De ontspoorde geschiedenis van Auschwitz | Of hoe de collectieve herinnering ons parten speelt

Anders dan velen denken en de collectieve herinnering dicteert, werd Auschwitz niet gepland als vernietigingskamp voor Joden. In Auschwitz kwam de jodenuitroeiing pas midden 1942 op gang, bijna een jaar nadat ze elders begonnen was. En in Auschwitz niet als doel op zich maar als onderdeel van een grootschalig project om de hele regio te verduitsen, te koloniseren en te industrialiseren.

Toen de Duitsers in september 1939 Polen binnenvielen, breidde hun Lebensraum aanzienlijk uit. Het 'heroverde' gebied (ooit Duitse hertogdommen) zou worden omgevormd tot een Duits Ostland met Auschwitz stad als politiek, economisch en cultureel centrum. Alle Joodse en heel wat Poolse inwoners van Auschwitz moesten plaats ruimen voor Volksduitsers die 'gerepatrieerd' werden uit de Oostzeegebieden, oostelijk Polen en noordelijk Roemenië.

Ostland zou de graanschuur van Duitsland worden, en een cultureel en politiek bolwerk tegen het bolsjewisme. In anderhalf jaar tijd werden met aanzienlijke compensaties en in het vooruitzicht van gratis landerijen en boerderijen een half miljoen Volksduitsers gehaald uit Letland, Estland, Litouwen, de Sovjet-Unie en Roemenië. Hun raciale kwaliteit werd medisch en antropometrisch bepaald, de besten werden tot volwaardig Duitser genaturaliseerd, de anderen kregen een iets lagere status. Tentoonstellingen over de heropbouw van het Oosten trokken in Duitsland veel volk, het project werd bejubeld in de media en door intellectuelen.

Jodenvrij Auschwitz

Auschwitz moest weer een Duitse stad worden. Het marktplein werd omgedoopt tot Adolf Hitler Platz en in maart 1941 werden alle 7000 Joodse inwoners van de stad gedeporteerd naar noordelijke getto's. Niet naar concentratiekamp Auschwitz dat begin 1940 in een voormalige Poolse kazerne was ingericht als terreurmiddel tegen Poolse verzetsstrijders. Heinrich Himmler, leider van de SS, had voor KZ Auschwitz tienduizend gevangenen in gedachten die dwangarbeid zouden verrichten in nabijgelegen zand- en kiezelgroeven en het reusachtig agrarisch proefstation waarvan hij droomde.

Rudolf Höss, de eerste commandant van KZ Auschwitz, liet aan de ingang van de gewezen Poolse kazerne een stalen hek oprichten met de nu zo cynisch klinkende belofte Arbeit macht frei (eerder gebruikt in Dachau en Sachsenhausen). Himmler en Höss beschikten over een royaal budget maar in de streek was weinig bouwmateriaal te koop. Op het thuisfront waren vanaf herfst 1940 alle inspanningen gericht op de inval in Rusland (operatie Barbarossa, juni 1941). Denkend aan de vele sovjet krijgsgevangenen die hem als dwangarbeiders zouden toevallen, plande Himmler in maart 1941 een tweede kamp: Birkenau.

De eerste tienduizend sovjetgevangenen die begin oktober 1941 arriveerden, moesten het kamp met blote handen optrekken. Het dorp Birkenau werd afgebroken om primitieve stenen barakken te bouwen. Anderen moesten zonder werktuigen drainagekanalen aanleggen voor Himmlers agrarisch project. Duizenden schoten er het leven bij in.

Oorlogszuchtig nazi-Duitsland had almaar meer rubber en benzine nodig en chemiereus IG Farben, toen het vierde grootste concern ter wereld, kreeg meer wind in de zeilen. Eind 1940 plande het een reusachtig industriecomplex in de buurt van Auschwitz stad, goed ontsloten door spoorwegen en bevloeid door rivieren die voldoende water leverden voor de productie van kunstrubber. De stad werd geschikt bevonden voor het personeel, maar zou uitgebreid en verfraaid worden voor het IG Farben personeel.

