Goed en kwaad herzien | Over Adolf Eichmann

Het proces tegen Adolf Eichmann, in 1961 in Jeruzalem, was de eerste wereldwijde mediagebeurtenis. Het was ook niet niks: de nazi die - bij afwezigheid van Hitler - doorging voor het meesterbrein achter de jodenuitroeiing, stond terecht in het land dat doorging voor het joodse antwoord op die genocide. Beroemde reporters werden uitgezonden; geschiedkundigen, filosofen en schrijvers - iedereen wou erbij zijn, het monster met eigen ogen zien, met eigen verstand duiden.

De dertien jaar jonge joodse staat had er, geïnspireerd door zijn premier David Ben-Goerion, ook alles aan gedaan om wereldwijde aandacht te krijgen. De ontvoering van Eichmann uit Argentinië, een grove schending van 's lands staatssoevereiniteit, bracht internationaal heel wat beroering teweeg en strafzaak 40/61 werd als een politiek showproces geënsceneerd. Het proces moest het blazoen van Ben-Goerion en zijn arbeiderspartij oppoetsen nadat een vooraanstaand lid van die partij op geruchtmakende wijze was beschuldigd van collaboratie met de nazi's. En ook het aanvaarden van herstelbetalingen van de Duitse Bondsrepubliek, wapenleveringen inbegrepen, was bij veel Israëli's in het verkeerde keelgat geschoten. Het maandenlang onder de aandacht brengen van de jodenuitroeiing diende ook uitgesproken 'educatieve' doelen: "de wereldopinie herinneren aan wat de voorlopers van Israëls vijanden hadden aangericht" (Ben-Goerion); en jonge Israëli's en ingeweken oriëntaalse joden, die weinig of geen voeling hadden met het zionisme, duidelijk maken dat joden niet zonder joodse staat kunnen.

Veel waarnemers verwachtten in Jeruzalem een monster aan te treffen. Groot was de verbazing toen ze werden geconfronteerd met een normale, 'menselijke' Eichmann. De filosofe Hannah Arendt maakte van de tegenstelling tussen menselijke dader en onmenselijke gruweldaad de hoeksteen van haar verklaring voor het fenomeen Eichmann: de banaliteit van het kwaad.

In de inleiding bij de heruitgave van Eichmann in Jeruzalem merkt Ido de Haan op dat Arendt geen hoge pet op had van het proces en zijn context. Ze zou "door de confrontatie met de Israëlische samenleving niet erg positief gestemd" geweest zijn en "weinig sympathie gehad hebben voor een groot deel van de Israëlische bevolking". En inderdaad, drie dagen na het begin van het proces liet Arendt zich in een brief aan haar vriend Karl Jaspers bijzonder laatdunkend uit over Israëlische joden. De Haan wijt dat aan "de vooroordelen die Duitse joden vanouds hadden tegenover joden uit Oost-Europa", maar er was meer aan de hand.

Arendt was namelijk niet als neutraal waarneemster naar Israël afgereisd. Ze was destijds, met het aan de macht komen van de nazi's, zioniste geworden, maar toen het zionisme in 1942 eenzijdig afgestemd werd op de realisatie van de joodse staat, zonder veel acht te slaan op de Arabische meerderheid in Palestina, keerde ze zich van het zionisme af. In de periode 1945-50, cruciale jaren voor de oprichting van Israël, schreef Arendt hierover een aantal scherpzinnige essays (nu eindelijk in het Nederlands beschikbaar). Glashelder analyseert ze de illusies en misvattingen die aan Israël ten grondslag lagen; feilloos voorspelt ze voor het Midden-Oosten onoplosbare problemen en voor Israël blijvende afhankelijkheid van een grootmacht.


Normaal

Arendt zag als één der eersten in dat het feit dat Eichmann géén monster was, maar één van de vele "angstig en beangstigend normale mensen", "veel schrikwekkender was dan alle gruwelen samen". Want dat hield in dat dit "nieuwe type misdadiger, dat met recht hostis humani generis genoemd mag worden, handelt onder omstandigheden die het hem nagenoeg onmogelijk maken te beseffen of aan te voelen dat hij kwaad aanricht". Eichmann heeft er "nooit bij stilgestaan wat hij eigenlijk deed". Niet dat hij dom was, hij "heeft heel goed geweten waar het om ging". Maar het was pure gedachteloosheid, onvermogen tot denken, die hem ertoe voorbestemde een van de grootste misdadigers van zijn tijd te worden. Hij had geen demonische kant, was geen pathologisch jodenhater, had alleen maar zijn plicht gedaan.

Deze "doorsnee-mens", "noch zwakzinnig, noch ideologisch geïndoctrineerd, noch cynisch", was gewoon "niet in staat goed van kwaad te onderscheiden". Velen konden dat niet bevatten, ook de humane en plichtsgetrouwe rechters in Jeruzalem zagen hem liever als een leugenaar en "gingen daarmee het grootste ethische probleem van de hele zaak uit de weg". Met name dat monsterlijk kwaad geen monsterlijke intenties vooronderstelt, maar volkomen gedachteloos bedreven kan worden, uit plichtsbesef en gehoorzaamheid.

