Hongaarse joden

De eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog genoten Hongaarse joden van een relatieve veiligheid. Vergeleken met het lot van Poolse en Russische joden was hun situatie benijdenswaardig. Er werden wel bepaalde groepen joden (o.m. Poolse) weggevoerd en sporadisch woedde een massaslachting. Maar de Hongaarse collaborerende regering weerstond toch tot begin 1944 aan

de Duitse druk om de zowat 742.000 Hongaarse joden te deporteren. Pogingen van de Hongaarse regering om met de geallieerden een afzonderlijke wapenstilstand te sluiten voorzag de nazi's van een alibi om op 19 maart 1944 Hongarije binnen te vallen. Goed een maand later al ging het eerste transport joden richting gaskamers. Half mei begonnen de massadeportaties. In juli, toen al bijna 438.000 joden waren weggesleept, werd onder buitenlandse druk een einde gesteld aan de wegvoeringen uit Hongarije. Na de val van Horthy, eind 1944, werden nog eens tienduizenden joden uit Budapest weggevoerd.

In 1945 werden in Budapest meer dan 14.000 interviews afgenomen van Hongaarse joden die Auschwitz en andere nazi-kampen hadden overleefd. De initiatiefnemer, het Jewish Agency, wou materiaal verzamelen voor de processen tegen oorlogsmisdadigers en zich een beeld vormen van de kampervaring.

Een klein deel van deze verzameling, 507 interviews met in totaal 728 overlevenden, werd in het Engels vertaald en kwam in handen van een enthousiaste groep sociale wetenschappers in de VS die Duitsland en Oostenrijk waren ontvlucht. De Budapest-studie voldeed niet volledig aan hun wetenschappelijke eisen. De interviews waren tot stand gekomen in grotendeels ongekende omstandigheden, over de ondervragers en hun methode was weinig bekend, de Engelse vertaling was verre van perfect en ook de criteria volgens dewelke de 507 interviews werden uitgekozen waren ongekend. De onderzoekers van de New School for Social Research in New York probeerden dan maar zelf nieuw feitenmateriaal te verzamelen in beter controleerbare omstandigheden. Ze interviewden en testten (Rorschach, Thematic Apperception test, Szondi) een groep jonge joodse kampoverlevenden.

Met dit interdisciplinair project wilden deze wetenschappers de effecten op korte en lange termijn nagaan van de kampervaring op de persoonlijkheid van gevangenen. Voor die tijd een opzienbarende onderneming waaraan velen meewerkten die later naam zouden maken in hun respectievelijke disciplines (Paul Lazarsfeld, Robert E. Merton, Ruth Benedict). Financiële en persoonlijke beslommeringen zorgden ervoor dat het onderzoek in 1950 moest afgebroken worden. Toen een van de deelnemers, Herbert Strauss, vijfendertig jaar later probeerde de hand te leggen op het materiaal bleek geen spoor meer terug te vinden van de talloze bandopnames en ook het grootste deel van het geschreven bronnenmateriaal was zoek geraakt.

In 1986 bezorgde Herbert Strauss, toen directeur van het Instituut voor Antisemitisme aan de Vrije Universiteit van Berlijn, me een kopie van het Engelse manuscript van de Budapest-studie. Na lectuur drong ik er op aan dat dit materiaal, niettegenstaande zijn onvolledigheid en zijn tekortkomingen, gepubliceerd zou worden. Hij voelde er niet voor. Daar is, nu hij zich teruggetrokken heeft uit het beroepsleven, gelukkig verandering in gekomen. De knap uitgewerkte, in kaart gebrachte en geanalyseerde gegevens van de Budapest-studie werden voor het eerst toegankelijk gemaakt voor een breder publiek. De tekst werd in het Duits vertaald, voorzien van een in- en uitleiding en aangevuld met een drietal bewaard gebleven gevalstudies uit het New-York-project.

Deze gevalstudies illustreren de blijvende invloed van de kampervaring op iemands persoonlijkheid en de wijze waarop de herinnering, of wat gerapporteerd wordt, evolueert doorheen de tijd. De analyses en interpretaties doen nogal gedateerd psycho-analytisch aan (Jacob Goldstein, de projectleider, was psycho-analyticus) maar daar staat tegenover dat diezelfde instelling ervoor gezorgd heeft dat de onderzoekers aandacht hadden voor aspecten van de kampervaring die doorgaans gemeden werden, bij voorbeeld dromen en seksualiteit.

Het belangrijkste deel van dit boek is en blijft de Budapest-studie, niettegenstaande haar beperkingen. Zoals gezegd bleef maar een klein deel van het materiaal bewaard (zo'n 5%) en zijn de selectiecriteria niet bekend. Veralgemening van de resultaten van de studie wordt verder bemoeilijkt doordat het om gevangenen gaat die na april 1944 werden geïnterneerd, geen van hen had dus meer dan een jaar kampervaring en ze maakten een van de meest chaotische periodes van de nazi-kampen mee. Maar het Budapest-project is hoe dan ook het enige omvangrijke onderzoek van een groep overlevenden kort na de bevrijding. Belangwekkend is ook dat de getuigen sociologisch gezien nogal verschillen van hen die normaliter aan het woord komen, getuigen op processen en zij die zelf de pen ter hand nemen. De gemiddelde scholingsgraad van de Budapest-groep ligt lager. Daarenboven gaat het hier om semi-spontane getuigenissen, gedirigeerde interviews met gerichte vragen. Dit alles levert andere gegevens, invalshoeken en inzichten op.

Veel aandacht gaat naar de sociale stratificatie in het kamp, de machtsverdeling onder de gevangenen en de factoren die de overleving bevorderden dan wel benadeelden. Honger, dorst, lijden, arbeid, straffen, ziekte, gebrek aan privacy, seksualiteit, coöperatie, conflict, egoïsme, komen uitvoerig aan bod. De schat aan gegevens wordt grondig en overzichtelijk in kaart gebracht in sociologische en demografische tabellen. De vlot leesbare tekst bevat vele verbatim citaten van de getuigen die aan de hand van ee

Goldstein, Jacob; Lukoff, Irving F.; Strauss, Herbert A. - Individuelles und kollektives Verhalten in Nazi-KonzentrationslagernSoziologische und psychologische Studien zu Berichten ungarisch-jüdischer Überlebender, Frankfurt/New York, Campus, 1991

Verschenen in Streven