Een uniek Vlaams holocaustmuseum

Begin dit jaar bepleitte Vlaams minister-president Patrick Dewael de oprichting van twee nieuwe musea, één over de Vlaamse ontvoogding dat Vlaamse jongeren er moet aan herinneren dat die ontvoogding "er niet zonder slag of stoot is gekomen", en "een Holocaustmuseum dat ons moet herinneren aan wat er kan gebeuren wanneer totalitaire ideeën de bovenhand halen". Helden en martelaars. Tekenend voor de collectieve herinnering - de wijze waarop mensengroepen zich bepaalde verledens herinneren (en andere niet), onder meer omdat dat ze die zo gepresenteerd en aangeleerd krijgen. Verwacht mag worden dat het Vlaams Blok, dat als kwalijke uitwas van de Vlaamse ontvoogding in het eerste museum thuishoort, alleen in het tweede aan bod zal komen, voorgesteld als ideologische erfgenaam van Duitse daders.

Een Vlaams Holocaustmuseum? Wat heeft Vlaanderen met de jodenmoord te maken? De uit België gedeporteerde joden werden niet als Belg, Vlaming of Waal weggevoerd, maar als jood. Overigens had slechts 10% de Belgische nationaliteit, de overgrote meerderheid was vluchteling, statenloos asielzoeker. Invloedrijke Belgen hebben hun best gedaan om de Belgische tien procent te redden, daarbij realpolitisch de niet-Belgen aan hun lot overlatend. Het merendeel van de Belgen keek weg, maar veel Vlamingen en Walen hielpen joden ontkomen. Een Vlaams Holocaustmuseum? Waarom ook niet, tenslotte heeft tegenwoordig bijna elke grote Amerikaanse stad er één, ook al werd uit de VS niet één jood gedeporteerd.

Holocaust is een ongelukkige, religieuze term die zoveel betekent als 'brandoffer opgedragen aan god' - niet meteen van toepassing op de slachtoffers van de jodenmoord. Holocaust verwijst naar slachtoffers, een slachtofferperspectief en het daarmee samenhangend onvermogen om het gebeurde afstandelijk te bevatten. Holocaust is de geamerikaniseerde slachtofferversie van de Endlösung (daderperspectief), jodenmoord of 

judeocide (historisch perspectief).

Het holocaustmuseum zal in Mechelen verrijzen, tegenover de voormalige Dossinkazerne van waaruit joden en zigeuners werden gedeporteerd. Het nieuwe museum is voor de volgende verkiezingen gepland, maar zal waarschijnlijk pas in 2005 zijn deuren openen. Tijd genoeg dus om een en ander nog eens goed te overdenken, eventueel te herzien.

Eind september, begin oktober werd een merkwaardige werkgroep opgericht die het project moet opstarten. Drie mensen van het kabinet Dewael, één vertegenwoordiger van het kabinet Anciaux en iemand van het kabinet Vanderpoorten; twee specialisten museuminrichting en iemand die de Duitse directeur van het museum in Buchenwald vertegenwoordigt. Allemaal best competente mensen, doch niet op het vlak van geschiedenis en representatie van de judeocide of het nazi-tijdperk. Daarnaast werden ook enkele "onafhankelijke deskundigen" aangesteld: Marc Reynebeau, Luckas Vandertaelen en Dirk Verhofstadt. Onafhankelijk, zeker, maar hun deskundigheid in deze wordt toch enigszins overschat. De werkgroep wordt gedomineerd door tien vertegenwoordigers van, wat de jodenmoord betreft, conservatieve joden die ook het reeds vermelde Joods Museum onder hun hoede hebben. Ook hier competente mensen, onder meer een moleculair bioloog.

Gespecialiseerde historici ontbreken. Ze zullen er in een latere fase bij betrokken worden. Of hoe je het paard achter de wagen spant. Want nu al wordt inhoudelijk afgebakend en ingeperkt; nu al stelt de joodse delegatie veto's tegen bepaalde specialisten, waaronder ondergetekende.

