Waarom seks (meestal) leuk is

Een dertigtal jaar geleden stuurde ik als begeesterd autodidact een brief vol vragen en hypothesen naar de afdelingen antropologie en biologie van twee Vlaamse universiteiten. Een antwoord kwam er niet, waarschijnlijk omdat het te veel tijd en moeite zou hebben gekost om op ingewikkelde, deels onbeantwoordbare en foute vragen van een geïnteresseerde leek in te gaan. Nu ik zelf gespecialiseerd ben (in een andere wetenschappelijke discipline) weet ik daarvan mee te spreken. Mijn frustrerende ervaring als autodidact zorgt er gelukkig wel voor dat ik me toch telkens inspan om dergelijke vragen zo goed mogelijk te beantwoorden, onder meer met verwijzingen naar bronnen en publicaties. Dat je als leek dikwijls niet ernstig genomen wordt ervoer ik enkele maanden geleden nog maar eens. Toen belde ik een professor plantkunde op met de vraag of hij me verklaren kon hoe het komt dat bananen krom groeien. Ondanks het feit dat ik me als wetenschapper had voorgesteld, en het doel en de betekenis van mijn vraag duidelijk had gemaakt, meende de brave man dat ik hem in de maling aan het nemen was en hij legde na enkele minuten zo beleefd mogelijk de hoorn neer.

Eén van mijn vragen van dertig jaar terug gold mannelijke tepels: hoe komt het dat mannen er hebben, hoe komt het dat ze de borst niet geven? (Freudianen zoeken hier vast iets achter). Vragen die door voortgezette lectuur geleidelijk beantwoord geraakten. In Why is sex fun? wijdt Jared Diamond, een Californisch fysioloog, ecoloog en verwoed vogelaar, een hoofdstuk aan deze kwestie.

Bij duiven voeden het vrouwtje en het mannetje (vogelaars hebben het onveranderlijk over wijfje, niet over ventje) de jongen met een soort melk die in de krop wordt gemaakt, waarom niet het mannemens? Zwangerschap en hormonen natuurlijk, maar dat is toch niet het hele verhaal. Veel vrouwelijke zoogdieren produceren melk en kunnen een kind zogen zonder zwanger te zijn. Adoptief moeders in spe kunnen desgewenst binnen de maand zelf de borst geven als ze in de voorafgaande maand om de zoveel uur een borstpomp gebruiken. Voor de komst van het zog- of zuigglas waren er minnen die met dat doel een jong hondje of een zuigeling aanlegden. Naomi, de bejaarde schoonmoeder van de bijbelse Ruth, begon haar kleinkind direct na de geboorte te zogen. In moderne, 'gekuiste' versies van de bijbel heet het dat ze het kind "op haar schoot nam en zijn verzorgster werd" (Ruth, 4:16), maar de in 1535 in Antwerpen door Jacob Van Liesvelt gedrukte bijbel vermeldt nog: "en wert zijn amme of voeyster" (amme of am is een troetelwoord voor zoogster).

Ook ­mannen kunnen melk produceren, zelfs zonder hormonale stoornis of hulp. Bij verscheidene zoogdieren beschikken de mannetjes over de nodige anatomische voorzieningen, maar de borstklieren zijn minder goed ontwikkeld en doorgaans niet functioneel. De hardware is er wel maar mannen zijn anders geprogrammeerd. De evolutie had in principe ook een andere richting kunnen inslaan.

Vrouwelijkheid is de normale toestand van mensen. De mannelijke Y-chromosoom is een (ver)storende factor. Bij afwezigheid ervan ontwikkelt elk embryo eileiders, geen teelballen. Afscheidingen van die ballen zorgen voor de totstandkoming van de andere mannelijke attributen. Zonder zaadballen geen eikel, penis of balzak, maar een clitoris, kleine en grote labia, in het Nederlands nog altijd schaamlippen geheten zonder enkelvoud (ze zijn wel altijd met zijn tweeën of vieren, maar waarom bestaat er dan wel een enkelvoud voor oren, benen, nieren?). Onze sekse wordt door een klein aantal genen op één van de 46 chromosomen die we normaliter rijk zijn bepaald, inderdaad het kleinste verschil, maar met dikwijls grote gevolgen.

