Herdenken

Zoals heden en toekomst wordt ook het verleden op verschillende wijzen benaderd en geïnterpreteerd. Slachtoffers en daders bijvoorbeeld, hebben begrijpelijkerwijs een bijna tegengestelde kijk op het gebeurde dat hen bindt.

Geschiedschrijving gaat anders met het verleden om dan individuele en groepsgebonden herinnering. Wie zich herinnert is direct betrokken, herbeleeft. Dus geen voorbij, maar een geactualiseerd verleden. Hoe groter de betrokkenheid, hoe sterker de beleving en hoe meer het verleden wordt geïnterpreteerd vanuit actuele waarden en idealen. Het herinnerde verleden is een in functie van heden en toekomst herdacht verleden; het is een herdenking.

Onderwerp van de geschiedenis is wat geschied, voorbij is. Waar mogelijk wordt dat bestudeerd in relatie tot heden en toekomst. Lessen uit het verleden trekken, zeer zeker, maar deze belangrijke doelstelling mag het geschiedkundige terugkijken niet sturen en vervormen. Natuurlijk worden ook historici bewogen en bepaald door hedendaagse bekommernissen, waarden en idealen. Ze moeten zich daar bij de uitoefening van hun beroep terdege van bewust zijn. Alleen dan kunnen ze de invloed van deze subjectieve factoren enigszins onder controle krijgen en tot een minder betrokken interpretatie komen.

Herinnering en geschiedschrijving houden er andere methodes, normen, doelstellingen en waarheidsbegrippen op na. Enerzijds een meer persoonlijke, subjectieve, beleefde of praktische waarheid; anderzijds een meer onpersoonlijke, geobjectiveerde en theoretische waarheid. Beide benaderingen zijn legitiem en maatschappelijk van groot belang. Maar verschillende waarheden over belangrijke voorbije gebeurtenissen... dat moet wel botsen. Dat de gemoederen daarbij soms hoog oplopen is meer dan begrijpelijk. Herinneringen bestaan behalve uit feiten ook uit actuele gevoelens en waarden. Zij zijn het overigens die het verleden activeren en levendig houden, de herinnering mogelijk maken. Als bepaalde feiten uit de herinnering in vraag gesteld worden door een geschiedkundige benadering, hebben de betrokkenen niet zelden het gevoel dat ook de ermee verbonden actuele gevoelens, waarden en verwachtingen worden betwijfeld, op de een of andere manier 'fout' zijn. Beide partijen hebben te weinig oog voor het meervoudige karakter van de herinnering.

Dit alles geldt in versterkte mate voor gruwelijke gebeurtenissen, voor herinnerd leed. Leed en gruwel worden steevast herinnerd en benaderd vanuit een slachtofferperspectief. Mensen scharen zich vrijwel automatisch aan de kant van de slachtoffers en keren zich volledig af van de daders. Medemenselijkheid en medelijden, maar ook een bijna instinctieve afweer van kwaad. Weinigen kunnen zich voorstellen daar ooit anders dan als toeschouwer of als slachtoffer bij betrokken te zijn. De identificatie met slachtoffers sluit die met daders uit.

Het slachtofferperspectief valt op door emotionele betrokkenheid, waarom-vragen en een strikte schuld-verdienste tweedeling. Het gebeurde wordt sterk gepersonaliseerd, geïntentionaliseerd, gemoraliseerd, zwart-wit gekleurd. De gruwelijke afloop wordt als een intentie in het verleden geprojecteerd. De daders worden gedemoniseerd, afgeschilderd als on-mensen, wezens die in niets op ons gelijken. Door deze averechtse geschiedschrijving wordt het kwaad als wezensvreemd weggeprojecteerd; onherkenbaar gemaakt. Daardoor ziet men voorbij aan het latente kwaad in ieder van ons, bijvoorbeeld xenofobe en racistische neigingen. Met als gevolg dat we niet langer op onze hoede zijn voor onszelf; het latente kwaad kan in bepaalde sociaal-economische situaties geactiveerd worden.