Probleem met de jodenmoord is dat zowat iedereen, zeker slachtoffers en hun vertegenwoordigers, ervan overtuigd is wel te weten hoe de vork precies in de steel zit. Kenmerkend hiervoor is dat voor het museum over Vlaamse ontvoogding wél een bevoegd historicus werd aangesteld. Maar het lijdt geen twijfel dat de meeste mensen meer over de Holocaust weten dan over om het even welke genocide. Nooit tevoren ook werd de collectieve herinnering zo langdurig en aanhoudend gevoed met informatie en beelden erover. Vooral sinds de opkomst van extreem-rechts en de politieke exploitatie van de jodenmoord door enkele Israëlische regeringen. De judeocide raakte gepolitiseerd, werd omgevormd tot een ideologisch en politiek bruikbare Holocaust. Die vereenvoudigde, manicheïstische zwart-wit versie is het, die de meeste mensen kennen.

Patrick Dewael had - en heeft, neem ik aan - een breder concept in gedachten. Er zou ook aandacht gaan naar andere systematische schendingen van mensenrechten in België onder de Duitse bezetting, naar andere genocides na de tweede wereldoorlog. De joodse delegatie in de werkgroep loopt hier, zacht uitgedrukt, niet bepaald warm voor. Mensen die het kunnen weten, vrezen dat we ook in Vlaanderen een Holocaustmuseum krijgen met een als uniek en onvergelijkbaar voorgestelde genocide. Toegespitst op slachtoffers en hùn interpretaties, wegkijkend van daders en hun wordingsgeschiedenis. Een smalle, exclusieve, uit de geschiedenis gelichte jodenmoord, met geen of weinig aandacht voor andere volkenmoorden. Het veto tegen enkele specialisten, die tegen die uniciteit gekant zijn, wijst in dezelfde richting.

Daarom lekte een en ander uit naar historici. In hun kring neemt de onrust zienderogen toe. Het beeld van de geschiedenis dreigt in handen gegeven te worden van getuigen, hun nakomelingen en organisaties. De werkgroep gaat kennelijk zelfs na wat de bevolking van het holocaustmuseum verwacht - democratie-als-opiniepeiling. Wie politiek hapklare brokken wil, ziet kritische historici als vervelende beknibbelaars. Men wil geen genuanceerd en dus weerbarstig beeld van het verleden, maar een mooi afgerond, emotioneel geladen beeld. Voor een Vlaamse overheid als toonbeeld van democratie en anti-racisme, tegen het Vlaams Blok; voor de uniciteit van het joodse lijden,tegen het doorgronden van universele mechanismen die de Ander als hét Kwaad definiëren. Historici vinden dat de publieke opinie moet worden ingelicht, maar wachten vooral af, tenslotte weet je maar nooit.

Collectieve herinneringen staan door de band genomen meer in dienst van hedendaagse waarden en doelstellingen dan geschiedkundige verhalen. Daarom zijn ze niet minder waard of waar, de meeste mensen hechten meer geloof aan de stereotiepe groepsherinnering dan aan het veel complexere geschiedenisbeeld. Maar collectieve herinneringen zijn meer vervreemd van het verleden, dat bijna uitsluitend in dienst van het heden staat. Als het waar is dat - met de woorden van de filosoof George Santayana - wie zich de geschiedenis niet herinnert, gedoemd is ze te herbeleven, dan is de historische kwaliteit van de herinnering van essentieel belang. Wie iets wil voorkomen, kan maar beter een realistische kijk hebben op de oorzaken. Met het oog op preventie is het goed om weten dat de bliksem geen uiting van goddelijke toorn is. Het is moeilijk juiste lessen te trekken uit een fout herinnerd verleden.

Om de Endlösung te doorgronden, moet verder in de tijd worden teruggegaan dan de jaren veertig of dertig, moet er meer worden belicht dan het nationaal-socialisme en de eeuwenoude, christelijk geïnspireerde jodenhaat. Belangrijke kiemen van de massamoord op joden en zigeuners liggen in de negentiende eeuw: de opkomst van nationalismen; de groei van ideologisch antisemitisme gebaseerd op een 'wetenschappelijke' rassenleer; het succes van rasdenken en racisme; de utopische vooruitgangsidee de wereld voor eens en altijd van kwaad te bevrijden dankzij geneeskunde, eugenetica en sociaal-darwinisme; en, nog vroeger, het ontstaan van de monopoliestaat en zijn bureaucratie. Kortom, de moderniteit. Een heel wat bredere verantwoordelijkheid dan de nationaal-socialistische!

