Onmenselijkheid en rechtspraak

Enkele weken geleden stonden de media bol van verontwaardiging over het feit dat een bejaarde oorlogsmisdadiger uit de Tweede Wereldoorlog niet vervolgd werd. Er was onvoldoende bewijs tegen de 86-jarige Letlander Konrad Kalejs, maar Groot-Brit­tannië wees hem wel uit naar Australië, het land waar hij na de oorlog een toevlucht had gevonden. In de jaren negentig was hij ook al uit de VS en Canada gezet.

Kalejs was zo goed als zeker betrokken bij de Arajs-eenheid, genoemd naar zijn leider Viktor Arajs. Dit doodseskader, dat uit een vierhonderdtal Letten bestond, speelde een hoofdrol bij de massamoorden die in Letland onder de nazi's werden gepleegd. Arajs werd in 1979 in Duitsland tot levenslang veroordeeld en overleed in 1988.

Nogal wat Letse oorlogsmisdadigers waren na de oorlog naar Australië getrokken. Zoals in veel andere landen, de VS bij­voorbeeld, werd bij de immigratie niet zo nauw gekeken, alle arbeidskrachten en knowhow waren toen welkom. In de jaren vijftig werden velen genaturaliseerd. Tot midden jaren tachtig leek er in Australië geen vuiltje aan de lucht, tot een radio­reporter een programma maakte over nazi's in dat land. De regering zag zich verplicht een speciale onderzoekseenheid op te richten en beloofde al degenen te vervolgen die zich schul­dig gemaakt hadden aan misdaden tegen de menselijkheid (en niet 'misdaden tegen de mensheid' - gruwel is helaas des mensen). Vijf jaar later waren meer dan achthonderd gevallen aan het licht gekomen. Slechts vier werden grondig onderzocht en in 1992 werd de speciale eenheid opgedoekt omdat ze ineffi­ciënt en te duur heette te zijn.

Toen Kalejs op 7 januari jongstleden terug voet aan wal zette in Australië, werd er betoogd om de regering onder druk te zetten. De kans dat ze iets onderneemt is verwaarloosbaar klein, ze zegt al jaren dat er niet genoeg bewijzen zijn. Alleen als Letland om Kalejs uitlevering vraagt, kan deze vermoedelijke oorlogsmisdadiger nog worden vervolgd.

Bijltjesdag

Wat is nu eigenlijk de zin van het vervolgen van hoogbejaarde, dikwijls al wat dementerende oorlogsmisdadigers?

Gruweldaden gepleegd onder een dictatoriaal regime kunnen op verschillende manieren worden verwerkt. Direct na de bevrij­ding wordt soms de vrije loop gelaten aan de volkswoede. Dat mondt onveranderlijk uit in een bijltjesdag, een bandeloze afrekening waarbij vooral het kleine grut het moet ontgelden. De kopstukken hebben de bui zien hangen en beschikten ook over meer middelen om eraan te ontkomen. Bij dit soort repressie worden vaak onschuldigen getroffen, sommigen profiteren van de chaos om persoonlijke rekeningen te vereffenen, en het gevaar op escalatie is groot.

Zuivering, vervolging en bestraffing van misdadigers wordt beter overgelaten aan officiële instanties, aan de nieuwe democratische machthebbers. Maar zelfs dan kan een en ander uit de hand lopen, zeker in de beginfase. In België werden de collaborateurs die het eerst werden aangepakt veel zwaarder gestraft dan die die na hen kwamen. Aldus werden onnodige slachtoffers, 'martelaars', gemaakt en werkte men rancune in plaats van verzoening in de hand.

Internationale rechtspraak

Direct na de Tweede Wereldoorlog werd een internationaal militair tribunaal opgericht, met zetel in Neurenberg, de stad waar de nazi's hun triomfantelijke partijdagen hadden gehou­den. Dit internationale gerechtshof was een stap in de goede richting, maar er werden ook fouten gemaakt.

Van groot belang was de definiëring en bestraffing van misda­den tegen de menselijkheid. Voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid werd een land internationaal ter verantwoor­ding geroepen voor wat het sommige van zijn burgers had aange­daan, zonder dat er rekening werd gehouden met de rechtsregels van het land in kwestie.

De koppeling van misdaden tegen de menselijkheid aan oorlogs­voering was een bedenkelijke maatregel. Die was er gekomen omdat de rechtsprekende staten beducht waren voor inmenging in hùn interne aangelegenheden; de aanpak van zwarten in de VS en van dissidenten in Rusland. In Neurenberg kregen de beklaagden een eerlijk proces, maar het was wel een politiek proces. Overwinnaars spraken recht over verliezers. Misdaden begaan door de geallieerden mochten niet aan de orde worden gesteld. De 'strategische' bombardementen op grote Duitse steden, met de bedoeling de burgerbevolking op de knieën te krijgen, werden doodgezwegen. In Hamburg vielen in één nacht meer dan veertigduizend slachtoffers; in Dresden werden minstens vijf­endertigduizend burgers vermoord. En ook over Katyn, waar de Russen vele duizenden Poolse officieren hadden afgemaakt, werd met geen woord gerept.

Achteraf bekeken had men er beter aan gedaan het tribunaal in handen te geven van echte buitenstaanders en had men er ook 'andere' Duitsers moeten bij te betrekken, verzetsstrijders en slacht­offers.

