Het herkauwde verleden

In september 1999 lanceerden enkele intellectuelen een oproep "voor een eerlijk en rechtvaardig oordeel over collaboratie en repressie". Voorwaarts en niet vergeten, zoals ze zichzelf doopten, hoopte op een breed maatschappelijk debat dat moest bijdragen tot verzoening. Op de eerstvolgende IJzerbedevaart deed de voortrekker van de Voorwaartsgroep, Frans-Jos Verdoodt, een zowel laattijdige, noodzakelijke als moedige schuldbekentenis over 'de' collaboratie. De Vlaamse regering stelde inderhaast een prijs in, benoemde zichzelf tot jury en kende die toe aan de enige genomineerde... de groep Voorwaarts. Eind vorig jaar hield Voorwaarts op uitnodiging van politici een studiedag in het Vlaams parlement. Begin dit jaar werd het ternauwernood begonnen debat in een resolutie gegoten: een veroordeling ten gronde van de collaboratie en van de ontsporingen van de repressie; wie erkent fout geweest te zijn moet op begrip en vergevensgezindheid kunnen rekenen.

Maar opnieuw werd geen consensus bereikt, ook van bovenaf gedicteerde verzoening werkt niet. Eens te meer overheersten wrok en ressentiment, misverstand en onwetendheid. Uit onvrede hierover belegden enkele historici en sociale wetenschappers een studiedag over de verwerking van het oorlogsverleden en daar is de voorliggende bundel een uitloper van.


Recuperatie

In Vlaanderen wordt het oorlogsverleden niet verwerkt maar geregeld, ingekapseld, politiek gerecupereerd. Mede daardoor hebben we, vergeleken met omringende landen, flink wat achterstand opgelopen. Verscheidene aspecten van het oorlogsverleden bleven onderbelicht en kregen geen plaats in de collectieve herinnering.

Vrij snel na de oorlog al werd in middens van gewezen collaborateurs en bepaalde katholieke kringen de collaboratie vergoelijkt en geïdealiseerd. Het was allemaal in het belang van het Vlaamse volk geweest; legitieme Vlaamse verzuchtingen in reactie op de anti-Vlaamse politiek van het Belgische establishment; het Avondland verdedigen tegen het bolsjewisme, en dies meer. Het rechtse karakter van de collaboratie werd uitgevlakt, vergeten raakte dat ze deels voortgekomen was uit Nieuwe Orde-gezindheid, gedweep met fascistisch ideeëngoed.

De politieke collaboratie van een belangrijk deel van de Vlaamse beweging, met name het anti-Belgisch Vlaams-nationalisme, had een smet geworpen op de hele Vlaamse Beweging. In belgicistische en Waalse kringen, maar ook in het buitenland, werd en wordt Vlaanderen vaak met extreem-rechts geassocieerd. De Vlaamse elite en Regering zitten daar begrijpelijkerwijs mee verveeld. Met het oog op de Vlaamse eenheid, toekomst en economische expansie moet de collectieve herinnering heringevuld worden. Het verleden kan niet snel genoeg opgeknapt worden. Geen tijd voor kritische introspectie of openbaar gewetensonderzoek, het zwarte verleden wordt in zijn totaliteit op het Vlaams Blok geprojecteerd. Maar dat Blok is niet de enige erfgenaam van het rechts-extremisme van voor, tijdens en na de oorlog. Het nieuwe Orde-ideeëngoed was in het Vlaanderen van de jaren dertig vrij goed ingeburgerd, ook in traditionele katholieke milieus.


Roots

In zijn bijdrage toont Dirk Luyten aan dat in het interbellum de democratie in Vlaanderen zwaar gecontesteerd werd. Vlaams-katholieke kringen waren fel tegen liberalisme (individualisme, gelijkheid, volkssoevereiniteit, meerderheidsbeginsel). Staat en maatschappij moesten op corporatieve wijze hervormd worden. De maatschappij moest op het individu primeren, zonder gelijkheid of klassenstrijd. Economische modernisering mocht maar die moest door een 'verlichte' elite gerealiseerd worden, op autoritaire, desnoods totalitaire wijze.

Paul Verbraeken maakt in de De wortels van het Vlaams Blok nog duidelijker dat Vlaams-nationalisme, extreem-rechts en een deel van de georganiseerde katholieke wereld met elkaar verweven waren. Na de oorlog werd de draad gewoon weer opgenomen, met als nieuw bindend element het geweeklaag over de "aberraties van de repressie". Op IJzerbedevaarten en Zangfeesten (toen nog feesten van de georganiseerde zwarte nostalgie) scandeerden en zongen rechts-extremisten, overgangsfiguren en sympathiserende Vlaamse politici hand in hand.

