Vrouwen en kinderen eerst | Nerveuze vrouwen in het Guislain

Meer dan een bezoek waard die Nerveuze Vrouwen, de tentoonstelling in het Museum dr. Guislain die nog tot 26 mei loopt. De museumploeg heeft eens te meer fascinerende documenten, curiosa en kunstwerken samengebracht. Sommige nagelen je even aan de grond, zoals dat levensgrote beeld van een in elkaar gekrompen of geslagen vrouw (Jan Van Oost, zonder titel). Ook de seksueel één geworden manvrouw die de surrealist Hans Bellmer in 1945 in elkaar tekende, spreekt tot de verbeelding: het mannelijk geslachtsdeel als corpus van een op handen en voeten kruipende vrouw, met zijn eikel als haar achterwerk en haar borsten als zijn ballen. Trek een paar uur uit om al dat moois en de vaak intrigerende werken te bewonderen en te verwerken.

Maar als geheel stelt deze Guislaintentoonstelling helaas teleur. Het is weinig meer dan een oogverblindend samenraapsel van rond een bepaald thema losjes aan elkaar geregen verhalen en artefacten. Dit keer zijn nerveuze vrouwen aan de beurt. Een verbloemende titel die meteen aangeeft dat het een brave en burgerlijke tentoonstelling zal blijken te zijn, onkritisch voor maatschappij en psychiatrie.

Nerveus en asociaal

Nerveuze vrouwen… daar moet over nagedacht zijn. In de Franse vertaling luidt dat al femmes névrosées. 'Neurotisch', dat is al heel wat duidelijker, al is geschiedkundig gezien 'hysterisch' nog juister. Maar hysterie (Grieks voor 'baarmoeder', ooit gezien als de bron van alle vrouwenaandoeningen) werd in de jaren 1980 verbannen uit de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM), de bijbel van de psychiatrie. Een verbanning die samenviel met de teloorgang van de psychoanalyse, een discipline die haar ontstaan en voortbestaan in aanzienlijke mate aan hysterie te danken had. Freuds leer werd verdrongen door neurowetenschap, praattherapie maakte plaats voor pillen, artsen en patiënten leerden psychische aandoeningen toeschrijven aan biochemische stoornissen, genetische defecten en foute neurotransmitters. Bijgeloof werd, zo luidt het, vervangen door wetenschap. Maar aan de sociale oorzaken van veel psychisch leed werd niet geraakt. En zo kon ongestoord doorgegaan worden op de ingeslagen weg: almaar meer consumptie, vervreemding en (existentiële) eenzaamheid.

Hysterie mag dan als diagnose verdwenen zijn, de symptomen en syndromen bleven en werden herdoopt in 'dissociatieve aandoening', 'psychogenetische pijnstoornis' en dergelijke meer. De diagnostische dwalingen uit het verleden werden vervangen door hedendaagse opvattingen die later mogelijk misvattingen zullen blijken te zijn. De DSM lijkt ondertussen aan een eetbuistoornis toe. Die nieuwe welvaartsziekte (vreetbuien zonder braken) zal, kondigden de media onlangs kritiekloos aan, in de volgende editie van de DSM staan, samen met een specifieke psychiatrische behandeling. Iedereen heeft een slag weg, maar niet iedereen wordt gek.

Niets van dit alles in de tentoonstelling, al wordt dit keer wel een standpunt ingenomen, zij het tussen de regels, politiek correct en bijzonder eenzijdig. Vrouwen blijken bij nader toezien nerveus, neurotisch of hysterisch te worden door de mannenmaatschappij, door mannelijke onderdrukking en obsessie met en uitbuiting van het door mannen oversekste vrouwenlichaam. Zoals merkwaardig genoeg te zien op deze tentoonstelling: mannelijke kunstenaars die Life is pain op vrouwenborsten schilderen en eindeloos voor de ogen van de bezoeker laten wippen. Of dat oud geschilderd vrouwenportret voorzien van een blauw oog. Bij een niet gedateerde afbeelding van de levenstrappen van de vrouw wordt alleen aangeklaagd dat kinderen een grotere rol spelen in een vrouwenleven dan in dat van de man. Dit alles aangevuld met affiches van Dolle Mina en het abortuskomitee, verwijzingen naar vrouwelijke politieke gevangenen en de 'dwaze moeders', alsook de vaststelling dat Paula Semer met haar televisieprogramma's veel heeft bijgedragen aan de emancipatie van de vrouw.

