Zonde tegen de toekomst | Krakkemikkig gevangenissysteem

De tekortkomingen van gevangenisstraf en het gevangenissysteem zijn al zo lang duidelijk, de argumenten ertegen werden al zo vaak herhaald, dat men zou verwachten dat ze ondertussen tot een strikt minimum worden beperkt, om mensen te beschermen tegen fysiek geweld, brutale seksuele geweldpleging, moord en de georganiseerde misdaad. De vrijgekomen financiële middelen kunnen worden aangewend voor slachtofferhulp en het uitwerken van alternatieve straffen die de overtreders actief betrekken bij de gemeenschap, ze de kans geven iets terug te doen voor de aangerichte schade. Helaas is dit nog altijd een utopie. Sinds de jaren tachtig gaan aantal en duur van de gevangenisstraffen over de hele wereld in stijgende lijn. In de VS loopt het de spuigaten uit, met de drugsoorlog en het nultolerantiebeleid als in het oog springende oorzaken. Achterliggende oorzaken zijn de besparingen op het vlak van de sociale zekerheid en de toenemende economische en sociale onzekerheid.

De dagelijkse gevangenisbevolking wordt wereldwijd op 5,3 miljoen mensen geschat, voorhechtenis en korte gevangenisstraffen niet meegeteld. Op elke 100.000 mensen zijn er gemiddeld 106 gevangenen. De VS en Rusland scoren het slechtst, respectievelijk 615 en 690 per honderdduizend. Vergelijk met 65 in Nederland, België 75, Duitsland 85, Frankrijk 91 en Luxemburg 109.

Bestraffing is nog steeds populair, veel mensen zouden overigens moeiteloos verder gaan. In het Westen is een meerderheid te vinden voor lijfstraffen en de doodstraf. Vergelding, geweld met geweld beantwoorden, strenge en zelfs wrede straffen, dát is de volkswil. Het gerecht zou veel te laks optreden. Deze publieke opinie is op zeer gebrekkige kennis gebaseerd. Steevast wordt het aandeel van geweldmisdrijven in de criminaliteit overschat, bitter weinigen hebben een realistisch beeld van rechtspraak of gevangenissysteem, de meesten weten zo goed als niets over alternatieve bestraffingsmethodes en hun effect.

Dat is in een notedop de inhoud van A sin against the future, een voortreffelijke studie over het gevangeniswezen van de hand van Vivien Stern. Zij is specialiste gevangenisstudies en secretaris-generaal van de internationale beweging voor hervorming van het gevangeniswezen, een organisatie die menselijke bestaansvoorwaarden voor gevangenen nastreeft. Het boek is geen afstandelijke academische analyse geworden, de auteur put uit eigen ervaring en kennis, opgedaan tijdens inspectiebezoeken aan gevangenissen over de hele wereld. De vele uit het gevangenisleven gegrepen voorbeelden en uittreksels uit dagboeken en ooggetuigenverslagen van beroemde (politieke) gevangenen, zoals Nelson Mandela en Václav Havel, maken enige inleving mogelijk in de dikwijls onvoorstelbare levensomstandigheden van gevangenen.

Mensen worden gevangen gezet als straf, niet om gestraft te worden. De vrijheidsberoving is de straf, niet de behandeling in de gevangenis. Men zit zijn straf uit in gevangenissen, maar het mogen geen bestraffingsoorden worden. Integendeel, ze horen op heraanpassing en rehabilitatie gericht te zijn. Gevangenen helpen om zich te herpakken, betere mensen te worden. Onderzoek leert dat er van deze herstellende functie jammer genoeg weinig terechtkomt. Toch moet ze als ideaal worden nagestreefd. Wreedheid, geweld, brutaliteit en vernedering zijn uit den boze. Het zijn slechte voorbeelden  die zeker niet het beste uit mensen halen. Als er één plaats is waar rechtvaardigheid moet heersen, dan is het wel de gevangenis. "Het rechtssysteem waardoor iemand in de gevangenis kwam mag niet ophouden aan de gevangenisdeur. Het moet de gevangene vergezellen in het gevang, in zijn cel, alle aspecten van zijn gevangenisbestaan beheersen." De behandeling van gevangenen, mensen aan de zelfkant van de maatschappij, zonder verdienste, onaantrekkelijk, gevreesd en gehaat, is de zwaarst denkbare proef voor de verbintenis die de maatschappij met recht en mensenrechten heeft aangegaan. Mandela getuigt dat "je een natie niet echt kunt kennen als je z'n gevangenissen niet van binnenuit kent. Een natie moet niet beoordeeld worden naar de wijze waarop het zijn hoogste, maar zijn laagste burgers behandelt...". Mensenrechten gelden voor alle mensen, wat ze ook uitgericht hebben. De behandeling van gevangenen moet aan een minimumstandaard voldoen. Voldoende voedsel, drank, medische verzorging, beweging, ruimte, sanitair, godsdienstvrijheid, recht op waardigheid en enig privé-bezit, contactmogelijkheden met de buitenwereld (correspondentie, bezoek), het recht zijn beklag te doen. Geen willekeurige of onmenselijke straffen, geen discriminatie, geen geweldpleging, geen slavernij, geen geneeskundige experimenten. Een staat mag gevangenen niet behandelen op een wijze die buiten de gevangenismuren strafbaar is.