Verbraeken roept het beeld op van het verstikkende, met apartheid dwepende Vlaanderen uit de jaren 50-70. Een milieu waarin "magistraten, academici, actieve of op rust gesteld officieren van rijkswacht en leger, belangrijke politici, industriëlen en financiers elkaar ontmoetten en waarin de bekommernis om de 'Vlaamse zaak' moeiteloos verbonden werd met een extreem-rechts of ultraconservatief gedachtegoed". Toen in 1977 extreem-rechts zich van de Volksunie afsplitste, vertrok het geenszins van nul.


Boter op het hoofd

Uit historisch onderzoek blijkt dat veel flamingantische collaborateurs bijzonder fout zaten. Lieven Saerens toont aan dat er in Antwerpen ook in het kader van de jodenvervolging werd gecollaboreerd en dat joodvijandigheid niet vreemd was aan de Vlaams-nationale traditie.

In Antwerpen werkte men vlotjes mee aan vervolging en arrestatie van joden. De burgemeester, Leon Delwaide, bezorgde jodenlijsten aan de bezetter; een twintigtal Vlaamse SS'ers hielp vrijwillig bij het opsporen van joden; de politie deelde oproepingsbevelen rond en begeleidde joodse dwangarbeiders naar de trein. Als klap op de vuurpijl  werkten burgemeester en politie midden 1942 aan drie razzia's mee.

Geen van de betrokken Antwerpse beleidsverantwoordelijken werd bestraft. Sommigen kregen zelfs een verzetsaureool omdat ze naar het eind van de oorlog toe in verzet waren gekomen, voor eigen volk hadden gedaan wat niet voor vreemdelingen kon. Leon Delwaide werd zowaar een geziene figuur in joodse kringen, kwam op een lijst van Belgen die joden hadden geholpen.

Anti-semitisme en totale desinteresse voor het lot van joden, duidt Saerens. Herman Van Goethem wijst op nog een andere factor. Midden 1942 waren veel mensen ervan overtuigd dat de Duitsers de oorlog gewonnen hadden; men stelde zich pragmatisch op. Vandaar waarschijnlijk dat de Antwerpse hoofdcommissaris zijn manschappen liet meewerken aan Duitse opsporingen naar neergestorte geallieerde piloten. En de 'jodenkwestie', die zagen de meeste mensen als een hopeloze zaak.

Van deze Vlaamse betrokkenheid bij de jodenvervolging is in de collectieve herinnering geen spoor terug te vinden. Dat heeft, stelt Anne Grauwels, te maken met de polarisatie van het oorlogsverleden, het denken in collaboratie/verzet-tegenstellingen. Maar er is meer. Tijdens en na de oorlog werd ook in de rest van België (en in Europa) weggekeken van het lot van joden. Een van de factoren daarbij was dat de meeste joden géén Belgen waren maar vreemdelingen, veelal recente immigranten. Belgische en kapitaalkrachtige joden konden op meer steun en hulp rekenen. Het gaat dus niet alleen om anti-semitisme maar om veel wijder verbreide xenofobie - onverschilligheid, angst en afkeer voor Anderen, iets waarmee mensen van oudsher en tot op heden worstelen. Die gevoelens en attituden gaan veelal gepaard met zelfverheerlijking (de Ander als antipode), overtrokken nationalisme en patriottisme. Na de oorlog bijvoorbeeld werd de erkenning van het leed patriottisch ingekleurd. In de eerste naoorlogse decennia kregen Belgische politieke gevangenen veel meer erkenning en steun dan niet-Belgische joodse overlevenden die vanuit België naar Auschwitz waren gedeporteerd.


Ethiek

In haar stuk over de ethiek van de historicus hangt Gita Deneckere een nogal geïdealiseerd beeld op van hedendaagse historici; opgeleid om mythen te doorprikken en historische helden te ontmaskeren. Alsof er nooit meegedacht wordt in politiek opportune kaders, men zich nimmer laat inpalmen (Voorwaarts nam de prijs van de regering toch aan), zich nooit neerlegt bij door de politiek uitgezette krijtlijnen van onderzoek.

Deneckere's beschouwingen over ethiek zijn aan de moralistische kant. Behoort het werkelijk tot de taak van geschiedkundigen om vast te stellen dat er voor de collaboratie "geen excuus bestaat"? Historici moeten vechten tegen "verdringing, loochening en ontkenning". Niet vergeten, dàt is hun verantwoordelijkheid. Ze moeten een "soort geweten zijn in de oorlog tegen het geheugen"; bewijsmateriaal aandragen voor "de strafrechtbank van de geschiedenis". Stellen ze de juiste vragen niet dan is ook daar "geen excuus voor". Afgezien van de formulering is dat ook mijn ideologische keuze als historicus, maar daarom toch niet de norm voor anderen.

