God tegen allen | Anselm R. von Feuerbach - Kaspar Hauser

Tweede Pinksteren, 26 mei 1828, Neurenberg, een verlaten marktplein. Een jongeling strompelt moeizaam voort, als dronken, deels verlamd. Niemand verstaat een woord van wat hij uitbrengt. Maar hij heeft een brief bij, gericht aan een ritmeester van de stad. Hij werd geboren in 1812, Kaspar gedoopt, te vondeling gelegd en 'christelijk opgevoed'. Of meneer de ritmeester zich over de jongen wil ontfermen, zoniet moet hij 'hem waar wegsturen of in de schoorsteen hangen'.

De uitgeputte jongen krijgt een voorlopig onderkomen. Niemand verstaat hem, hij verstaat niemand. Hij ziet en hoort zonder te begrijpen, als een pasgeborene. Vlees en bier spuugt hij walgend uit. Men geeft hem pen en papier, hij krabbelt alfabetten, aap-noot-mies woorden en 'Kaspar Hauser' neer.

De stad gonst van de geruchten. Niet zomaar een vondeling, iemand van koninklijke bloede, erfprins van het huis van Baden, onechtelijke zoon van Napoleon. Anderen noemen hem een leugenaar en bedrieger. Drommen nieuwsgierigen komen zich vergapen aan de tamme wildeman. Gewone en geleerde mensen, van heinde en verre. Hij werd, schrijft de beroemde strafgeleerde Anselm von Feuerbach (vader van Ludwig Feuerbach, de filosoof), 'niet minder bezocht dan de kangoeroe en de tamme hyena in een beroemde menagerie'. Kaspar werd voorpaginanieuws in heel Europa. Neurenberg adopteerde hem en hij werd Kind van Europa.

Het vele, vaak opdringerige bezoek putte hem uit. Geen wonder, de jongen had sinds zijn derde opgesloten gezeten in een laag, pikdonker gewelf. Een man bracht hem eten en drinken en leerde hem, kort voor zijn vrijlating, een beetje schrijven. Kaspar kwam in Neurenberg ter wereld. Hij had nooit eerder bewust lucht of licht gezien, kende geen onderscheid tussen dag en nacht. Hij leefde toen, schreef hij later, in half animale bewustzijnstoestand, volmaakt tevreden met zijn lot, de tijd verslapend.

De vele nieuwe prikkels die hem nu overspoelden, maakten hem ziek. Een jonge geleerde, Georg Daumer, nam hem in zijn gezin op. Echt praten kon Hauser nog niet, hij gebruikte veel woorden in verschillende betekenissen. Een dikbuikige heer, wiens naam hij vergeten was, sprak hij eens aan met 'Meneer de Grote Berg'. Kaspars geestelijke ontwikkeling was op driejarige leeftijd blijven steken. Hij sprak over zichzelf in de derde persoon ('Kaspar braaf'), greep naar blinkende voorwerpen op grote afstand (de glanzende bol op de kerktoren), tastte argeloos naar het mooie vlammetje op de kaars, zocht achter de spiegel naar de jongen die hem bleef aanstaren.

Hij leek 'een burger van een andere planeet', kende het verschil tussen dood en levend niet, praatte met zijn brood, speelgoed en poes (die met de pootjes moest leren eten). Dat iets bewoog zonder levend te zijn, bladeren aan een boom, een blad papier dat wegwaait, wou er bij hem niet in. Hij had sterk ontwikkelde zintuigen. Daglicht deed pijn, 's nachts zag hij beter dan overdag. Van een druppel koffie of wijn werd hij direct misselijk. Hij kon op de tast metalen determineren, werd er letterlijk door aangetrokken of afgestoten.

Kaspars kennishonger en doorzettingsvermogen waren groot. Hij vorderde snel, leerde schrijven en spreken. In de zomer van 1829 begon hij zowaar aan zijn mémoires, de kranten stonden er vol van. Mogelijk was dat de aanleiding voor de eerste (mislukte) aanslag op Hauser.

Anselm von Feuerbach werd toeziend voogd en beschermheer. In 1832 publiceerde hij zijn verslag, 'Voorbeeld van een misdaad begaan aan het zielenleven van de mens'. Feuerbach had Kaspar nauwlettend gade geslagen en getest. Hij vroeg hem eens of hij het landschap door het raam mooi vond. Kaspar reageerde met afschuw. Later verklaarde hij dat hij toen geen notie had van venster of glas, en zag een soort luik waarop een kladschilder kwasten had uitgestreken. Doordat hij veld noch boom kende, zag hij ze niet. Het deed Feuerbach denken aan de 'beroemde blinde die enkele weken na zijn geboorte blind werd en pas in zijn tienerjaren' door een operatie zijn gezichtsvermogen terugkreeg. Ook hij kon lange tijd grootte noch diepte onderscheiden. Alle voorwerpen zaten op het oog, alsof ze het aanraakten, als bij de tastzin. Ook hij had geen perspectiefzicht, had geen ondervinding opgedaan om afstanden en afmetingen correct in te schatten.