Ons gevangenissysteem, ontstaan in de 18de eeuw als alternatief voor lijfstraf en verbanning naar onbewoonde gebieden en kolonies (160.000 Britten werden in erbarmelijke omstandigheden naar Australië verscheept), heeft zich via de kolonisatie over de hele wereld verspreid. Overal rezen hoge muren en gevangenistorens op, tot en met in nomadische culturen waar de meeste mensen in tenten leven. En binnen dit universele systeem tref je in grote lijnen steeds hetzelfde aan. Gevangenen en bewakers zouden zich in om het even welke gevangenis direct 'thuis' voelen. Dezelfde infrastructuur, regels, overbevolking en wantoestanden.

De meeste gevangenen zijn mannen (19 op de 20), relatief jong en komen uit de laagste sociale milieu's. Vrouwen, de middenleeftijd en ouderen zijn sterk ondervertegenwoordigd. Veel gevangenen zijn opgegroeid in tehuizen voor ongewenste kinderen of verbeteringshuizen, waar velen onbedoeld voorbereid werden op een leven in de criminaliteit. Eén op vier komt uit een ontworteld gezin. Eén op drie heeft een familielid dat in de gevangenis gezeten heeft of zit. Het gevang houdt ons een vergrotende spiegel voor van onopgeloste sociale problemen. Een sterke oververtegenwoordiging van armen, ongeschoolden, minderheden, werklozen en geesteszieken. Mensen die uit de sociale boot zijn gevallen, geen maatschappelijke positie verworven hebben, sociaal niet aanvaard worden. In de VS is het gevangenissysteem uitgegroeid tot de sociale instelling voor de armen. Ze krijgen er tenminste gratis medische verzorging, opvoeding, opleiding en raad. In ontwikkelingslanden is het verband tussen armoe en gevangenschap nog groter. Armen kunnen zich geen advocaat veroorloven. Ook racisme speelt een rol. In de VS zijn zwarte gevangenen serieus oververtegenwoordigd, in Nieuw Zeeland de Maori's, in Australië de aboriginals, in Oost-Europese landen de Roma's (zogenaamde zigeuners), in West-Europa de migranten en asielzoekers.

De gevangenis werkt niet. Een goed gevang is een contradictio in terminis. Je "kunt mensen niet voor vrijheid trainen in een toestand van gevangenschap" schrijft Carl Niehaus, Zuid-Afrikaans ambassadeur in Nederland, in het woord vooraf. Oorden van onderdrukking, discriminatie, vernedering en potentieel geweld zijn het, levensgevaarlijke plaatsen voor alle bewoners. Hogescholen van de misdaad, waar de drugshandel welig tiert. Een fataal misvormde maatschappij is het, een wereld op zijn kop, waarbinnen constructief menselijk gedrag weinig kans maakt, zwakken en minderheden het zwaar te verduren krijgen, mensenrechten met voeten worden getreden. Gevangenen worden beroofd van hun individualiteit, hun identiteit wordt bedreigd, mens blijven is een dagelijkse opdracht. Door de opsluiting worden de banden met de maatschappij grotendeels doorgesneden maar die met de criminele gemeenschap worden versterkt. Het is de slechtst denkbare methode om misdaad te bestrijden, "ze verzwakt de krachten die mensen op het rechte pad houden, gezin, sociale controle, economische positie, vast werk, een thuis". De maatschappelijke afwijzing leidt tot afwijzing van maatschappelijke waarden. Velen gaan de maatschappij als vijand nummer één zien. Ook de financiële kost is enorm. In Engeland beloopt die 28.000F per gevangene per week, hetzij 100 miljard per jaar, "een kostelijke manier om mensen slechter te maken". De gevangenis is een anachronisme dat meer problemen schept dan oplost; schadelijk voor de gevangene, zijn gezin én de gemeenschap.

