Palestina-joden en holocaust

De joodse gemeenschap in Palestina in de jaren veertig, vóór de oprichting van de staat Israël, de Yishuv, heeft volgens sommigen niet alles gedaan wat in zijn vermogen lag om de Europese joden te redden. De houding van de Yishuv tegenover de uitroeiing van het Europese jodendom blijft, zeker in Israël, een heet hangijzer.

Gedetailleerd archiefonderzoek door Dina Porat, historica aan de universiteit van Tel-Aviv, leert dat de houding en situatie van de joodse gemeenschap in Palestina veel complexer was en dat een genuanceerder oordeel op zijn plaats is.

De Yishuv getroostte zich heel wat moeite om de joodse broeders en zusters in Europa te helpen. Van bij de machtsovername door de nazi's (in 1933) werd veel in het werk gesteld om zoveel mogelijk joden naar Palestina te krijgen, ook nadat de Britten, die het mandaat over Palestina uitoefenden, in 1938 strenge immigratiebeperkingen hadden uitgevaardigd. Toen de tweede wereldoorlog uitbrak namen meer dan zes duizend Palestina-joden dienst in het Britse leger. Tegen het eind van de oorlog hadden al meer dan dertig duizend Yishuv-joden de wapens opgenomen tegen de Duitsers en hun bondgenoten. De joodse gemeenschap in Palestina, bijna een half miljoen mensen, bracht ook enorme sommen bij mekaar voor voedselpakketten, paspoorten, visa's en financiering van vluchtroutes. Veel geld, tijd en energie ging ook naar plannen om Europese joden te ruilen tegen geld en goederen, plannen die niet zelden uitgingen van nazi-bonzen. Het 'Ware für Blut'-voorstel dat Adolf Eichmann in de eerste helft van 1944 deed (10.000 vrachtwagens, plus een honderdtal ton koffie, thee en cacao in ruil voor 1 miljoen joden) stuitte aanvankelijk op wantrouwen bij joodse leiders die reeds herhaaldelijk bedrogen uitgekomen waren en strandde uiteindelijk op de Brits-Amerikaanse onwil met de vijand te onderhandelen en één miljoen joden te herbergen. Joodse voorstellen om Auschwitz of de toevoerlijnen naar dat uitroeiingskamp te bombarderen ketsten af op dezelfde 'taktische' onverzettelijkheid.

Achteraf gezien lijkt het gerealiseerde toch gering. De relatief kleine resultaten dienen geweten aan een aantal tijds- en situatiegebonden belemmeringen waarmee bij de beoordeling rekening moet gehouden worden. Zoals overal in de wereld duurde het een hele tijd vooraleer de werkelijke omvang van de Grote Catastrofe - zoals de Holocaust aanvankelijk werd genoemd - echt doordrong. En toen was de Endlösung al een heel eind gevorderd. Men mag ook niet vergeten dat de Yishuv geen homogene entiteit was. De Palestina-joden vochten politieke, religieuze en etnische broedertwisten uit, onder meer over de wijze waarop het zionistisch ideaal verwezenlijkt moest worden, door illegale immigratie of door onderhandelingen. De verdeeldheid tussen de twee belangrijkste Yishuv-leiders, Chaim Weizmann (in 1948 de eerste president van Israël) en David Ben-Gurion, nam tijdens de oorlog nog toe. Weizmann volgde een voorzichtige, 'pro-Britse' politiek en bekommerde zich mede daarom niet al te veel om het lot van de Europese joden. Ben-Gurion stelde zich combatiever op maar toen hij begrepen had dat van geallieerde zijde niets te verwachten viel, concentreerde hij zijn energie volledig op de toekomst van de Yishuv.

Het voortbestaan van de Yishuv werd ook herhaaldelijk bedreigd. Bij het uitbreken van de tweede wereldoorlog keken de Britten de Arabieren naar de ogen en die waren de joodse nederzettingenpolitiek verre van vriendelijk gezind. Toen in 1942 de uitroeiingscentra in Europa op volle toeren draaiden behaalden de as-mogendheden de ene na de andere overwinning in Noord-Afrika en werd de Yishuv dus zelf direct bedreigd. Om de toekomst van de Yishuv niet in gevaar te brengen verliepen alle onderhandelingen en maatregelen ter verbetering van het lot van de Europese joden volgens de regels van het spel. De extreme situatie werd nimmer beantwoord met extreme maatregelen. Zo werden bijvoorbeeld de in Palestina vertoevende Duitsers nooit verontrust. Eind april 1943 werd ook pijnlijk duidelijk dat de joden er alleen voor stonden. Op de Bermuda-conferentie over het vluchtelingenvraagstuk legden Britten en Amerikanen alle voorstellen van de Yishuv om de Europese joden te helpen naast zich neer, en gaven absolute prioriteit aan de eigen oorlogsbelangen.

Sinds het einde van de tweede wereldoorlog bestaat de hardnekkige overtuiging dat zionisten niets dan minachting hadden voor de Europese joden die zich als lammeren naar de slachtbank lieten voeren. Porats archiefonderzoek leert dat ook dit een simplificatie is. De aanvankelijke minachting voor de passieve houding van diaspora-joden sloeg in 1943 om in bewondering voor jonge zionistische militanten die weigerden in te gaan op voorstellen om het zinkend schip te verlaten toen dat nog kon. Veel politiek gemotiveerde jongelui verkozen strijdend te sterven, aan de zijde van hun meer religieus geïnspireerde broeders. Dat had een weerslag op de immigratiepolitiek van de Yishuv. Werden immigranten aanvankelijk geselecteerd volgens jeugdige leeftijd en zionistische overtuiging, vanaf 1943 kreeg elke jood die gered kon worden hulp. Blijft de afwezigheid van massale protestacties in de Yishuv. Het leven ging zijn gewone gang, de joden in Palestina werkten, lachten en vierden feest. De oorlog had zowaar een economische opleving gebracht. Belangrijke orders van het Britse leger in het Midden-Oosten en druk soldatenverkeer in de streek. Het publiek had bijna alleen aandacht voor zaken die het direct aanbelangden, interne politieke twisten, de vestigingspolitiek en plannen voor industriële voortuitgang. Het lot van de Europese joden verdween snel uit de actualiteit. De belangstelling laaide wel af en toe even op, bij de opstand van het getto van Warschau bijvoorbeeld, maar ze ebde even snel weg en dan ging men weer over tot de orde van de dag. De reactie van de joden op genocide verschilde met andere woorden in niets van de reactie van de meeste mensen, toen en nu.

Porat Dina - The blue and the yellow stars of David. The Zionist leadership in Palestine and the Holocaust, 1939-1945, London, Harvard University Press, 1990

Verschenen in Streven