Het nut van nutteloos onderzoek | 'Uiteindelijk weten we niets over alles'

Robbert Dijkgraaf, hoogleraar mathematische fysica aan de universiteit van Amsterdam, is behalve wetenschapper in hart en nieren ook een begenadigd schrijver. In zijn nu gebundelde (maar helaas niet verder uitgewerkte) columns behandelt hij tal van onderwerpen op originele en spitsvondige wijze. Hij legt verrassende verbanden en is een meester in verhelderende metaforen.

Alle columns recht doen is onbegonnen werk, maar enkele terugkerende thema's verdienen extra aandacht. Zo de toenemende druk op wetenschappelijk onderzoek om direct praktisch nut op te leveren. In reactie hierop bezonnen enkele beroemde fysici, waaronder Albert Einstein en Marie Curie, zich al in 1911 bij een samenkomst in Brussel over het nut van nutteloos onderzoek. Honderd jaar later, met een wetenschapsbeleid dat het motto 'kennis, kunde, kassa' lijkt te huldigen, staat vrij onderzoek meer dan ooit op het spel. De kortademigheid van het moderne leven speelt ook een rol. Alles moet meteen en in die sfeer van hyperventilatie gedijen kennis en wetenschap niet al te best. Dat ook universiteiten – normaliter oases van onthaasting - hieronder lijden maakt Dijkgraaf op ludieke wijze duidelijk. De automatische lichtschakelaar in zijn werkkamer die op beweging reageert, doet het licht uit als hij langer dan tien minuten in gedachten verzonken zit. Met het licht is vaak ook de gedachte weg. Het symbool voor een briljant idee is blijkbaar niet voor niks een oplichtende gloeilamp.

Maatschappelijke relevantie en lucratieve toepassing zijn moeilijk te voorzien. Buitengewone inzichten en prestaties worden ook niet altijd onmiddellijk herkend. De erfelijkheidswetten van Gregor Mendel moesten vijfendertig jaar op herontdekking wachten en ook Thomas Edisons gloeilamp baarde aanvankelijk weinig opzien.

Niets over alles

Veel aandacht ook voor de paradoxale verhouding tussen wat gekend kan worden en wat werkelijk gekend wordt. Op het eerste gezicht gaat het zeer goed met onze kennis. Meer dan twee miljard mensen hebben via het internet toegang tot een ontzaglijke hoeveelheid informatie. Maar daar springen we almaar slordiger mee om. 'We leven als zwervers op de afvalberg van informatie, waar iedere dag langs allerlei kanalen nieuwe informatie over ons wordt uitgestort. Met een emmertje schuifelen we rond, op zoek naar iets nuttigs of prikkelend'. Hoe meer er te weten valt, hoe meer vergeten wordt. De menselijke geheugencapaciteit kan slechts een miljoenste deel van alle beschikbare informatie aan. En het grootste deel van onze geheugenruimte wordt (gelukkig) voor persoonlijke herinneringen gebruikt. De zucht naar compleetheid is bij voorbaat verloren, 'uiteindelijk weten we niets over alles'.

Informatie dijt niet alleen enorm uit, ze verandert ook van aard. Kennis wordt dankzij moderne technologie – van telegraaf tot internet - sneller en wijder verspreid maar ook in steeds kleinere eenheden. En die benaderen we door de overvloed aan informatie almaar oppervlakkiger. Titels, eerste en laatste alinea's. De grote verhaallijnen die de feiten met elkaar verbinden gaan vaak verloren.

Onderzoek, technologie en globalisering zullen verder toenemen; het gevecht tegen fragmentatie is bij voorbaat verloren. De meeste mensen nemen alleen de hoogste pieken van het kennislandschap waar. Hooguit 1% van alle kennis wordt door 99% van de mensen gedeeld. De rest is privéterrein van één procent bollebozen.

Maatschappij, wetenschap en technologie nemen voortdurend in complexiteit toe, maar we weten er steeds minder over. Ons kennisniveau kalft af, ook al omdat 'de onderwijsprestaties op school en universiteit geen gelijke tred houden met de groei van onze kennis'. Terwijl men de mond vol heeft over financiële en ecologische crisis, ziet men voorbij aan een intellectuele patstelling die oplossingen in de weg staat.

We hebben al te lang slordig omgesprongen met kennis. Hoog tijd dus 'voor groot onderhoud en een frisse blik op wat het waard is onthouden en begrepen te worden'. Wegwijzers aanbrengen in het informatiegebergte en een minimale canon opstellen voor het onderwijs. Eerst met z'n allen universele kernbegrippen identificeren: ideeën, feiten en gebeurtenissen die het onthouden waard zijn. Die vanuit allerhande perspectieven belichten en natuurlijk regelmatig evalueren. Dat alles aangevuld met procedurele kennis: methodes om bijkomende betrouwbare feiten op te sporen. En aan beleidsmakers problemen voorleggen die wetenschappers in de komende tijd zouden moeten oplossen (zie de Nederlandse Wetenschapagenda http://www.knaw.nl/smartsite.dws?lang=NL&id=26101&pub=20111001).

Blinde vlekken

Weten wat je niet weet is een essentiële functie van kennis en wetenschap. Er zijn nog blinde vlekken genoeg. Minder dan 5% van de kosmos is gekend, de rest bestaat uit onbekende vormen van materie en energie, deeltjes en straling. 'Het is alsof we onder het licht van een enkele straatlantaarn staan in een verder volledig verduisterde stad. Alleen het verlichte stukje stoep kunnen we zien, de rest blijft verborgen'.  Van de naar schatting 8,7 miljoen organismen die de aarde bevolken moet het overgrote deel nog ontdekt en benoemd worden. Van de ongeveer tweehonderdduizend jaar dat de moderne mens bestaat, zijn slechts vijfduizend jaar min of meer gedocumenteerd. Vijfennegentig procent van de wereldgeschiedenis is in duisternis gehuld. Ook wat onze hersenen, psyche en emoties betreft, staan we pas aan het begin van een eindeloze ontdekkingstocht.

We weten dat al die kennis bestaat, maar de inhoud is nog onbekend. 'De kleur van een dinosaurus, de aard van de donkere materie in het heelal, het IQ van een neanderthaler'. Naast die bekende onbekenden zijn er ook zaken 'waarvan we niet eens weten dat we ze niet weten'. Kortom, we weten meer niet dan wel.

 

Robbert Dijkgraaf – Het nut van nutteloos onderzoek, Amsterdam, Bert Bakker, 2012, 327 blz.

Gepubliceerd in De Standaard der Letteren van 28.12.2012