In de meeste Westeuropese landen beseft men dat maar al te goed. Men probeert in de mate van het mogelijke de schade te beperken. In veel landen doet men er alles aan om het aantal gevangenen zo laag mogelijk te houden, net boven de tolerantiedrempel van rechters en het grote publiek. Vandaar de voorwaardelijke straffen, vroegtijdige vrijlatingen en andere straffen dan opsluiting. Gevangenen krijgen een stiel aangeleerd, contact met familieleden wordt bevorderd, men helpt bij rehabilitatie en reïntegratie. Humanitair ogende maatregelen die een scherpe kritiek inhouden op het gevangenissysteem.

Stern besteedt veel aandacht aan pogingen om het systeem te verbeteren, de ingebouwde vernielzucht af te bouwen. Af en toe probeert iemand van binnenuit een andere aanpak uit, gevangenen als medeburgers benaderen. Maar dit soort initiatieven sterft onveranderlijk een vroege dood, bij de volgende wisseling van directie of regering. De roep van de kiezer om een meer repressief beleid speelt hierin een belangrijke rol. De meerderheid blijft ervan overtuigd dat opsluiting de beste remedie tegen misdaad is, als de gevangenen maar niet in de watten gelegd worden. Maar in de publieke opinie baden gevangenen al snel in comfort. Dat ze recht hebben op ontspanning, workshops voor bijvoorbeeld kunstbeoefening mogen volgen, soms in het weekend naar huis mogen, zien velen als een belediging voor de slachtoffers. En niet alleen het gewone volk, onlangs vroeg een hooggeleerd professor zich in alle ernst af "waarom men er zou naar streven gevangenissen zo min mogelijk op straf te laten lijken", hoe men "als gevangenissen leuk worden, mensen er buiten zal houden?" en "hoe het met de rechtvaardigheid is gesteld als men mensen beloont voor slecht gedrag?" (The Times Literary Supplement, 26 juni). Dat het in ontwikkelingslanden moeilijk te verteren is dat gevangenen eten en verzorging krijgen, terwijl in de buitenwereld mensen van honger en ziekte creperen, is licht te begrijpen, maar de verontwaardiging van overvoede westerlingen heeft weinig van doen met verdelende rechtvaardigheid en des te meer met archaïsch vergeldingsrecht, het bijbelse "oog om oog en tand om tand".

Na een korte geschiedkundige schets van verschillende gevangenissystemen wijdt Stern aparte hoofdstukken aan de toestand in Rusland, Midden-Europa, Japan, China en de VS. Midden 1996 zat er op elke 163 Amerikaanse burgers één in de gevangenis. Daar heersen mensonterende toestanden, de chain gang bijvoorbeeld, aan elkaar geketende gevangenen die dwangarbeid moeten verrichten. De helft van de mannelijke gevangenen is zwart, terwijl slechts 6% van de bevolking van Afrikaanse oorsprong is. De kans voor een jonge zwarte om in het gevang te geraken is groter dan die op hoger onderwijs. Het aantal doodstraffen gaat in stijgende lijn. Drie executies in 1983, zesenvijftig in 1995. Death row (de gang met cellen voor de ter dood veroordeelden) is een ondraaglijk oord. Tegenwoordig mogen in sommige staten familieleden van de slachtoffers de executie bijwonen. De staat, die wraak en vendetta hoort te voorkomen, als organisator van de wraakoefening. In China heeft men geen death row nodig, de ter dood veroordeelden worden vrijwel onmiddellijk publiek geëxecuteerd.

Door de massale opsluiting is het Amerikaans gevangenissysteem big business geworden. Privé-ondernemingen storten zich op deze veelbelovende sector. Sleutel-op-de-deur-gevangenissen die per cel of als geheel verhuurd of verkocht worden aan een overheid (stad of staat). Het is een van de sterkst groeiende markten. Ook in Engeland is er een tendens tot privatisering, in 1992 opende het eerste privé-gevang er zijn poorten.

Stern besteedt veel aandacht aan het lot van vrouwen en jongeren. Slechts één op de twintig gevangenen is vrouw. Bijna allen zijn arm, uitgebuit en misbruikt. De meesten zitten wegens armoe, voor diefstal of oplichting van de sociale zekerheid, prostitutie en aanverwante misdrijven. Weinigen werden opgesloten voor een geweldmisdrijf. Niettegenstaande dit afwijkend misdaadpatroon worden vrouwen nog altijd aan hetzelfde regime onderworpen als mannen, met alle absurde gevolgen vandien.

