Vergelding en repressie (2) | Een klimaat van haat

De heruitzending van Vergelding en repressie werd door de VRT een beetje uit zijn context gelicht. Eigenlijk moet deze reeks beoordeeld worden binnen het geheel van de televisieseries die De Wilde en zijn medewerkers van 1982 tot 1991 aan de Tweede Wereldoorlog hebben gewijd (De Nieuwe Orde, De verdachten, Politieke en jeugdcollaboratie, De Oostfronters...). Maar een integrale herneming van meer dan vijftig uitzendingen zou natuurlijk niet veel mensen aanspreken. Doch nu gaat wel een en ander verloren dat van belang is om zich een mening te kunnen vormen. Daarom een korte toelichting bij enkele begrippen.

Laten we beginnen met de Nieuwe Ordebewegingen. Enkele waren reeds vóór de oorlog actief. Hun sympathie voor en verwantschap met het nationaal-socialisme, bijvoorbeeld een autoritaire inslag en organisatie, maakte ze rijp voor bepaalde vormen van collaboratie met de nazi-bezetter. Zo ook het Vlaams Nationaal Verbond (VNV). Deze Belgische politieke partij werd in 1933 opgericht door Staf de Clercq. Ze wou het Vlaams-nationalisme bevorderen, een Nederlandse of Dietse Volksstaat oprichten door Nederland, Vlaanderen en Frans-Vlaanderen samen te voegen. In het Vlaamse gedeelte zou het VNV de enige politieke partij worden. Dit programma sprak een heterogene groep mensen aan. In de tweede helft van de jaren dertig boekte het VNV verscheidene verkiezingssuccessen. Binnen de partij viel een democratische en een autoritaire strekking te onderscheiden. Naar buiten toe zette men zich af tegen dictatuur en totalitarisme.

In november 1940 aanvaardde het VNV bij monde van De Clercq het nationaal-socialisme. Daarmee was het pad naar de collaboratie geëffend. Met het Dietse streven had de bezetter het niet hoog op, Hitler wou pas na de oorlog over het lot van België beslissen. Maar er mocht wel een 'Flamenpolitik' gevoerd worden. Alle administraties werden gezuiverd en vele postjes werden ingepalmd door Vlaams-nationalisten. Talloze VNV-ers die belangrijke functies bekleedden (oorlogsburgemeesters etc.), maakten het de bezetter makkelijker om het land te besturen.

Opkomende binnenlandse concurrentie werkte collaboratie verder in de hand. In augustus 1940 werd de 'Algemene SS-Vlaanderen' opgericht, een militaire organisatie van Vlaamse vrijwilligers die propaganda voerde voor de aanhechting van Vlaanderen bij Duitsland. In 1941 werd de DeVlag gereorganiseerd in nationaal-socialistische zin. Deze Deutsch-Vlämische Arbeitsgemeinschaft (Vlaamsch-Duitsche Arbeidsgemeenschap) werd in 1936 opgericht door Vlaamse en Duitse academici die de Vlaams-Duitse culturele en wetenschappelijke betrekkingen wilden bevorderen. Maar midden 1941 ging DeVlag dus de politieke toer op. De nu aan de SS ondergeschikte beweging stuurde aan op annexatie van Vlaanderen bij Duitsland en schuwde racisme noch jodenhaat. Haar leden zworen trouw aan Hitler. In juni 1944 werkten DeVlag en Algemene SS Vlaanderen officieel samen bij de oprichting van het beruchte Veiligheidskorps, dat we in de eerste uitzending over Robert Verbelen hebben leren kennen.

Het VNV zette zich fel af tegen beide organisaties, maar door de opbodpolitiek ging het zelf steeds verder in de collaboratie. Vanaf juli 1941 begon het verbond vrijwilligers te werven voor het Oostfront, leden werden aangespoord dienst te nemen in paramilitaire organisaties zoals de Zwarte Brigade. Na de dood van De Clercq in oktober 1942 nam de meer gematigde Hendrik Elias de leiding over. Hij probeerde de collaboratie af te remmen. Daartegen rees fel verzet van VNV-ers die bestuursambten bekleedden. Een klein jaar later werd de Oostfrontwerving stopgezet en kwam het tot een openlijke breuk met de extreem pro-Duitse organisaties.

Na drie afleveringen begint de stijl van De Wilde me van langsom meer te ergeren, maar daarover later meer. In deze bijdrage wil ik liever even terugkomen op de kleurrijke verzetsfiguur uit het tweede deel en die tegenstellen aan een van de sterke verzetsvrouwen uit de derde aflevering.