Met fysiologische redeneren alleen komen we er niet uit, we moeten evolutionair denken. Bij negentig procent van de zoogdieren staat alleen de moeder in voor zorg en opvoeding van de jongen. Mannelijke borstvoeding kwam dus alleen in de overblijvende tien percent (wolven, gibbons, mensen...) in aanmerking. Borstvoeding is natuurlijk niet de meest waardevolle bijdrage die vaders kunnen leveren. Een mannetjesleeuw moet hyena's en andere leeuwen verdrijven die zijn welpen bedreigen. Van groot belang ook is de zogenaamde evolutionaire binding of gerichtheid. Iedere diersoort (en plantensoort) heeft een lange evolutie achter zich, geraakte gaandeweg aan een bepaalde levensstijl aangepast. Anders dan bij de zoogdieren is bij de vogels, die andere warmbloedigen, vaderzorg eerder regel dan uitzondering. Hun lange evolutionaire geschiedenis gaf een andere oplossing aan het vraagstuk 'wat te doen met een inwendig bevrucht ei'. Het ei wordt gelegd en dan kunnen zowel vader- als moedervogel het uitbroeden. Met elk van die soortspecifieke oplossingen gaat een reeks aanpassingen gepaard en daaraan zitten moderne vogels en zoogdieren nu vast. Vrouwelije zoogdieren staan veel zwakker dan vrouwelijke vogels in wat Diamond het gevecht tussen de seksen noemt, de strijd om de vraag wie er voor het nageslacht moet opdraaien. Tegen dat het babydier het moederlichaam verlaat heeft het vrouwelijk zoogdier veel meer tijd, energie en voedsel geïnvesteerd dan een vrouwtjesvogel (en dan het mannetje, een eicel is ongeveer een miljoen maal groter dan een zaadzel). Daardoor kunnen ze het spel niet hard spelen, er maar op speculeren dat het mannetje de zorg wel op zich zal nemen. Daarenboven is de vrouw door haar zwangerschap (én het zogen) ook relatief lange tijd onvruchtbaar. Het mannetje is dat niet, als hij het bevruchte en daardoor 'onvruchtbare' vrouwtje verlaat en naar een ander overstapt vergroot hij zijn kansen op overbrenging van zijn genen en daar draait het volgens Diamond allemaal om. Komt daar nog bij dat het mannetje ook heel wat minder zeker is van zijn ouderschap; volgens Diamond zijn vaders met reden paranoïde, ook al schrijft hij verderop dat 70%, misschien zelfs 95% van de Amerikaanse kinderen van de vaste man afkomstig zijn. Bij de zoogdieren zal een zwanger of pas bevallen vrouwtje dat haar genen wil bestendigen dus zelf voor haar nakomelingschap moeten zorgen. De vrouw geeft de borst, de man niet (hoe het vanuit evolutionair oogpunt kan dat mannen doorgaans niet meteen de benen nemen laat ik u zelf nalezen). Dit vrouwspecifieke zogen zou al meer dan 135 miljoen jaar geleden zijn uitgeselecteerd bij zoogdierachtige reptielen waar we van afstammen.

Diamond kijkt niet alleen in het verre verleden, hij voorspelt ook dat door het (in de VS) steeds gebruikelijker genetisch onderzoek van foetussen honder percent zekerheid zal worden verkregen over het vaderschap, dat er ook steeds meer uitwendig bevrucht zal worden en dat het dus goed zou kunnen dat de soort mens toch nog evolueert in de richting van mannelijke borstvoeding, al zal dat nog miljoenen jaren natuurlijke selectie vergen. Als extra 'argument' voert hij de talloze voordelen aan die daaraan verbonden zijn. Veel moderne moeders in first-world-societies zijn niet meer beschikbaar voor borstvoeding omdat ze uit werken gaan, ziek zijn of onvoldoende melk produceren; terwijl borstvoeding toch altijd beter is voor het kind. Tenslotte, voegt Diamond er nog aan toe, leken enkele decennia terug reageerbuiskinderen, moederschap na de vijftig, draagmoeders en overleving van premature foetussen van 1 kg of minder ook onmogelijk; waarom niet dus?