Als de nood aan de man is

De tentoonstelling bouwt verder op de bestseller Gek, slecht en droevig van romanschrijfster Lisa Appignanesi, tevens voorzitster van de Raad van Bestuur van het Freudmuseum in Londen. Haar ontstellende cijfers over depressie, angstgevoelens en zelfdoding bij vrouwen worden in de tentoonstelling kritiekloos overgenomen. Dat terwijl Appignanesi in haar bijdrage in de catalogus schrijft dat "deze cijfers waarschijnlijk zullen kloppen" (mijn cursivering). Zonder enige verwijzing naar onderzoek. Maar geen nood, "zelfs als ze [die cijfers] niet geheel en al met de 'waarheid' overeenkomen, dan nog overheerst de culturele illusie". Waarna ze van leer trekt tegen het tijdschrift Psychologies omdat de cover daarvan altijd ontsierd wordt door een foto van een vrouw, "alsof psychologie, alles wat zich maar bezighoudt met het doorgronden van de (getroebleerde) geest en menselijke relaties, een puur vrouwelijke aangelegenheid is". Dat de op die covers afgebeelde vrouwen onveranderlijk mooi en aantrekkelijk zijn (naar hedendaagse normen) en dat Psychologies zich vooral op een vrouwelijk publiek richt, vrouwen die zich aan dergelijke schoonheden spiegelen, vergeet Appignanesi er bij te vertellen. Vanuit een even eenzijdig standpunt zou men de covers van Psychologies kunnen zien als een eerbetoon aan vrouwen en hun grotere belangstelling voor gevoelens, emoties en relaties. Inhoudelijke kritiek is steeds welkom, maar dit soort opmerkingen getuigt van weinig meer dan cover-erudition.

Vrouwen zijn, zo luidt het elders in de mooi uitgegeven maar inhoudelijk bedroevende catalogus, "de grootste consumenten van geestelijke gezondheidszorg en zij maken dubbel zoveel gebruik van psychotherapeutische sessies als mannen, en 75% van alle psychofarmaca in België". Dat kan veel betekenen en vergt nader onderzoek. Bedenk bijvoorbeeld dat de cijfers van vrouwelijke consumptie van schoonheidsproducten, make-up en sieraden waarschijnlijk nog heel wat hoger liggen. Of zullen we, in dezelfde trant redenerend, het feit dat mannen meer fysiek geweld gebruiken en vaker in gevangenissen belanden, aan vrouwen en hun verlokkingen toeschrijven?

Ook de Guerilla Girls die op deze tentoonstelling fulmineren tegen het Metropolitan Museum of Modern Art (New York) omdat in een bepaalde tentoonstelling slechts 4% van de kunstenaars vrouwen zijn, terwijl 76% van de naakten vrouwen zijn, slaan de bal mis. Gezien de oververtegenwoordiging van mannelijke kunstenaars is het best verwonderlijk dat niet nog meer naakten vrouw zijn. En ook dit kan gezien worden als een eerbetoon aan de vrouw en/of het vrouwenlichaam. Is de oververtegenwoordiging van mannelijke kunstenaars in dit museum werkelijk het gevolg van discriminatie door mannen? Of is dit soort museum vooral gericht op kunst die meer door mannen dan vrouwen wordt beoefend? Zijn vrouwen sterker of beter in andere kunsten en komen die weinig of niet aan bod in 'klassieke' kunsttempels? Geen idee, maar het zijn wel vragen die gesteld moeten worden.

Het verband tussen thema en tentoongestelde is vaak zoek. Blijkbaar volstond het dat iets door een vrouw werd gemaakt of dat een vrouw wordt afgebeeld. Zo het 19de-eeuws schilderij 'Moeder die haar kind de borst geeft' of de man van middelbare leeftijd die bevragend het hart van een gedissecteerde vrouw in handen houdt.

Zo goed als geen kritiek op bepaalde psychiatrische en psychoanalytische praktijken. Therapeuten worden even respectvol als oppervlakkig gepresenteerd. Dat sommigen onder hen hysterische vrouwen 'behandelden' door bloedzuigers op hun schaamlippen en baarmoederhals te plaatsen, ijs in vagina en/of rectum te stoppen, clitoris en/of baarmoeder te verwijderen, blijft onvermeld. Zoals ook het seksuele misbruik dat sommige therapeuten van de situatie maakten.

Geen vrouwenziekte

De fascinerende culturele geschiedenis van de kameleonachtige ziekten die hysterie en hypochondrie waren en zijn, de sociale constructie van ziekten (denk aan homoseksualiteit en masturbatie in een niet eens zo ver verleden): het komt allemaal niet aan bod. Hypochondrie, door velen gezien als de mannelijke variant op hysterie, wordt niet eens vermeld. Ook de opeenvolgende verklaringen voor hysterische verschijnselen komen niet aan bod. Net zo min als het feit dat veel 'nerveuze vrouwen' uit welstellende kringen kwamen, zeer lucratief dus voor psychiaters die hun ziektewaan kracht bijzetten. Veel toegepaste remedies wijzen in dezelfde richting; niet iedereen kon zich maandenlange rust, dure kuuroorden, berg- en zeelucht, dieet en waterkuur veroorloven.

Zo wordt begrijpelijk dat hysterie heel even een mode werd. Als vrouw aan gevoeligheid en ziekte bezwijken, werd bijna een erezaak. Zwakheid gold als teken van suprematie. The English Malady, zoals hysterie begin 18de eeuw in Engeland werd genoemd, was een beschavingsziekte, een gevolg van de economische en culturele superioriteit van de natie. Overgevoeligheid en hysterie waren een luxe die alleen de betere stand zich kon veroorloven, ze bewees beschavingskwaliteit. Hysterische vrouwen puurden vaak ook secundaire winst uit hun ziekte; ze kregen meer aandacht en de machtsbalans in het gezin verschoof.

