Herdenken herdacht

Dimokritis Kavadias en Marc Hooghe moeten bij het lezen van mijn artikel ‘Auschwitz zien en sterven’ (De Standaard, 21.1) een dicht waas voor de ogen gekregen hebben. Want anders dan ze in hun demagogische reactie ‘Zullen we Auschwitz dan maar vergeten?’ (DS, 24.1) beweren, staat er in mijn artikel nergens en wordt ook niet gesuggereerd dat projecten als Scholen voor democratie volledig waardeloos zijn, noch dat het niet geoorloofd zou zijn aandacht te besteden aan de judeocide, noch dat de aandacht voor de jodenuitroeiing zal leiden tot een verwaarlozen van andere genociden; al evenmin dat omwille van het conflict in het Midden-Oosten niet te veel aandacht kan besteed worden aan Auschwitz, laat staan de “perverse redenering” dat ik “slachtoffers van de Holocaust ook nog eens verantwoordelijk zou stellen voor het huidige geweld in Israël”.

Volgens Hooghe en Kavadias zou ik een klassieke truc gebruikt hebben door te verwijzen naar “praktische fouten bij de uitwerking van het project” , fouten die ze meteen minimaliseren. Niks van, ik maak van bij het begin duidelijk dat de vele Holocaustonderwijsprojecten die op stapel staan vaak (dus niet altijd) krakkemikkig in mekaar steken en Scholen voor Democratie is daar een schoolvoorbeeld van. Dit pilootproject zet de betrokken leerkrachten en leerlingen ongetwijfeld aan tot reflectie, tot zinvolle initiatieven en groepswerken, maar het had veel beter, veel grondiger gekund. Ik betreur dat ministers hapsnap ideetjes in projecten vertalen, instellingen en leerkrachten snelsnel opzadelen met opdrachten die tot meer desinformatie dan informatie leiden, meer kwaad dan goed doen. Ik betreur dat de overheid en sommige hooggeleerden, zoals Kavadias en Hooghe, niet verder kijken dan hun holocaustneus lang is.

Als terzake gespecialiseerd historicus en ethicus, als betrokken burger, betreur ik ten zeerste dat dit een ‘klassiek’ en stereotiep project is, ook geschiedkundig gezien. Men moet, probeerde ik nog maar eens duidelijk te maken, verder terug in de tijd, men moet de wortels en bronnen van het genocidaire denken bestuderen en onder de aandacht brengen van burgers, leerlingen en vooral politici, machthebbers. Duidelijk maken dat we, terwijl we zoveel lovenswaardige aandacht aan het zestig jaar geleden gebeurde Auschwitz besteden, wegkijken van genociden die hier en nu plaatsgrijpen of in de maak zijn. Dat is, geachte hoogleraren, “vertrekken uit de concrete leefwereld”.

Het valt te betreuren dat deze twee onderzoekers doorgaan op hun stereotiepe kennis over de ‘Holocaust’ (geen 20.000 weggevoerden uit Mechelen maar meer dan 25.000) in plaats van mijn kritiek op de door één van hen opgestelde enquête die Scholen voor democratie moet evalueren (en legitimeren?), te weerleggen, kritiek die ik tijdig overmaakte aan Dimo Kavadias. Je zou voor minder een waas voor de ogen krijgen. Ware het niet interessanter en eerlijker geweest om de vele vragen die ik stelde bij die enquête te beantwoorden in plaats van demagogisch van leer te trekken?

Wat mogelijke gevaren van ‘holocaustonderricht’ betreft, baseer ik me op verscheidene geschriften van sterk betrokken specialisten, onder meer Matthias Heyl, wiens onderzoek veelvuldig werd aangehaald in de uitstekende thesis van Davy Drieghe die samenwerkte met… dezelfde Kavadias.

Lichtjes gewijzigd gepubliceerd in De Standaard van 25 januari 2006.