Verzoening

Na de val van het apartheidsregime werd in Zuid-Afrika even gedacht aan een soort Neurenbergproces, maar uiteindelijk koos men voor verzoening en nationale eenheid. Het verleden niet doodzwijgen maar proberen te verwerken door truth-telling, openlijke belijdenis van misdrijven. Slachtoffers en daders getuigden publiek voor Waarheids- en verzoeningscommissies. Op die manier konden slachtoffers een stukje menselijke en bur­gerlijke waardigheid terugwinnen. Daders die een volledige getuigenis aflegden konden aanspraak maken op individuele amnestie. Waarheid en verzoening in plaats van wraak.

Maar is het een blijvende verzoening? Daders die een volledige bekentenis aflegden gingen vrijuit, terwijl talloze slachtof­fers nog steeds wachten op een vorm van herstel. Onder de zesduizend daders die bekentenissen aflegden, waren er geen politici of topmilitairen. Volgens sommigen zijn de voormalige daders en slachtoffers nog verder uit elkaar gegroeid. Blijft dat de waarheidscommissies de apartheidsgruwel publiek in kaart hebben gebracht.

En juist dit historisch en pedagogisch aspect rechtvaardigt dat misdadigers tegen de menselijkheid tot het einde van hun dagen worden vervolgd. Niet uit wraak of gerechtigheid, maar opdat de fouten uit het verleden niet vergeten worden en de kans op herhaling misschien een beetje kleiner wordt. Herden­ken en vervolgen om het geheugen op te frissen, jonge genera­ties voor te lichten, lessen te trekken uit de voorbije gru­wel.

Sommigen beklemtonen de afschrikkingsfunctie van vervolging en bestraffing. Potentiële oorlogsmisdadigers aan het verstand brengen dat ze tot het einde van hun dagen achternagezeten zullen worden, ze zullen dan wel twee keer nadenken vooraleer tot de misdaad over te gaan. Bij deze redenering gaat men er ten onrechte van uit dat een misdaad altijd een beredeneerde, rationele daad is, met zorgvuldige afweging van voor en tegen. Maar oorlog en volkenmoord zijn zelden of nooit het gevolg van eenduidige, rationele beslissingen van enkelingen.

Klein grut

Vervolgen en veroordelen, zeer zeker, maar of het ook nodig is de ondertussen stokoude misdadigers op te sluiten is een andere zaak. Dat niet doen zou misschien van meer menselijk­heid getuigen (dan zij ooit bezaten). Waarschijnlijk is het ook politiek verstandiger, kwestie van geen nieuwe martelaars te maken voor de neo-nazistische zaak. Bedenk ook dat met het verstrijken van de tijd almaar minder misdadigers overblijven en men noodgedwongen genoegen neemt met lageren in rang. En die kunnen relatief makkelijk als martelaars voorgesteld worden. De rol van dit kleine grut wordt tijdens het proces en door de media dikwijls overdreven, met als gevolg dat ons beeld van het verleden een beetje scheefgetrokken wordt.

Dat gebeurde recent nog met de 89-jarige Maurice Papon. Als ondergeschikte van de prefect van de Gironde had hij destijds een bevel ondertekend om duizendvijfhonderdzestig joden op te pakken. Hij werd vorig jaar veroordeeld tot tien jaar opslui­ting wegens medeplichtigheid aan misdaden tegen de menselijk­heid. Papon was in feite maar derde keus. Oorspronkelijk werd René Bousquet geviseerd, het hoofd van de politie van Vichy-Frankrijk, maar die werd vermoord voordat zijn proces begon. Tweede keus was Maurice Sabatier, de directe baas van Papon, maar die overleed voordat hij kon worden aangeklaagd.

Papon wàs schuldig, maar hij was geen groot oorlogsmisdadiger. Hij had het ongeluk langer te leven dan zijn voormalige supe­rieuren. Hij kreeg wel een eerlijk proces en, belangrijker, het grote publiek kreeg meer zicht op de verderfelijke rol van Vichy-Frankrijk.

Dwaling

Een ander gevaar van laattijdige vervolging is de gerechtelij­ke dwaling. Dat overkwam John Demjanjuk, een Oekraïener die in 1952 naar de VS was geëmigreerd. In de jaren zeventig herken­den overlevenden van Treblinka hem formeel als Ivan de Ver­schrikkelijke, een Oekraïens kampbewaker die bij de vergassin­gen in dat uitroeiingskamp beestachtig te keer ging. Israël legde klacht neer tegen hem en hij werd enkele jaren later uitge­leverd. In 1988 werd hij onder grote publieke belangstel­ling ter dood veroordeeld. Uit politieke overwegingen en om de getuigen-overlevenden niet voor het hoofd te stoten werd daarbij bijzonder lichtzinnig omgesprongen met enkele elemen­taire rechtsregels. Demjanjuk ging in beroep en werd in juli 1993 vrijgesproken, dit keer zonder veel media-aandacht. Demjanjuk hééft gecollaboreerd met de nazi's, maar Ivan de Verschrikkelijke was hij niet. Diens werkelijke identiteit kwam aan het licht toen na de ineenstorting van het Sovjetsys­teem Russische archieven geraadpleegd konden worden.

Gepubliceerd in Telepro, begin 2000