Het eten van vlees maakte Kaspar sterker maar zijn ogen verloren hun glans, gehoor en verstand gingen achteruit, en de poes die zo graag met hem speelde begon naar hem te slaan. Feuerbach stipt aan dat een en ander misschien het gevolg was van overbelaste zenuwen. Ook Kaspars snelle en goede geheugen nam af naarmate 'zijn verstand meer te doen kreeg'.

Toen men Kaspar de sterrenhemel toonde, was hij verbaasd en opgetogen. Nooit eerder had hij zoiets moois gezien, maar wie steekt die vlammetjes aan, wie blaast ze uit? Een verrukking die snel omsloeg in zwaarmoedigheid. Waarom was hij zo lang opgesloten geweest, hij had toch niemand iets misdaan? Was hij maar in zijn kooi gebleven, dan had hij niets geweten, niets gemist.

Kaspar was goedmoedig, openhartig, naïef en schrander. Maar zijn kennishonger, verbeeldingskracht en ijver stompten snel af. Er was, betreurt Feuerbach, al snel 'niets buitengewoons meer aan hem' - behalve dan zijn lot. Kaspar Hauser werd midden december 1833 door een onbekende vermoord. Duizenden mensen kwamen naar de begrafenis, heel Europa berichtte erover.

Het jaar daarop schreef een Pruisisch officier die Kaspar gekend had zijn bevindingen neer. Men had zich te veel beziggehouden met zijn 'wetenschappelijke beschaving' en het onderzoek naar zijn afkomst en de moordenaar verwaarloosd. Ook Kaspars godsdienstleraar kwam met een bijdrage. Feuerbach had zich wat godsdienst betreft vergist, Kaspars ziel hunkerde ernaar, een bewijs te meer dat het gevoel voor godsdienst aangeboren is. Maar Feuerbach (en Daumer) hadden vastgesteld ­dat Kaspar geen notie had van abstracte dingen en dus ook niet van god. Alle godsdienstige begrippen en preken ketsten af op zijn gezond verstand. Hij had lange tijd een afkeer van artsen en geestelijken; de enen maken je ziek, de anderen bang. Pas later, 'toen zijn geestkracht door het eten van vleesspijzen was verminderd', draaide Kaspar bij en legde een geloofsbelijdenis af.

Nog tijdens zijn leven bleek dat Kaspar waarschijnlijk de zoon was van groothertogin Stephanie van Baden. Toen haar man overleed, nam diens broer de macht over en hij probeerde de rechtmatige troonopvolger uit de weg te ruimen. Eind 1996 berichtte Der Spiegel dat DNA-onderzoek van bloed op Hausers onderkleding had uitgewezen dat hier niets van aan was. Twee jaar later luidde het dat het bloed niet van Kaspar was geweest. DNA-onderzoek van enkele van zijn hoofdharen wees uit dat 'niet uitgesloten kan worden' dat hij inderdaad de nakomeling was van Stephanie de Beauharnais, mogelijk de onechtelijke zoon van Napoleon.

De in deze bundel verzamelde ooggetuigenverslagen (die van bij hun verschijning ook in het Nederlands werden uitgegeven) boeien en ontroeren, maar het zijn slechts notities, van enig systematisch onderzoek is geen sprake. De in- en uitleiding bij de bundel stellen teleur, men verneemt bijvoorbeeld men niets over de kwalijke gevolgen van het eten van vlees noch over Kaspars grote gevoeligheid voor metalen. Er bestaat nochtans heel wat Kaspar-Hauser-onderzoek. In Ansbach, de stad waar hij vermoord werd, lopen sinds gisteren Kaspar-Hauser-Festspiele. U kunt er nog tot 15 augustus terecht voor lezingen, toneel, ballet, rondleidingen en film, onder meer Werner Herzogs meesterwerk uit 1974, Jeder für sich und Gott gegen alle.

Anselm R. von Feuerbach e.a. - Kaspar Hauser. Zijn leven, zijn opvoeding, Amsterdam, Candide, 1990, 185 blz - ISBN 90 6481 131 8

Deze bijdrage verscheen in de reeks 'De klassieker' in De Tijd van 7 augustus 2004.