Kapelmeester in Auschwitz

Na een jaar gevangenschap in een Frans interneringskamp belandde Szymon Laks, een Pools-joods violist en componist die zijn opleiding voltooide aan het conservatorium van Parijs, in juli 1942 in Auschwitz-Birkenau. Zijn landgenoten bezetten daar de beste posities in de machtshiërarchie onder de gevangenen. Dat, plus het feit dat hij muziek kon spelen en componeren en vele talen beheerste, liet hem toe 2-½ jaar gevangenschap in Auschwitz te overleven. Mogelijk speelde ook mee dat hij niet alleen als jood, maar ook als homoseksueel (wat hij slechts terloops vermeldt) werd geklasseerd, in de nazi-ideologie een 'promotie' van een uit te roeien ras tot corrigeerbare afwijking, in realiteit uitstel van executie.

Laks werd ingelijfd bij het kamporkest. Dat stond in voor de muzikale omlijsting bij gaan en komen van het plebs dat buiten het kamp slavenarbeid verrichtte, hield op zondagen openluchtconcerten voor gevangenen en SS-ers en kwam tegemoet aan de wensen van melomane SS-ers. De Lagerkapelle telde 20 tot 40 leden die werden geselecteerd uit de vele bekwame musici in de stroom slachtoffers naar het grootste knekelhuis aller tijden. Gewone orkestleden waren niet vrijgesteld van zware arbeid. Laks klom snel op tot 'Notenschreiber' en kapelmeester en mocht zich alleen met het orkest bezighouden.

Kort na de oorlog schreef Laks samen met een lotgenoot (René Coudy) een verslag over zijn ervaringen (Musique d'un autre monde, 1948). Tot aan zijn dood (1983) bleef hij tevergeefs proberen dat in zijn moedertaal te doen uitgeven. In 1978 herschreef hij zijn mémoires. Ze werden posthuum gepubliceerd in het Engels (1989) en nu in het Nederlands.

De weerstand tegen publikatie heeft te maken met de bijzondere optiek van waaruit Laks de kampwereld belicht en het daarvan afwijkend kampbeeld dat vrij snel gegroeid is in het collectieve geheugen. Kort na de bevrijding verschenen relatief veel ego-documenten waarin onverholen aandacht werd besteed aan de gevolgen van de vaak enorme machtsverschillen tussen gevangenen. Vanaf de jaren vijftig werd dat steeds ongebruikelijker.  Sinds kort is daar een kentering in gekomen, waarschijnlijk mede door het succes van Primo Levi's laatste boek (De verdronkenen en de geredden).

Het verslag van Laks kan, als het niet in zijn context geplaatst wordt (Auschwitz en de duizenden andere ooggetuigenverslagen), licht fout geïnterpreteerd worden. De kamparistocratie waartoe Laks behoorde leefde in onvoorstelbare luxe, genoot daar met volle teugen van, wedijverde om de gunst van melomane SS, dacht alleen aan vreten en had geen oog voor de ellende van het kampproletariaat. SS-ers kwamen als goede buren op visite, lieten heimwee en verveling verdrijven door hun geliefkoosde melodieën.

Laks had geen last van gewetensbezwaren en ook geen behoefte aan expliciete rationalisaties van zijn kampgedrag. Hij verzet zich fel tegen de visie van sommige lotgenoten dat hun muziek het moreel van gewone gevangenen opkrikte, hun overleving bevorderde en geeft hallucinante voorbeelden van het tegendeel. Zijn relaas werpt een rauw licht op de machtsverdeling in het kamp en op functie, werking en beperking van culturele schepping en genot. 

 

Laks, Szymon - Kapelmeester van Auschwitz. Muziek uit een andere wereld, Leuven, Kritak, 1992

Verschenen in Streven