Dit zowel interessant als ingewikkeld antwoord zal ook u waarschijnlijk niet volledig bevredigen. Het is kenmerkend voor de rest van Why is sex fun: origineel, leerrijk en boeiend, maar bijzonder speculatief en louter hypothetisch, zonder inventieve voorstellen voor onderzoek om iets te bevestigen of te ontkrachen. Het bevat een karrevracht aan informatie en leuke anecdotes over de samenleving, het seksueel gedrag en de gebruiken van vele diersoorten. Verfrissend is ook dat de antropocentrische eigenwaan wordt getemperd, vergeleken met de dertig miljoen andere diersoorten zijn wij mensen, ook in seksueel opzicht, bijzonder bizarre en abnormale wezens. Afwijkend zijn: tamelijk verregaande monogamie; langdurige seksuele relaties; seks in privacy, sterk samenhangend met intimiteit; gezamenlijk ouderschap en opvoeding in een gezin dat deel uitmaakt van een grotendeels uit zulke koppels samengestelde maatschappij, dus in de directe omgeving van potentiële sekspartners; verborgen eisprong (mannen én vrouwen zijn normaliter onwetend); geen echte bronsttijd, seks kan de hele tijd door. Seks is voornamelijk recreatief, for fun. De meeste paringen gebeuren op de voor de voortplanting minst geschikte momenten, ook tijdens de zwangerschap, zelfs na de menopauze. Vanuit biologisch oogpunt lijkt de menselijke seksualiteit één grote krachtenverspilling. Ook de menopauze is een uitzonderlijk menselijk fenomeen, bij de meeste andere vrouwelijke zoogdieren neemt de vruchtbaarheid heel geleidelijk af en vele zijn nog vruchtbaar als ze sterven. Op al deze regels zijn er uitzonderingen, maar er bestaat geen ander dier waar ze samen voorkomen.

Hoe interessant Why is sex fun? verder ook is, de alles overheersende voorstelling dat mensen, zoogdieren, dieren (en planten!) slechts aan één ding denken, de eigen genen doorgeven, is manifest onjuist. Ongerichte driften, gevoelens, emoties of maatschappelijk bepaalde rolpatronen komen in dit boek niet voor. Alle dieren denken en handelen uitsluitend voortplantingsgericht, vanuit een evolutionaire logica. Het lijkt wel of alle dieren en mensen welbewust Darwins evolutietheorie tot leidraad nemen voor hun seksuele gevoelens en gedragingen. Diamond waarschuwt in het begin wel voor antropomorfiserend denken, maar nadien verklaart hij toch maar alle handelen en denken vanuit een ronduit obsessionele drang om de eigen genen te verspreiden. De natuurlijke selectie neemt bij hem de gedaante aan van een alwetende en alles perfect regulerende god. Een voorbeeld, een deel van zijn verklaring voor het ontstaan van de menselijke menopauze: "Als strategie om voedingscalorieën om te zetten in kilo's baby zou het voor een oudere vrouw veel efficiënter zijn om calorieën aan kleinkinderen te schenken dan aan eigen baby's; de vruchtbaarheid van de oudere vrouw neemt toch met de leeftijd af terwijl haar kinderen jonge volwassenen zijn die op het toppunt van hun vruchtbaarheid staan". Baby's noemt hij 'nieuwe containers voor de genen'; seksuele efficiëntie wordt herleid tot voortplantingsefficiëntie, seks op onvruchtbare momenten is energieverspilling. De voor de hand liggende gedachte dat we veel seksen omdat het leuk is, bevredigt Diamond niet, andere dieren vinden het ook leuk maar doen het toch niet de hele tijd. Waarom, vervolgt hij, "vinden zij het alleen leuk als het vrouwtje bevrucht kan worden?" Vanuit zijn voortplantingsoptiek ziet hij voorbij aan het feit dat ze het ook op andere momenten leuk zouden vinden maar dat de prikkel tot seksen dan gewoon ontbreekt, niet opgewekt wordt. Dat mannen seksueel sterker geïnteresseerd zijn in variatie dan vrouwen noemt hij begrijpelijk omdat mannen op die manier hun genetisch materiaal kunnen verspreiden maar vrouwen niet. Hoe het dan kan dat het merendeel van de mannen ook in het Piltijdperk meer seksgericht en minder trouw zijn, verklaart hij niet. Bij Diamond wordt de seksualiteit volledig gereduceerd tot haar voornaamste biologische functie. Het is seks ontdaan van erotiek.