Zeker, maar voor Eichmann, de man die de Europese joden liet samendrijven om ze naar uitroeiingkampen te deporteren, gold dat in veel mindere mate. Arendt stond te onkritisch tegenover het beeld dat Eichmann in Jeruzalem van zichzelf ophing. Ze hield geen rekening met de mogelijkheid dat de man zich als passieloze, gehoorzame uitvoerder voordeed in de hoop minder zwaar gestraft te worden. Neen, ze nam Eichmanns rechtszaalidentiteit over en keerde ze als verklaring en beschuldiging tegen hem: gedachteloze gehoorzaamheid, dàt was zijn schuld. Arendt deed geen moeite om aan te tonen dat Eichmann nooit stilstond bij wat hij deed, en ze minimaliseerde of verzweeg alles wat tegen haar these indruiste.

Anders dan Arendt, en velen met haar, meenden was Eichmanns geweten niet uitgeschakeld, het was van inhoud veranderd. De man handelde niet gedachteloos, kon goed en kwaad wel degelijk uit mekaar houden, maar zijn moraal had een andere invulling gekregen. Eichmann was een ideologisch overtuigd nazi die zijn taak enthousiast op zich nam, vaak persoonlijk initiatief ontwikkelde en geen mededogen kende voor de joodse vijand, die "virus in mensengedaante".

Het is geen makkelijke gedachte, maar Eichmann en andere overtuigde nazi's dachten het goede te doen. Zoals een chirurg kankercellen wegsnijdt om een mens te redden, elimineerden zij sociale kankers om het Duitse Volkslichaam te redden. Joden vernietigen was, gaf Eichmann in Jeruzalem toe, een even eervolle zaak als virussen vernietigen en meedogenloosheid daarbij was een deugd.


Verontwaardiging

Aan joodse zijde werd Eichmann in Jeruzalem op schandkreten onthaald. In haar verhandeling over de banaliteit van het kwaad ging Arendt namelijk ook in op joodse tekortkomingen, de medewerking van Joodse Raden aan vervolging, selectie en deportatie. Die kritiek was niet nieuw, maar Arendt stelde alles op scherp, bijna vijandig. Ze had het over 'joodse Führers' en beweerde geen scherpe scheidingslijn te zien tussen vervolgers en slachtoffers.

De woede hierover is nog navoelbaar in de voortreffelijke maar wat de besluiten betreft betwistbare biografie van David Cesarani over Adolf Eichmann. Cesarani meent dat het beeld van Eichmann als kleurloze en gehoorzame bureaucraat het onderzoek naar de jodenmoord decennialang heeft scheef getrokken. Zeker, het begrip 'banaliteit van het kwaad' en de veralgemening dat in ieder van ons een Eichmann schuilt, werden en worden te pas en te onpas aangevoerd, maar die verklaringen doen het toch vooral goed bij het grote publiek en de media, heel wat minder bij historici en andere wetenschappers. Cesarani meent dat het onderzoek pas terug op het rechte pad kwam dankzij Hitlers gewillige beulen, het geruchtmakend boek van Daniel Goldhagen. Een bijzonder vreemde gedachtegang waarvoor Cesarani niet één argument aandraagt. De redenering is vreemd omdat Goldhagens stelling er eigenlijk op neerkomt dat 'de' Duitsers van nature behept zijn met een speciaal soort antisemitisme, uitroeiingantisemitisme. En dat is een terugkeer naar de allereerste door emoties vertekende, simplistische verklaring van de verschrikking: onmenselijke daders die in niets op ons lijken.

Cesarani concludeert dat dankzij Hitlers gewillige beulen de aandacht nu eindelijk kan gaan naar Eichmann als persoon, een gewone Duitser die genocidair werd. Dat is, schrijft hij, het eigenlijke onderwerp van zijn biografie. Vreemd, want daarin toont hij juist aan dat Eichmann in hoge mate het product was van zijn omgeving, niet meteen een van nature gewillige beul. Eichmann was, schrijft Cesarani terecht, verwikkeld in "een wetenschappelijke, zij het zo nu en dan smerige operatie om een raciaalbiologische bedreiging van het arische volk af te wenden. Deze bedreiging zat in iedere jood verborgen, hoe zwak deze ook leek". De "sleutel tot Eichmann bevindt zich niet in de man, maar in de ideeën die bezit van hem hadden genomen, in de gemeenschap waarin deze vrijelijk konden circuleren, het politiek systeem waarin ze uitmondden, en de omstandigheden die ze aanvaardbaar maakten. Wat Eichmann deed werd mogelijk gemaakt door de ontmenselijking van de joden, de interpretatie van het joodse volk als een abstracte, raciaalbiologische bedreiging en een politieke vijand, en de afbraak van hetgeen ons verbiedt te doden. Iedereen die aan deze processen wordt blootgesteld zou precies zo kunnen handelen, of dat nu in een democratische of totalitaire staat is".

 

Cesarani, David - Eichmann, de definitieve biografie, Anthos/Manteau, Antwerpen, 2005

Arendt, Hannah - Eichmann in Jeruzalem. De banaliteit van het kwaad, Amsterdam/Antwerpen, Atlas, 2005

Arendt, Hannah - Het zionisme bij nader inzien, Amsterdam, Mets & Schilt, 2005

Verschenen in De Standaard der Letteren van 8 september 2005