Ongeboren kind

Het door de beroepsvereniging van Nederlandse gynaecologen (NVOG) begin juni 2010 gepubliceerde Modelprotocol mogelijke morele contra-indicaties bij vruchtbaarheidsbehandelingen, leidde in NRC-Handelsblad tot enkele foute voorstellingen, misverstanden en onnodige alarmkreten.

De krant had het op 26 juli over 'De nieuwe landelijke richtlijn voor ivf' die zou bepalen dat "artsen deze behandeling moeten weigeren als er sprake is van 'een groot risico op ernstige schade voor het kind'". In het modelprotocol is geen sprake van 'moeten', het gaat om richtlijnen, aanbevelingen en raad voor huisartsen en gynaecologen die in bepaalde gevallen morele bezwaren hebben met betrekking tot het welzijn van het ongeboren kind.

Enkele dagen voordien stelde Marli Huijer in een opiniestuk (24.7) dat het 'Recht van het kind sterker is dan het recht op een kind'. Waar ooit de onvruchtbaarheid bepalend was voor het recht van vrouwen op ivf, zou nu het welzijn van het toekomstige kind alles bepalen. Deze titel en openingszin zijn misleidend. Het modelprotocol heeft het over "mogelijke morele contra-indicaties" en stelt zeer duidelijk dat onvruchtbaarheid behandelen de norm is; niet behandelen is "een uitzondering van de norm die zorgvuldig dient te worden beargumenteerd" (p. 7).

In haar beklijvende opiniestuk stelt Huijer ook dat vrouwen die te dik, depressief of alleenstaand zijn kunnen geweigerd worden. In het modelprotocol is nergens sprake van overgewicht of een depressiefgevoel. Wat ivf-behandeling voor alleenstaande vrouwen betreft is het protocol dubbelzinnig; enerzijds mogen ze niet categorisch uitgesloten worden, anderzijds luidt het dat uitsluiting niet bij wet verboden is.

Boeiend aan Huijers bijdrage is dat ze duidelijk maakt dat ivf nooit een sociaal neutrale praktijk is geweest. Ivf maakte onvruchtbaarheid tot een ziekte, een abnormaliteit. Het werd almaar moeilijker "om een leven zonder kinderen als een goed leven te zien". Zoals andere voortplantingstechnologieën beïnvloedde ook ivf gedrag en moraal, schraagde de gezinsideologie. In die mate dat volgens haar het krijgen van kinderen een in verdragen vastgelegd recht geworden (wat in het modelprotocol heel wat genuanceerder wordt voorgesteld). Omdat deze technologie gedrag en moraal verandert is het goed en nodig dat we hierover met zijn allen grondig nadenken en afspraken maken om toepassing van die technologie afhankelijk te maken van bepaalde (voor)waarden. Zolang onvruchtbaarheid als ziekte wordt gezien, een leven zonder kinderen als geen goed leven, en kinderen krijgen als een absoluut recht (ook in een overbevolkte wereld), kan ivf aan niemand ontzegd worden, zelfs niet als het welzijn van dat ongeboren kind op het spel staat. Er moet dus dringend zorgvuldiger nagedacht worden over welzijn en rechten van het ongeboren kind.

Het opiniestuk van Sarit Y. Lesnik en Eric Schliesser (NRC 26.7) getuigt van veel verontwaardiging maar van weinig kennis ter zake. De auteurs getroostten zich de moeite niet om het modelprotocol te raadplegen, nemen enkele onjuistheden uit Huijers bijdrage over en breiden die tendentieus uit ('Wie beslist wie te dik is voor ivf?'). Juist is dat er meer gerichte vragen gesteld moeten worden, maar dan niet over "wie te dik is of wie te lang alleenstaand" maar inderdaad wel over een combinatie van (andere) factoren, zoals overigens nadrukkelijk wordt gesteld in het modelprotocol ('Het maken van een afweging', p. 6).

De auteurs van dit opiniestuk vermoeden terecht dat aan dit modelprotocol "veel studie en discussie is voorafgegaan" om vervolgens vast te stellen dat de opstellers zich niet beperkt hebben tot verminderde slaagkans of extra kosten van de ivf-behandeling maar dat ze - o schande! - "ook naar het welzijn van het toekomstige kind gekeken hebben". Juist, dat is dus het vernieuwende aan dit modelprotocol, de zorg om het ongeboren kind. De auteurs stellen zeer nadrukkelijk vast dat andere risico's niet het voorwerp zijn van hun protocol.

De onzorgvuldige lectuur en redenering van Lesnik en Schliesser heeft blijkbaar te maken met het spook van de eugenetica dat ze nog maar eens uit de kast halen. Uit wat ze daarover kort door de bocht schrijven, blijkt dat ze niet goed op de hoogte zijn van de geschiedenis van die eugenetica. Hun vrees is dat hoogopgeleide medici, een elite opnieuw vervalt in de "ongelukkige rol van hoeder van het welzijn van onze soort" en ze zijn ervan overtuigd dat daarbij vooral armen en laagopgeleiden getroffen zouden worden. Maar in het modelprotocol gaat het niet om de soort mens, maar om het welzijn van ongeboren individuen. Dat welzijn wordt zo men wil ingevuld door een elite (medici, psychologen, psychiaters, verpleegsters, maatschappelijk werkers, ethici, seksuologen worden in het protocol opgevoerd), maar of dat ook leidt tot uitsluiting van laagopgeleiden en armen is zeer de vraag.

Hoezeer eugenetica ook taboe lijkt, het gaat hier wel degelijk om een (negatief) eugenetische praktijk: het proberen voorkomen van embryo's met een verhoogd risico op bijzonder ernstige aandoeningen, afwijkingen en ziekten die een min of meer normaal menselijk leven uitsluiten (hersenletsels, zware mentale handicaps, ernstige erfelijke ziekten…). Zoals in het verleden kijkt men ook naar het psychosociale milieu waarin het toekomstige kind zal terechtkomen. Artsen (en anderen) weigeren ivf-behandeling aan ouders die veroordeeld zijn wegens kindermisbruik of -mishandeling. Lesbische koppels weigeren ze niet, maar ze aarzelen erover of alleenstaande moeders een geschikt opvoedingsmilieu bieden. Daarover, over deze in het modelprotocol expliciet en impliciet opgenomen waarden en normen, zou dringend een brede maatschappelijke discussie gevoerd moeten worden.

Sterk ingekort gepubliceerd in NRC-Handelsblad van 31 juli 2010.