Dromen zijn bedrog | Sigmund Freud - De droomduiding

Het magnum opus van Sigmund Freud, Die Traumdeutung, dat begin november 1899 verscheen, kreeg 1900 als jaartal mee, kwestie van het epochenmakende ervan aan te geven. En inderdaad, de nog in haar kinderschoenen staande psychoanalyse wordt erin tot volwassenheid gebracht.

Dik tien jaar praktijkervaring had Freud geleerd dat hysterie (neurose) geen organische maar een psychische ziekte is, geen afwijking van de hersenen maar van de geest; dat het her-inneren van ziekmakende factoren genezend kan werken; dat die herinnering kan worden bevorderd door vrije associatie (het meedelen van alle invallen en gedachten); dat de prille kinderjaren van immens belang zijn en dat neurosen een wensvervullend karakter hebben. Dat waren de basisgedachten waarmee Freud aan de slag ging toen hij, in het kader van zijn zelfanalyse, zijn dromen systematisch begon te ontleden. Directe aanleiding hiertoe waren de sterke emoties en kindsheidherinneringen die bij de dood van zijn vader (1896) terug aan de oppervlakte waren gekomen.

Door de confrontatie met dromen van patiënten, die ze bij het vrij associëren ter sprake brachten, was Freud ervan overtuigd geraakt dat de droom een eerste schakel is in een psychische keten waartoe ook dwang- en waanvoorstellingen behoren. Ontcijfering van dromen zou dus kunnen bijdragen tot de ontsluiting van de psychologie van neurosen.

Al bij de analyse van zijn eerste droom werd 'het geheim van de droom onthuld': dromen zijn, zoals neurosen, wensvervullingen. Na nog een paar maand 'ontdekte' Freud het Oedipuscomplex, de erotisch-seksuele aantrekkingskracht tot de ouder van het andere geslacht, gekoppeld aan jaloerse vijandigheid tegenover de ander.

Alle dromen zijn wensdromen, te beginnen met 'gemakzuchtige dromen': dromen dat je drinkt om niet te moeten opstaan om de dorst te lessen; of als de wekker afloopt dromen dat je al op je werk bent. De droom als bewaker van de slaap. Maar wat met pijnlijke, angstwekkende dromen? Geen probleem, dat zijn of vervormde wensvervullingen of lang vergeten wensen (dromen dat je kind sterft omdat je het vele jaren eerder hebt doodgewenst). Sommige (onverklaarbare) onlustdromen van patiënten doet Freud af als 'tegenwensdromen', speciaal gedroomd om zijn droomtheorie te ontkrachten. Andere tegenwensdromen schrijft hij toe aan 'ideële' masochisten die genot puren uit pijn en vernedering. Kortom, het psychoanalytisch equivalent van 'kop dan win ik, let dan verlies jij'.

Het wensvervullend karakter is doorgaans niet meteen herkenbaar in wat men zich bij het ontwaken herinnert. Maar achter de manifeste droominhoud gaat een latente inhoud schuil, de vervulling van een of meerdere onderdrukte, sociaal niet aanvaardbare wensen uit de eerste kinderjaren. Omdat die niet zonder meer tot het (volwassen, beschaafde) bewustzijn toegelaten kunnen worden, maakt de droomarbeid ze onherkenbaar.

Uit deze analyse van de droomvorming leidt Freud af dat het psychische apparaat uit verschillende systemen bestaat. Er moeten twee vormen vanonbewustzijn (niet-bewustzijn) bestaan, het onbewuste en hetvoorbewuste. Het onbewuste bestaat uit verdrongen, onsterfelijke, infantiele wensimpulsen die naar vervulling streven. Het voorbewuste weert ze af; dringen ze toch tot het bewustzijn door dan schieten we wakker. Dat we meestal doorslapen, danken we aan de censuur die tussen beide instanties in staat. Zij vlakt het taboebrekende karakter van de wensvervulling af, fabriceert min of meer aanvaardbare dromen. De droom is een compromis tussen het onbewuste en voorbewuste.

Psychoneurotische symptomen zijn een andere vorm van dergelijke wensvervullingen. Het 'psychische mechanisme waarvan de neurose zich bedient' is geen creatie van een psychische stoornis, maar behoort tot 'de normale bouw van het psychische apparaat'. En dromen bewijzen 'dat het onderdrukte ook bij de normale mens voortbestaat en tot psychische prestaties in staat blijft'. Droomduiding is dus 'de via regia naar kennis van het onbewuste'.

Die Traumdeutung is een krachttoer, een hele creatie, vindingrijk en erudiet. Freud was een fascinerend denker en schrijver, al valt wetenschappelijk gezien ook op zijn droomtheorie nogal wat aan te merken. De meeste duidingen en verklaringen zijn bijzonder ver gezocht; veel hypothesen en theorieën berusten op giswerk en cirkelredeneringen. Allemaal zeer intuïtief en speculatief, iets wat Freud bij zijn voorgangers als onwetenschappelijk afdeed. Hij ging ook vaak suggestief te werk, drong patiënten dromen en duidingen op. Ook zelfanalyse als methode, met als voornaamste instrument eigen dromen, is zeer bedenkelijk. Freud besefte dat, maar stond er kennelijk niet bij stil dat sommige van zijn dromen en duidingen toegesneden waren op zijn theorie (wensvervulling!).

Uit enkele passages die Freud aan latere edities toevoegde (o.m. in 1919), blijkt dat er nogal wat te doen was over zijn seksuele interpretaties. Freud ontkent dat hij dromen overwegend seksueel duidt, terwijl hij er elders toch op hamert dat 'het merendeel der dromen van volwassenen seksueel materiaal behandelt en erotische wensen tot uitdrukking brengt'. Het boek druipt van erotiek en seks. Neem de symboliek van dromen. Alle voorwerpen die zich in de lengte kunnen uitstrekken staan voor de penis: stokken, boomstammen, paraplu's ('vanwege het met de erectie vergelijkbare opsteken'), langwerpige en scherpe wapens, de nagelvijl ('vanwege het wrijven en schuren?'), de stropdas ('omdat ze bungelt, karakteristiek is voor de man en hij haar naar welgevallen kan uitkiezen, een vrijheid die hem bij het  oorspronkelijke van dit symbool door de natuur is ontzegd'). Het vrouwelijke geslachtsdeel wordt gesymboliseerd door bussen, doosjes, kisten, kasten, kachels, grotten, schepen, recipiënten, kamers (met al hun in- en uitgangen, die open of dicht kunnen staan) en wie droomt dat hij (zij?) door een reeks kamers loopt, heeft een bordeel- of haremdroom. Zoals zo vaak bij obsessies, onderkende ook Freud de zijne niet.

Sigmund Freud - De droomduiding, Amsterdam, BoomMeppel, 1987 - ISBN 90 6009 749 9

Deze bijdrage verscheen in de reeks 'De Klassieker' in De Tijd van 10 januari 2004