Hard als Kruppstaal | Hitlerjeugd

'Ein junges Volk steht auf, zum Sturmbereit,

Reißt die Fahnen höher, Kameraden!
Wir fühlen nahe unsere Zeit,
Die Zeit der jungen Soldaten!
Vor uns marschieren mit sturmzerfetzten Fahnen
die toten Helden der jungen Nation,
und über uns die Heldenahnen!
Deutschland, Vaterland, wir kommen schon!'


Het lied van de Hitler-Jugend, Unsere Fahne flattert uns voran, weerspiegelt haar ideologie en de levenshouding van de Hitlerjongeren: zelfbewustzijn, strijdbaarheid, verbondenheid met een heldhaftig verleden, soldatesk plichtsgevoel, offervaardigheid, militarisme, patriottisme.

In 1922, drie jaar na haar oprichting, riep de Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP) haar eigen jeugdbeweging in het leven: deJungsturm, een onderafdeling van de beruchte SA (Sturmabteilung). Het initiatief zou van de Führer zelf zijn uitgegaan. De kleine nazi-partij besteedde verder weinig aandacht aan de jeugd, ze had de handen nog vol met politieke zelfrealisatie. In 1924 telde de Jungsturm amper een honderdtal leden. Het jaar daarop werd de beweging omgedoopt tot Hitler-Jugend - afgekort HJ, 'hajot' uitgesproken. In 1928 werden ook meisjes toegelaten; twee jaar later werd de Bund Deutsche Mädel opgericht.

In 1931 waren er 2400 Hitlerjongeren; in 1933, het jaar van de machtsovername door de nazi's, 15000. Het jaar daarop waren er al anderhalf miljoen, meer dan de helft van de Duitse tieners. Eind 1936 werden alle andere jeugdorganisaties verboden door het Hitlerjugendgesetz.In maart 1939, een half jaar voor het begin van de oorlog, werd HJ-lidmaatschap verplicht gesteld.

De Hitler-Jugend was streng hiërarchisch geordend. Het leidersprincipe overheerste. Van tien tot veertien hoorde je bij het Deutsche Jungvolk, tot je achttiende bij de eigenlijke HJ. Twee middagen per week werd er gesport, gemarcheerd, gezongen, toneel gespeeld, gekampeerd, papier opgehaald, geïdeologiseerd. De marsliederen weergalmden van strijd, sterven, Führer en vaderland. Velen werden aangesproken door het gevoel van verbondenheid, gemeenschappelijke lotsbestemming, het hechte groepsleven en de sfeer van kameraadschap. Men voelde er zich meer thuis, dan thuis.

Hitlers ideeën over opvoeding vloeiden bijna lijnrecht voort uit zijn politieke filosofie. Aangezien in de strijd om het bestaan de besten zegevieren, moeten jongeren hun lichaam en karakter stalen. Een Hitlerjongen moest, aldus Hitler, 'behendig zijn als een windhond, taai als leder en hard als Kruppstaal'. Een Menschenreserve die het voortbestaan van het duizendjarig rijk waarborgde. Een 'fantastische nieuwe jeugd', vond Hitler, 'ze dragen allemaal hetzelfde bruine hemd, het lijkt wel of ze uit hetzelfde ei komen'.

Bij de meisjes lag de klemtoon minder op politieke en ideologische vorming en meer op gehoorzaamheid, plichtsbesef, discipline en lichamelijke zelfcontrole. Veel dansen en turnen. Van zeventien tot eenentwintig werden ze in een speciaal onderdeel, Glaube und Schönheit, voorbereid op hun rol als huisvrouw, moeder, verzorgster, verpleegster.

Normaliter is het gezin een van de belangrijkste instellingen voor socialisatie, de aanpassing aan de maatschappij. Niet zo in nazi-Duitsland. Midden jaren twintig verkondigde Hitler in Mein Kampf dat de opvoeding - 'het lichaam stalen' - meer een zaak is van het Volk, de Volkse Staat, dan van het gezin. Beetje bij beetje namen leeftijdgenoten, kampen en militaire eenheden de plaats in van het gezin. Achteraf bekeken, kun je stellen dat de adolescente revolte tegen ouderlijk gezag via de Hitlerjeugd voor de nazi-beweging werd geaccapareerd.

