vroegere uitgever van Infodok blijkt, dat het afwentelen van de schuld op deze laatste ook al een laf maneuver is om de eigen verantwoordelijkheid uit de weg te gaan.

Een woordje nog over andere verantwoordelijkheden. Nadat ik, begin dit jaar, gecontacteerd werd door een verontruste geschiedenisleerkracht die Daems in de klas aan het werk had gehoord, heb ik me moeite getroost om hierover een artikel te slijten. HUMO wou geen slapende honden wakker maken, Klasse (gratis maandblad voor alle leerkrachten) achtte het buiten zijn bevoegdheid, De Standaard wou niet het risico lopen een deel van de achterban voor het hoofd te stoten, mijn directeur zag er geen brood in. Verantwoordelijken van ministeries die ik lastigviel, schoven de hete brij door. En nu wordt weer aan oplossingen gedacht die het probleem alleen maar zullen vergroten. Men overweegt zowaar alle jeugdauteurs financieel te straffen of aan censuur te onderwerpen, en voorstanders van repressie maken zich zorgen over de uitvoerbaarheid van de wet tegen negationisten die ze er zelf doorgeduwd hebben. Koppensnellerij en broodroof, maar de echte verantwoordelijken gaan vrijuit. Er worden martelaars gemaakt die de onvermijdelijke volgende versie van het ontkennersverhaal zullen sterken. Jaren al bied ik aan allerhande beleidsverantwoordelijken aan (senaat, ARGO, ministerie van onderwijs) om een of meerder brochures op te stellen waarin de ontkennersargumenten worden weerlegd, brochure die dan gratis verspreid zouden worden naar scholen en bibliotheken. Meer dan beleefdheidsformules mocht ik niet ontvangen.

Opiniestuk verschenen in De Morgen, 13.5.1996