Gaat Jared Diamond af en toe de mist in, dat is nog niets vergeleken bij Prutswerk van Piet Vroon. Het idee was nochtans goed: veertig klachten aan de Schepper over wat er zoal mankeert aan het menselijk lichaam. Het zal velen aanspreken en tot kopen aanzetten. Maar dat geld zou ik toch aan een beter of leuker doel besteden, zelden voordien heeft een boek zozeer zijn titel verdiend! Het tweede deel kan er nog mee door, 39 foto's of klachten over zweetvoeten, aambeien, rugpijnen, platvoeten, dikke (mannen)buiken, lichaamsvet, oud worden, appendicitis, spataderen, acne, kaalheid, roos, stinkende oksels, koude voeten, enzovoort. Bij iedere foto had een prikkelende tekst van Midas Dekkers moeten staan met een spits geformuleerde klacht, maar die ontbreken. De teksten bestaan wel, ze waren te zien op de reizende tentoonstelling waaraan het boek zijn naam ontleent. In het boek werden alleen omschrijvingen opgenomen, een flauw aftreksel waarin men gelukkig nog een zweempje Midas Dekkers naproeft. Het aangekondigde "intrigerend essay over het evolutieproces waarvan de mens het voorlopige eindproduct is" van de hand van psycholoog Piet Vroon staat er wel in. Door de uitgever in het ongewisse gelaten over de reden waarom Dekkers' aangekondigde klachten ontbreken, beeld ik me na lectuur van dit 'essay' (de veertigste klacht? of heeft men de foto's slecht geteld?) in, dat Midas Dekkers afgehaakt heeft omdat hij niet geassocieerd wou worden met dit wetenschappelijk minderwaardig product.

Als regelmatig lezer van de Volkskrant heb ik indertijd de zaterdagse columns van Piet Vroon gesmaakt. Na een jaar of zo geraakte ik er wel wat op uitgekeken, dat heb je nu eenmaal met columns, ieder mens is beperkt en keert uiteindelijk steeds weer op dezelfde thema's terug. Maar dit haastig bij mekaar geschreven essay slaat alles. Het is niet veel meer dan een reeks aan mekaar geprikte columns, gekoppeld aan niet al te heldere uiteenzettingen van andermans onderzoek. Er staan wel wetenswaardigheden in, maar dat zijn spelden in een hooiberg van rommel, dikwijls zó slecht geformuleerd dat ze alleen met de grootste moeite gevolgd en begrepen kunnen worden. Vroon moet het zelf geweten hebben, achterin het boekje verontschuldigt hij zich "voor blunders en andere onvolkomenheden" die het gevolg zouden zijn van de tijdsdruk waaronder dit boekje tot stand is gekomen. In zijn tekst heeft hij het zelf voortdurend over aardige weetjes, terzijdes, mogelijkheden, veronderstellingen en vermoedens. Het is onzorgvuldig, op een drafje, ongestructureerd, anecdotisch denken: een omgevallen kaartenbak. De lezer moet zelf de nodige verbanden leggen en bindteksten bedenken bij veelal onafgewerkte voorbeelden.

Hoofdthema van dit prutswerk is de door anderen bedachte water-aaptheorie die stelt dat nogal wat fysiologische kenmerken erop wijzen dat sommige van onze mensachtige voorouders in een waterig milieu geleefd hebben. Daardoor zouden we onze vacht verloren hebben en rechtop gaan lopen zijn (op vier poten waren we verdronken toen het water op een bepaald moment tot onze dijen reikte) enzoverder. Het door Vroon bij mekaar gesprokkelde wordt onsamenhangend en onkritisch gepresenteerd. Een voorbeeld uit vele: dat een baby tot een maand of vier zonder leerproces zwemmen kan bewijst niets, zo goed als alle viervoeters kunnen dat. Hebben ze dan alle ooit in water geleefd? Waarom lopen ze dan niet alle rechtop? Daarmee is de theorie natuurlijk niet weerlegd, maar als wetenschapper hoor je de argumenten die je aanvoert zelf kritisch te beoordelen. Nog een andere redenering, over de verborgen eisprong: "Om het uitsterven van de soort te voorkomen, heeft de evolutie ervoor gezorgd dat seks plezierig voor ons is, maar ook dat seks onvoorspelbare gevolgen heeft". Waarom dat dan niet bij de meeste andere (zoog)dieren en mensachtigen gebeurd is? Dat zou te wijten zijn aan het steeds sterker ontwikkelde zelfbewustzijn van mensen. Waarbij Vroon zijn twintigste-eeuwse kennis en mogelijkheden, zijn persoonlijke en voornamelijk mannelijke waarden op onze verre voorouders projecteert, zonder erbij stil te staan dat voortplanten toen een sterk gewaardeerde waarde kon of moet geweest zijn en dat een almaar toenemend zelfbewustzijn daarbij wel eens goed van pas kon komen. Tot daar mijn klacht aan de schepper van dit boek.

 

Diamond, Jared - Why is sex fun? The evolution of human sexuality, London, Weidenfeld & Nicolson, 1997

Vroon, Piet - Prutswerk! Veertig klachten aan de Schepper, Amsterdam, Ambo, 1997

Gepubliceerd in De Morgen, 2 oktober 1997