Door de onmenselijkheid van de daders absoluut te opponeren aan de menselijkheid van de slachtoffers wordt de les die uit de gruwel getrokken kon worden, dat beschaafde mensen tot gruwel in staat zijn, in haar tegendeel omgekeerd: alleen onmensen doen dat. De demonisering van het kwaad maakt het 'banale' kwaad onnaspeurbaar en oncontroleerbaar.

Idealiter hanteren geschiedkundigen een buitenstaandersperspectief, ze mogen geen partij kiezen. De klemtoon ligt meer op veroorzaking en wordingsgeschiedenis dan op de afloop van gebeurtenissen. Meer op daders dan op slachtoffers. Complexiteit en meerzijdigheid in plaats van simplificatie en manicheïstische tweezijdigheid. Niet afwijzen en veroordelen maar begrijpen en doorgronden, vooral de daders.

Om gruwel te begrijpen en te beseffen dat hij niet weer gebeuren mag, moet door de ogen van de slachtoffers gekeken worden. Inleving in de slachtoffers is onontbeerlijk voor de politieke en ideologische motivatie, om te willen voorkomen. Daarom moeten de slachtoffers steeds weer geraadpleegd en aanhoord worden. Maar om herhaling van de gruwel tekunnen voorkomen, moet er ook achter en voorbij de gruwel gekeken worden. Om te kunnen voorkomen is inzicht nodig in de ontstaans- en wordingsgeschiedenis van gruwel en daders. Om de momenten te onderkennen toen nog ingegrepen kon worden, moet het denken, de ideologie en het gedrag van de latere daders zo objectief mogelijk bestudeerd worden. Hoe zijn ze tot hun daden gekomen? Zagen ze die nog als misdaden? Hoe komt het dat de meesten onder hen niet in gewetensnood geraakten? Hoe zijn ze zozeer gaan verschillen van 'normale' mensen? Vragen die maar beantwoord kunnen worden als het slachtofferperspectief, de moralisering, intentionalisering en demonisering overstegen worden.

Slachtoffers (en wie zich met ze identificeert) hebben moeite met deze onpartijdige, objectiverende benadering. De afwezigheid van onbehagen, medeleven en veroordeling stoort hen. Dat om slachtoffers en leed te vermijden, daders moeten worden doorgrond, gaat tegen alle bewogenheid en afwijzing in. Het begrijpen wordt als begrip aangevoeld en daarom veroordeeld. Wetenschappers moeten zich, vinden ze, ook anders dan wetenschappelijk engageren, ze moeten partij kiezen (voor de slachtoffers).

Een in de herinnering voortlevend gruwelijk verleden mag kennelijk alleen empathisch benaderd worden. Onjuistheden in de collectieve herinnering moeten omwille van de goede zaak met de mantel der liefde worden bedekt. Voor daders evenwel gelden de geschiedkundige normen onverminderd. Zij mogen onder geen beding het verleden mythologiseren, hun aandeel minimaliseren of zich op onwetendheid beroepen.

Allemaal zeer begrijpelijk, ook voor de historicus. Maar als wie zich het verleden niet herinnert, gedoemd is het te herhalen[1], doet de historische kwaliteit van die herinnering er natuurlijk wel toe. Wie iets voorkomen wil, kan maar beter een realistische kijk hebben op de oorzaken. Met het oog op preventie is het goed om weten dat de bliksem geen uiting is van goddelijke toorn.

 

Noten

[1]. Deze zinsnede van George Santayana wordt in anti-fascistische kringen veelvuldig geciteerd. Nogal onkritisch, deze Amerikaans-Spaanse filosoof had nogal wat sympathie voor het fascisme van onder meer Franco en was, zacht uitgedrukt, niet bepaald joodvriendelijk.

Verschenen in: Een onberaamd verbond. 50 jaar Arkprijs van het Vrije Woord, Antwerpen, De Vrienden van de Zwarte Panter, 2000, p. 259-262.