Auschwitz was nu een groots project met de hoogste prioriteit. Himmler had daar wel oren naar: eindelijk genoeg materiaal voor zijn projecten plus winstgevende verhuur van gevangenen aan IG Farben (drie Reichsmark per dag voor een ongeschoolde, vier voor een geschoolde).

Toen de Blitzkrieg tegen de Sovjet-Unie bleef duren, kreeg de oorlogsinspanning weer voorrang. Sovjetgevangenen werden nu in de bewapeningsindustrie ingezet en voor het graven van tankgrachten. Het arbeidsreservoir Birkenau droogde op, de uitbreiding van Auschwitz stad werd stopgezet, Himmlers kolonisatieplan verdween in de ijskast.

Toen viel Himmlers oog op de Joden. Begin 1942 was op de Wannseeconferentie de jodenuitroeiing gecoördineerd en Himmlers gezag bevestigd. Arbeidsbekwame Joden inzetten in het Oosten, de anderen direct de gaskamer in. Wie alle dwangarbeid overleefde, hoorde bij de sterksten van zijn ras en moest dus mettertijd een 'passende behandeling' ondergaan.

Het eerste transport Joden arriveerde op 15 februari 1942 op de Judenrampe, een staketsel naast een treinspoor dat tot bij Birkenau was doorgetrokken. Midden 1942 vormde het kamp een reusachtig arbeidsdepot van tweehonderdduizend gevangenen, Polen maar vooral Joden. Auschwitz was van doel middel geworden.

Dat de geschiedenis van Auschwitz anders had kunnen lopen, was onder historici al langer bekend. In 1997 maakten Robert Jan van Pelt en Deborah Dwork dat in Auschwitz van 1270 tot heden ook goed duidelijk voor een breed publiek. Ze stelden tevens vast dat het museum Auschwitz-Birkenau maar een klein deel beslaat van het Auschwitz-complex, dat sommige kampgebouwen door Poolse burgers of militairen worden bewoond, dat het ontvangstcentrum voor toeristen ooit het gebouw was waarin gedeporteerde burgers tot naamloze gevangenen werden gedegradeerd en dat weinig gevangenen de beruchte toegangspoort van Auschwitz-I hebben gezien.

Thuis in Auschwitz

Hans Citroen wist hier weinig of niks van toen hij voor het eerst naar Auschwitz trok. Zijn opa had het kamp overleefd en zijn vrouw Barbara was in Oswiecim opgegroeid. Hans had er nooit bij stilgestaan dat Auschwitz ook een stad was en dat daar dus mensen woonden. Barbara had op school geleerd dat Oswiecim de stad was en Auschwitz het museum. Ze wist ook niet beter dan dat de fabriek waar veel inwoners van Oswiecim werkten, het tot Zaklady Chemiczne Oswiecim omgedoopte IG Farben, in 1945 door de Polen was opgericht. De Zaklady zorgde goed voor haar personeel. Er kwamen flatgebouwen verwarmd met restwarmte van de fabriek, sporthallen, een cultuurgebouw, kinderdagverblijven en een Olympisch zwembad.

In Barbara's jeugd kwam Auschwitz zo goed als nooit ter sprake. Gewoon een monument voor de 140.000 Polen die er gevangen zaten en waarvan de helft was omgekomen. De Poolse schooljeugd moest op bezoek en als bevriende staatshoofden langskwamen, moesten Barbara en haar klasgenootjes met vlaggetjes zwaaien terwijl 'niemand ooit terugzwaaide'.

Hans protesteerde, zijn opa had niet in een museum gezeten. Barbara begreep zijn verontwaardiging niet, de Polen trof toch geen schuld? Ze had een gelukkige jeugd gehad in Oswiecim, waarom moest hij die met terugwerkende kracht verpesten? De spanning tussen beide perspectieven loopt als rode draad door het boek.