Door de eenzijdige toespitsing op vrouwen ziet de tentoonstelling ook voorbij aan het feit dat zenuwzwakte geen vrouwenziekte was, noch is. Zelfs toen vrouwelijke hysterie hoogtij vierde (de decennia rond 1900), waren er behoorlijk wat mannelijke patiënten. Jean-Martin Charcot, toen de beroemdste neuroloog, richtte in de Salpêtrière een afdeling voor mannelijke hysterici op.

Mannen zoeken van oudsher meer hun toevlucht in sport, alcohol en prostitutie, en zenuwzwakte bij mannen wordt sociaal veel sterker afgekeurd dan bij vrouwen. Dat bleek ook toen met de geïndustrialiseerde oorlogsvoering veel soldaten door de knieën gingen zonder dat ze zichtbaar gewond waren. Velen werden als lafaards en simulanten beschouwd en enkelen 'sneuvelden' voor het vuurpeloton. In de langdurige loopgravenoorlog die de Grote Oorlog was, kende elk leger een epidemie van zenuwzwakte veroorzaakt door onophoudelijke dreiging en spanning, angst en controleverlies. Officieren leden overigens vier tot vijf keer meer aan shellshock dan het gewoon voetvolk.[i]

Dit alles is door oubollig aandoend feminisme uit beeld verdwenen. Interessante vragen werden niet gesteld, laat staan beantwoord en sommige bijdragen in de catalogus zijn weinig meer dan propaganda voor de auteur en haar team.

Op de man af

Voor de liefhebbers van vrouwelijk schoon valt er veel te bewonderen. Sommige door vrouwen gemaakte werken doen bijna pornografisch aan. Maar dat moet aan mijn mannenblik liggen. Best verwarrend eigenlijk, want moet dit gezien worden als maatschappijkritiek, eerbetoon of esthetiserend voyeurisme? Epater le beau monde, zonder de burger tegen de haren in strijken.

Dat vrouwen en mannen verschillen, uiterlijk en innerlijk, biologisch en psychologisch, staat vast. Mannen zijn anders. Vrouwen zijn anders. Die verschillen worden in veel samenlevingen benadrukt en vaak overdreven. Opvoeding en sociale omgeving dwingen in rolpatronen die tot een keurslijf uitgroeien. Dit alles wordt versterkt door vastgeroeste gewoontes, geplogenheden, morele en juridische normen. De strijd hiertegen aanbinden is volkomen legitiem en noodzakelijk. Maar schieten we hier en nu nog iets op met alles wijten aan 'de man' en 'de mannenmaatschappij'?

In het door de media aangezwengeld klimaat van verdachtmaking van mannen als pornofanaten, potentiële verkrachters, misbruikers en pedofielen, ben ik als man bij voorbaat verdacht. Vraag is hoe kinderen, meisjes én jongens, hier en nu tegen het man-zijn aankijken en in hoeverre dat hun toekomstige relaties schaden zal. Tegenover deze ietwat manvijandige houding staat een bedenkelijke vrouwvriendelijke houding, in de zin dat vrouwen hun voor mannen verleidelijke vormen ongebreideld mogen, ja moeten – modedwang – etaleren. Ze bedoelen het niet erotisch, zeggen ze, en bovendien, mannen moeten zich maar leren beheersen. Het oude spreekwoord dat je de kat niet bij de melk moet zetten of, nog toepasselijker, de kat niet op het spek moet binden, is in deze dolgedraaide consumptiemaatschappij in onbruik geraakt.

'Vrouwen en kinderen eerst', het zou een leuze kunnen zijn voor een betoging tegen vrouw- en kindermisbruik of, cynischer, de lijfspreuk van de stereotiep gewelddadige en seksbeluste man. In werkelijkheid gaat het om een stelregel uit de scheepvaart, voor het eerst toegepast midden 19de eeuw toen een Britse oorlogsbodem met 480 soldaten en 26 vrouwen en kinderen aan boord schipbreuk leed en de kapitein besefte dat de fysiek minder sterken én minder talrijken alleen konden overleven als ze als eersten in de schaarse reddingssloepen mochten. Alle vrouwen en kinderen overleefden de ramp, het merendeel der mannen verdronk of werd door haaien verslonden.


[i]Wie zich in dit alles verder wenst te verdiepen, kan terecht bij Andrew Scull: Hysteria. The Disturbing History (2011).

Patrick Allegaert & Ann Brokken (red.), Nerveuze vrouwen. Twee eeuwen vrouwen en hun psychiaters, Lannoo, 2012.

Gepubliceerd in Rekto/Verso, nr. 55, januari-februari 2013 (lichtjes aangepast door de redactie) 

Ongewijzigd op het Salon van Sisyphus:salonvansisyphus.wordpress.com/2013/01/20/vrouwen-en-kinderen-eerst/