En dan dat andere moreel geladen thema, dat in de hele bundel leeft: het verleden zou maar verwerkt kunnen worden als de waarheid onder ogen gezien, toegegeven, erkend wordt. Een edele, christelijk-humanistische zuiveringsgedachte die we ook in de psycho-analyse aantreffen, een denksysteem waar Deneckere veel kruit aan ontleent. Zo modelleert ze "het collectieve geheugen" - toch maar een metafoor - naar Freuds gelaagd model van de individuele psyche.

Kan een (verdrongen) verleden alleen worden verwerkt door de 'waarheid' onder ogen te zien? Zou het - om even de metafoor van Deneckere aan te houden - met het verwerken van een 'collectief' verleden niet gesteld zijn als met het verwerken (therapeutisch of anderszins) van persoonlijke trauma's of moeilijkheden? Individuele verledens worden minder verwerkt dan herwerkt, ingepast in, aangepast aan, bruikbaar gemaakt voor heden en nagestreefde toekomst. De verwerking is in grote mate een herwerking, met als resultaat een nieuw zelfbewustzijn.

Zeker, feiten en geschiedenis hebben hun rechten. Historici en intellectuelen horen onwaarheden, verdraaiingen en simplificaties aan te stippen; ze kunnen/moeten argumenten en bewijzen aandragen om het in functie van het heden gerecycleerde beeld bij te stellen. Zeker als het verleden politiek misbruikt wordt.

Volgens Eric Corijn gaat het om veel meer dan misbruik, "het oorlogsverleden bepaalt niet alleen de persistentie van uiterst rechts in Vlaanderen maar de gehele vormgeving van de Vlaamse staatsvorming". Er zou een "verband bestaan tussen de rechtse geschiedenis van de Vlaamse beweging en wat vandaag 'normaal' wordt geacht in de Vlaamse politiek". Boude beweringen die hij niet hard maakt. Corijn heeft het over sterk individualisme, een neoliberaal discours gekoppeld aan veiligheidsdenken, verregaande privatisering van het maatschappelijk leven, de erosie van de verzorgingsstaat, dualisering van de samenleving, het zelfvertrouwen en de zelfgenoegzaamheid van gezagsdragers die het Paars eenheidsdenken als staatsideologie willen vestigen - veel duidelijker wordt het allemaal niet.

Het verleden blijft onverwerkt omdat "de argumenten en mentaliteiten uit de jaren dertig nog actueel zijn", we schrijven nog steeds met dezelfde inkt. Maar stammen die mentaliteit en argumenten werkelijk (alleen) uit dat verleden? Zijn ze niet (ook) eigen aan mensengroepen en/of aan ons huidig tijdgewricht? En als dat in bepaalde mate het geval is, dan valt te vrezen dat een 'correcte' verwerking van het oorlogsverleden relatief weinig zal oplossen. Al kan inzicht in het verleden natuurlijk helpen bij kritische doorlichting van hedendaagse vooroordelen en attituden, bijvoorbeeld tegenover migranten en asielzoekers. Tenslotte weten we waar die houdingen in het verleden toe geleid hebben.


Zwart beeld

Het is geen geschiedkundig maar een ideologisch en politiek boek. Pieter Lagrou nam de gelegenheid te baat om een pamflet te schrijven tegen Vlaanderen ("een misbaksel uit de Belgische keuken") en voor België ("het beste dat Vlaanderen ooit overkomen is"). Waarschijnlijk mede door de wordingsgeschiedenis van het boek wordt ook een té negatief beeld van het oorlogsverleden opgehangen. Er gaat zo goed als geen aandacht naar hulp aan joden, onderduik, verzet en politieke gevangenen.

Naast enkele heldere en verhelderende bijdragen bevat het boek nodeloos ingewikkeld geformuleerde stukken. Wie de collectieve herinnering wil beïnvloeden, zou rekening moeten houden met een breed publiek. Al is het de vraag of er nog veel interesse bestaat voor nog maar eens herkauwen van dat verleden. Wat dat betreft zit Jan Modaal waarschijnlijk op dezelfde golflengte als veel Vlaamse politici: spons erover. Het debat over de oorlogsherinnering blijft, met de woorden van Marc Reynebeau, waarschijnlijk "beperkt tot een politieke, intellectuele en culturele elite".

Corijn, Eric (red.) - Collaboratie in Vlaanderen. Vergeten en vergeven?, Antwerpen, Manteau

Verschenen in De Financieel-Economische Tijd, 21 september 2002