Files in Auschwitz

Bij zijn herhaalde bezoeken vond Hans Citroen in en rond Oswiecim heel wat materiële sporen van het kamp terug. Met Barbara als autochtoon bemiddelaar en tolk kwamen ze heel wat aan de weet over wat er na de oorlog zoal gebeurd was in en met Auschwitz-Birkenau. Stukje bij beetje ontdekte hij de geschiedenis van Auschwitz zoals hierboven uiteengezet.

Het schokte Hans dat veel Polen na de oorlog in de modder van Birkenau naar waardevolle spullen hadden gezocht, het kamp grotendeels hadden gesloopt om eigen huizen herop te bouwen, gewezen SS-verblijven bewoonden, kampbarakken hadden omgevormd tot schuur of stal, kamppalen hadden gebruikt om gevels te versterken of een tuinpoort te maken, prikkeldraad en spoorstaven uitbraken om als oud ijzer te verkopen - maar gaandeweg zag hij in dat de nood hoog was en dat de Polen niet verantwoordelijk waren voor alle door de nazi's aangerichte ellende.

Citroen ging gedreven en nauwgezet te werk, en heeft een scherp oog voor 'details'. Zo stelde hij vast dat het prikkeldraad rond Birkenau om de zes jaar vervangen moet worden en dat, omdat nieuwe draad geen zicht zou zijn, het museum hele rollen laat 'voorroesten'. De crematoria moeten in totaal drieduizend ton as en botten geproduceerd hebben. Gedumpt in de rivier Sola, gebruikt bij de aanleg van wegen en gebouwen en als meststof. 'Daar is de ploeg over gegaan'. Mensen die in de buurt van het kamp planten of groenten kweken worden door Joodse toeristen soms scheef aangekeken, maar wat moeten ze, zij leven hier terwijl die criticasters maar even langskomen.

Veel toeristen komen om alles eens in het echt zien, maar veel is gerestaureerd of zijn replica's. De betonpalen werden opgelapt met chemisch mortel en geïnjecteerd met vloeibare epoxy, alles betaald door de Duitse staat en goed voor jaren werk voor Poolse arbeiders. Veel is verwaarloosd, de Judenrampe bijvoorbeeld, de plek waar minstens de helft van de slachtoffers is gearriveerd en talloze gezinnen uit elkaar werden gerukt. Duitse spoorwegbeambten hadden de handen vol met de dienstregeling van de af en aan rijdende treinen met Joden en goederen. Sinds kort is er een gedenkplaats met twee zogenaamd authentieke treinwagons, al weet niemand of ze ooit voor deportatie  zijn gebruikt.

In 1944 pas werd voor de aanvoer van 438.000 Hongaarse Joden het spoor tot in Birkenau zelf doorgetrokken. Honderdeenenvijftig treinen, gemiddeld drie per dag en negenduizend mensen. De verwerking van elk transport nam zo'n drie uur in beslag. Al die treinen, ook die met goederen, kwamen en gingen over een en hetzelfde spoor. Dat moet op piekdagen een knelpunt geweest zijn en aan velen het leven gekost hebben.

Het boek zit bijzonder onhandig in elkaar. Tekst en fotobijlage (twee derden van het boek) moeten in drie richtingen gelezen en bekeken worden: gewoon, achterstevoren en ondersteboven. De historische foto's en archiefstukken brengen de kolonisatie en industrialisatie van de regio Auschwitz goed in beeld. De foto's van Hans Citroen zelf tonen de actualiteit: kiekjes van elkaar fotograferende, glimlachende toeristen onder Arbeit macht frei of molenwiekend tegen het Birkenau prikkeldraad, naast veel foto's van restanten van het kamp. De tekst is het relaas van Hans' zoektocht in de ik-persoon. Mooi geschreven, maar het had bondiger gekund, zonder de vele anekdotes, dialogen, herhalingen en soms irrelevante details. Verdienstelijk is dat de voor- en na-geschiedenis van Auschwitz nu voor een nog breder publiek toegankelijk is.

 

Hans Citroen & Barbara Starzynska - Auschwitz – Oswiecim, Rotterdam, Post editions, 2011, 412 blz

Gepubliceerd in De Leeswolf, mei 2012