Ook de rol van kerk en school werd beperkt. De nazi's hadden geen boodschap aan schoolse kennisoverdracht. In Mein Kampf pleit Hitler voor meer lichamelijke opvoeding, vooral boksen. De school moest deugden aanleren als trouw, offervaardigheid en zwijgzaamheid. Minder exacte kennis, meer zelfbeheersing. Als alle ballast, bijvoorbeeld Frans, overboord gegooid werd, kwam er tijd vrij voor het sterken van lichaam, karakter, wilskracht, besluitvaardigheid en 'onuitwisbare inprenting van rasbesef en -gevoel'. Dat alles, besloot Hitler, bekroond door de militaire dienst.

Gedurende de oorlog werd de Hitlerjeugd ingezet bij de oogst en in fabrieken. Ze deden dienst als koeriers, brandweerlui, bij het afweergeschut. Toen de oorlogskansen gekeerd waren, werden ze vanaf zestien bij deWehrmacht ingelijfd; in 1945 vanaf vijftien. Gebukt onder veel te grote uniformen en wapens, trokken ze naar het front, vechtend tot hun laatste snik.

De vijfdelige reeks van Guido Knopp volgt het inmiddels bekende recept: uitzonderlijke en goed gecommentarieerde beelden, afgewisseld met herinneringen van mensen die het mee-gemaakt hebben. Kleuters die de Hitlergroet brengen, een beeldig meisje op een fietsje, de rechterarm strak in de lucht. Duizenden jongeren die de Führer op zijn verjaardag trouw zweren. Uit vrije wil, enthousiast, bereid hun leven te geven. Jonge vrouwen die tranen wegpinken omdat ze Hitler, hun Uebervater, mochten aanschouwen.

Veel komt kennelijk uit propagandafilms. Er wordt niet getwijfeld aan het succes van de indoctrinatie. Dat de aantrekkingskracht van de Hitlerjeugd enorm was, blijkt onder meer uit de getuigenis van een Duits-joodse vrouw die zestig jaar later toegeeft dat ze er graag bij was geweest. Grijs geworden vrouwen zeggen van buiten, par coeur, de liederen uit hun glorietijd op.

Een en ander wordt soms te intentionalistisch geduid, alsof het om een reusachtig complot ging. De jeugd werd 'gelokt door haar het gevoel te geven dat ze belangrijk was ... Ze werd gestolen, verraden'. Wil men deHitler-Jugend objectief beoordelen, dan moet ze in haar tijd worden teruggeplaatst. Een tijd van - zeker in Duitsland - autoritaire, sterk gehiërarchiseerde en gepolitiseerde jeugdbewegingen. Elke politieke partij had er één. Een tijd waarin veel strenger, bijna Spartaans werd opgevoed. In nazi-Duitsland werd dat alles gekwadrateerd en met ideologisch racisme overgoten.

Ook bij de Hitlerjeugd zaten meelopers en sommigen hadden hun buik vol van discipline en tucht. In de chaos van het laatste oorlogsjaar onttrokken velen zich aan de dienst. De ideologische indoctrinatie wordt vaak overschat. Misschien waren de indirecte effecten wel werkzamer. Het onderscheid tussen burgerlijk en militair leven werd grotendeels opgeheven. Jongeren werden op militaire discipline voorbereid. Ze groeiden op in een geüniformeerde wereld, een wereld waarin bevel en gehoorzaamheid norm waren. Een wereld zonder de klassieke humanitaire waarden, waarin dictatuur als normaliteit werd beleefd. Vandaar dat deze jongeren, toen ze bij de bevrijding te horen kregen dat ze al die tijd niet vrij geweest waren, hoogst verbaasd en verontwaardigd reageerden.

Gepubliceerd in Muziek & Woord, november 2001.