Voorstanders van het gevangenissysteem menen dat het werkt. Niet dat het misdadigers op het rechte pad brengt, maar het zou de maatschappij afdoend tegen misdaad beschermen. Rotte appels uit de mand verwijderen, toekomstige criminelen afschrikken. Probleem met deze benadering is, dat misdadigers als een apart soort mensen worden gezien, een goed afgelijnde en beperkte groep. Eens allen opgesloten, zou het gedaan zijn met de misdaad. De voorstanders doen "alsof er een reservoir van misdadigers bestaat, dat wel wordt aangevuld met nieuwe recruten onder de jongeren, maar dat kan worden leeggehaald als de opsluitingsstrategie sneller en grondiger werkt dan de recrutering". De feiten spreken dat tegen. De harde Amerikaanse aanpak heeft de algemene criminaliteit niet wezenlijk doen dalen. Bij een vergelijking tussen verschillende Amerikaanse staten valt er ook weinig of geen verband te bespeuren tussen strengheid van beleid en misdaadcijfers. Een toename van de gevangenispopulatie met 25% levert een daling van slechts 1% misdaad op. Bij de beoordeling moet trouwens ook rekening gehouden worden met andere factoren, demografische bijvoorbeeld. Hoe meer jonge mannen, hoe meer misdaad. De sociale ontwrichting die de massale opsluiting van jongeren teweegbrengt zal op iets langere termijn meer misdaad opleveren. Als de huidige groei doorzet, zullen in 2020 viereneenhalf miljoen zwarte Amerikanen gevangen zitten. Een uitstekende zaak voor de prison business, maar een ramp voor de democratie. Hoe zal die eruit zien "als het merendeel van de jonge mannelijke stadsbevolking in gevangenissen wordt opgevoed en  gevangeniswaarden krijgt ingeprent?"

Stern houdt een warm pleidooi voor geweldvoorkoming, hulp aan ontspoorde gezinnen, opvoedkundige voorzieningen voor jongeren die als ze niet geholpen worden de volgende generatie gevangenen zullen vormen. Meer alternatieve straffen ook, gericht op herstel, restitutie, vergevensgezindheid en reïntegratie. Gedeeltelijke vrijheidsberoving gekoppeld aan positieve elementen. Een vorm van schadeloosstelling voor het slachtoffer of de gemeenschap, financieel of door arbeid, plus de verbintenis z'n leven te zullen beteren. Slachtoffers en familieleden die dat willen, kunnen hier actief bij betrokken worden. Een misdrijf is een overtreding die verplichtingen schept, overtreders hebben iets goed te maken. Het huidige systeem minimaliseert die verplichting. Maatregelen die maatschappelijke elementen proberen samen te houden in plaats van ze uit elkaar te rukken; oplossen en heropbouwen in plaats van op- en uitsluiten. Bestraffing moet meer uitgaan van de gemeenschap zelf, opgelegd worden door mensen die iets betekenen voor de misdadiger, niet door een anonieme en onpersoonlijke legale autoriteit. Het misdrijf niet langer opvatten als een zaak tussen misdadiger en Staat, een opvatting waardoor slachtoffers trouwens dikwijls uit de boot vallen.

Hervormers hebben al heel wat ten goede veranderd maar momenteel hebben ze het politieke tij zeker niet mee. Men neigt meer in de richting van repressie en afbouw van verworven rechten. In Europa wordt onder druk van de publieke opinie geaarzeld om het Amerikaanse voorbeeld te volgen, velen zijn voor nultolerantie gewonnen. Misdaad wordt, door de dreiging die ervan uitgaat, voornamelijk emotioneel, vanuit de buik benaderd. Afstandelijkheid en redelijkheid komen doorgaans niet aan bod. En alternatieve straffen spreken niet aan, ze voltrekken zich niet achter hoge muren die de uitsluiting van kwaad symboliseren en ons een vals gevoel van veiligheid geven. Weinigen beseffen dat de gevangenis zelden of nooit verbetert, dat de kans dat de gevangene in de richting van de afwijkende groep evolueert, medegevangenen die hem wel aanvaarden, heel wat groter is.

Stern, Vivien - A sin against the future. Imprisonment in the world, London, Penguin, 407 blz.

Gepubliceerd in De Morgen, 10 september 1998