Ferdinand Désiron schreef in mei 1945 een ooggetuigenverslag over zijn ervaringen bij het verzet en in de concentratiekampen, 'Van Breendonck naar Weimar'. Eind 1981 gaf hij ook enkele interviews weg aan HUMO. Ook hier sterke verhalen en veel borstgeroffel, maar over z'n smokkelaarsverleden zwijgt hij in alle talen. Als man van de actie kon hij niet blijven stil zitten, hij wou bij "de Vaderlandsche samenzweerders" geraken, "uit pure zin voor avontuur, zonder enig ideaal of filosofie". In het partizanen privé-legertje schoot hij collaborateurs neer, blies spoorwegen op, saboteerde telefoon en telegraaf, beroofde  banken en gemeentehuizen (rantsoenzegels) om de verzetsacties te financieren. Wroeging over het neerknallen van mensen is hem vreemd, elke "verrader heeft al te lang geleefd". Het in koelen bloede vermoorden van medemensen noemt hij een kwestie van gewenning, te vergelijken "met een jager die een haas neerschiet. Eén minuut later denk je daar al niet meer aan. Het moet gebeuren, dus gebeurt het. Een job als een andere".

Tarzan, een veelzeggende bijnaam, werd eind februari 1944 gearresteerd en naar Breendonk overgebracht. Daar werd hij beestachtig gefolterd. De Vlamingen die in Breendonk met de SS heulden noemt hij "de laagste schepsels die op aarde rondlopen" en hij verzucht dat het jammer is "dat de rechters die nu de verraders zo zacht beoordelen niet eens zulk een dag in Breendonck meemaakten". Begin mei werd Désiron op transport gesteld naar Buchenwald, twee weken later belandde hij in Harzungen. Dankzij zijn bravoure en relaties werd hij ploegbaas in een munitiefabriek waar zijn medegevangenen dwangarbeid verrichtten. Op 20 juni nam hij de benen, samen met een kameraad die het niet haalde.

Na de oorlog had hij kunnen rentenieren, geld zat. Maar begin jaren vijftig leerde hij, bij een bezoek aan Buchenwaldkameraden in Oost-Duitsland, snel-snel aborteren. Thuisgekomen legde hij zich toe op clandestiene abortussen, "niet om het geld, misschien om de spanning". Aanvankelijk deed hij het gratis, later liet hij zich betalen "om een goede advocaat te kunnen betalen als hij gesnapt werd", nog later rekende hij door, tot hij in 1959 tegen de lamp liep. In de jaren zeventig werd hij gelauwerd tot ridder in de Leopoldsorde.

De "bewogen ervaringen van Bertha Van Emelen tijdens twee oorlogen, als kind, als echtgenote en als moeder" werden door haar nicht in 1992 opgetekend en uitgegeven onder de titel 'Een graanhalm in stormen'. Uit dit boek spreken grote godsvrucht en vaderlandsliefde. Bij het uitbreken van de Tweede Oorlog was Bertha Van Emelen moeder van twee kinderen. Samen met haar man en vele dorpsgenoten werd ze lid van de Nationale Koninklijke Beweging, een verzetsgroep waarvan de leden trouw beloofden aan Koning en Vaderland. De voornaamste verzetsactiviteit in Molenbeek-Wersbeek bestond uit het helpen van ontsnapte geallieerde piloten en krijgsgevangenen. Ze heeft "veel voedselpakketten voor hen klaargemaakt. Dat daaraan een risico verbonden was, beseften we natuurlijk wel, maar vermits er geen gewapende feiten geschiedden, werd dat risico gerelativeerd". Toen een Engelse piloot die zich met z'n parachute wou redden lafhartig door de Duitsers vermoord werd, laaide de verontwaardiging in de streek op. Velen kwamen de piloot de laatste eer betuigen. Bertha Van Emelen legde in naam van vele dorpelingen openlijk een bloemenruiker op het graf. Of deze manifestatie, dan wel het verraad van een Nieuwe Ordegezinde dorpsgenoot, tot de arrestatie van 22 dorpelingen leidde, weet ze nog altijd niet. Ze werd gedeporteerd naar het vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück en vandaar naar het beruchte kommando Beendorf. Dankzij haar vaderlandsliefde, Vlaamsgezindheid en een sterke levenswil overleefde ze alle ontmenselijking en verschrikking. Haar man, broer en diens drie zonen keerden niet terug, ze kwamen om in Harzungen en omgeving. In 1945 moest ze een Duitser identificeren die bij de razzia betrokken geweest was. Ze kon zich niet bedwingen en vloog hem aan. Daarover schrijft ze: "Ik kan begrijpen dat mensen zelf wraak willen nemen. Maar zulke gedachten wil ik niet voeden. Het lost niets op en daarmee krijgen we onze mensen niet terug. Ik geloof in Iemand anders die de harten doorgrondt en zal oordelen".

Ook deze aflevering bevat huiveringwekkende en schrijnende gebeurtenissen. Sommigen kunnen nog steeds elkaars bloed drinken, blijven overtuigd van hun gelijk. De uitroeiing van de familie Organe door het verzet en de koele commentaar van de verantwoordelijken, zal me lang bijblijven. Zo ook de uitzonderlijke moed van verzetsvrouw Gabrielle Aerts en partizanencommandant Germain De Becker.                                                             

Gepubliceerd in Telepro, september 1998