Inleving in slachtoffers is onontbeerlijk voor de politiek-ideologische motivatie, om herhaling te willen voorkomen. Maar om herhaling van de gruwel te kunnen voorkomen, moet ook achter en voorbij die gruwel worden gekeken, moet zijn ontstaans- en wordingsgeschiedenis begrepen worden. Het denken, de ideologie en het gedrag van de latere daders bestuderen om de momenten te onderkennen toen nog ingegrepen had kunnen worden. Daarom moet het slachtofferperspectief, met zijn meer dan begrijpelijke moralisering, intentionalisering en demonisering, overstegen worden.

Over dit alles schreef ik een maand geleden een brief aan Patrick Dewael (die brief werd, verneem ik op de valreep, doorgespeeld aan de joodse delegatie). Als burger en specialist in deze materie, uit vrees dat veel jonge generaties opgezadeld worden met een eenzijdig beeld van dit man made disaster. Een ramp veroorzaakt door mensen van vlees en bloed, mensen zoals u en ik.

De benaming collectieve herinnering (meestal heeft men het over 'collectief geheugen' maar dat kun je niet met iemand delen, herinneringen wel) heeft een totalitair trekje. Men gaat er stilzwijgend van uit dat ze de hele collectiviteit beslaat. Maar een maatschappij bestaat uit verscheidene groepen, elk met hun groepsherinnering. Die worden vaak overschaduwd, soms verdrongen door de overheersende collectieve herinnering.

Vandaag de dag is de collectieve herinnering van de politieke gevangenen, niet-joodse slachtoffers van de nazi's, bijna volledig uit zicht verdwenen. Een schril contrast met de eerste naoorlogse decennia toen die collectieve herinnering die van de joodse slachtoffers volledig verdrong. Tegenwoordig krijgen politieke gevangenen maar aandacht in zoverre ze erin slagen hun verhaal in te kaderen in de geamerikaniseerde Holocaust. Ook de gedachte om een Vlaams Holocaustmuseum op te richten, is in feite een exponent van de heersende collectieve herinnering. Geschiedkundig gezien is er geen enkele reden om geen of minder aandacht te besteden aan de vele Belgen en Vlamingen die in nazi-gevangenissen en concentratiekampen terechtkwamen, onder meer omdat ze tegen de bezetter in het geweer waren gekomen.

De werkgroep heeft het over "een exemplarisch museum", het "moet een spraakmakend museum in Europa worden" en daarbij "kan een architecturale inbreng via de Vlaamse bouwmeester nuttig zijn". Dat moest ik een paar keer herlezen, de historicus in mij geloofde z'n ogen niet. Mensenlief, maak er alstublieft een museum van over misdaden tegen de menselijkheid, uiteraard ook over onze misdaden en betrokkenheid, zoals de langgerekte volkenmoord op Congolezen, het Europese wegkijken van joodse asielzoekers in de jaren dertig en veertig, de Belgische medeverantwoordelijkheid voor de genocide in Rwanda, het wegkijken van asielzoekers hier en nu. Een uniek museum, dat leert dat mensen naast potentieel slachtoffer ook potentieel dader zijn.

Wat het Vlaams Holocaustmuseum betreft, heb ik me voornamelijk gebaseerd op gesprekken waarvan me op het hart gedrukt werd dat ze "nooit plaatsgevonden hebben". Niet meteen het soort bronnen waarop een historicus zich hoort te baseren. Maar als intellectueel moet je daar soms je voeten aan vegen. Heden en toekomst zijn beïnvloed- en veranderbaar, bijvoorbeeld door een dreigend fout beeld van het verleden bij te sturen.

Enkele weken geleden drong de 'gepasseerde' Auschwitz Stichting aan op een onderhoud met de Vlaamse premier. Kennelijk besloot de Stichting op het laatste moment de confrontatie met de 'conservatieve' joden van het Joods Museum in Mechelen toch maar uit de weg te gaan en de gelegenheid liever aan te grijpen om het onevenwicht tussen goede Waalse en minder goede Vlaamse subsidies voor de Stichting aan te kaarten. Terwijl ik dit schrijf, rinkelt de telefoon. Het kabinet van Dewael, of ik komende dinsdag wil komen voor een onderhoud? Benieuwd wat het wordt.

Opiniestuk verschenen in De Standaard, 9 december 2001.