Goddelijk | Gods dagboek

Zonder ongelukken blijven de meeste mensen leven tot er vanzelf een einde aan komt. Dat kan maar hoeft niet te betekenen dat hun leven voldoende bevrediging biedt of genoeg laat verhopen. Wie er bewust heeft over nagedacht, kiest voor het leven ook al blijft de zin van vrijwel elk mensenleven beperkt tot een relatief kleine mensenkring. In het licht van de eeuwigheid hadden u en ik net zo goed niet kunnen bestaan.

Trek je deze gedachtegang door, vraag je naar zin en betekenis van het bestaan van homo sapiens, dan wordt objectief oordelen nog moeilijker. Vrijwel niemand kan het besef toelaten dat de Aarde beter af was geweest zonder mensensoort die eenieders biotoop verpest. De denkoefening loopt dood als je de balans probeert op te maken van wat homo sapiens aan positiefs en negatiefs heeft bijgedragen. Bijgedragen aan wat en vanuit welk gezichtspunt?

We kunnen de mensheid, haar betekenis, prestaties en tekortkomingen dus niet anders evalueren dan vanuit het eigen, soort-, mensgebonden perspectief. Humanisme in het kwadraat.

God ziet u

Giacomo Sartori (°1958), een Italiaans bodemdeskundige en schrijver, hanteert in zijn zevende roman, Sono Dio (Ik ben God), een metastandpunt: dat van god. God werd aan het denken gezet toen zijn oog op Daphne viel, een opgeschoten atheïste die beroepsmatig tot aan de ellenboog in de aars van koeien zit om aangelengd stierensperma in te brengen; als hobby kruisbeelden steelt om er zich in haar haard aan te verwarmen; volgens god seksverslaafd is en op de koop toe de website van het Vaticaan probeert te kraken om alle bankgeheimen en pedofiliedossiers te openbaren.

Choqueren doet het god niet, hij heeft wel erger meegemaakt: vierendeling, kruistochten, genocide – om maar iets te noemen. Maar hij is wel op slag verliefd op het schepsel. Het slaat hem met verstomming, maar hij heeft zich nooit eerder zo goddelijk en opgewonden gevoeld, erectie inbegrepen. Behoorlijk in de war begint hij – want ja, god is een stereotiepe hij – te denken en te schrijven, met dit dagboek als resultaat.

Daphne werd door Sartori vermoedelijk vernoemd naar die bosnimf uit de Griekse mythologie die werd achternagezeten door de god Apollo. Die had Eros een slecht boogschutter genoemd en de liefdesgod had zich gewroken door Apollo te treffen met een goud gepunte liefdespijl en Daphne met loden exemplaar. Apollo werd tot over de oren verliefd op Daphne en zij kon dat met geen mogelijkheid beantwoorden. Ten einde raad veranderde haar moeder haar in een laurierboom (‘daphne’ in het Grieks), een boom die Apollo tot het einde der tijden aanbad.

Apollo en Daphne door Jan Broekhorst (circa 1640)

Bij een zoveelste one night stand van de aardse Daphne overweegt god om het hart van haar sekspartner stop te zetten of hem door een tractor te laten verpletteren. Even voelt god de opwinding van de doder maar hij laat het daarbij. Overdreven geweld heeft hem nooit aangesproken, wat de bijbel – ‘een van de meest onbetrouwbare en misleidende verhalenbundels ooit’ – daar ook mag over beweren. Goed, hij heeft een paar keer zijn verstand verloren, maar dat waren uitzonderingen en die bevestigen, zoals dat heet, de regel.

Het daagt god dat voelen en denken onnodige kwalen zijn. Tot dan had hij perfect zonder gekund. Alleen daardoor kon hij eeuwenlang sereen en onpartijdig blijven. Niemand bevoor- of benadelen. Nooit tussenkomen, een kwestie van beroepsernst. Doet iemand er te lang over om een vreselijke dood te sterven dan is dat niet anders. Sentimentaliteit is uit den boze.

De rede is een overbodige luxe. Neem de schepping. Anders dan de bijbel het wil was dat geen weloverwogen daad, maar iets dat hem, god, overkwam. Uit het niets begon hij te scheppen. Hij was niet te houden, schiep en schiep. Het had op totale chaos kunnen uitdraaien. Maar zie, de hele creatie is harmonieus, ja esthetisch verantwoord. Krijg dat maar eens uitgelegd! Mensen konden niet anders dan de natuur bewonderen. Niet één vermoeide filosoof – en zo zijn er veel – heeft ooit beweerd dat de aarde afstotelijk of de natuur vreselijk is, geen enkele bioloog heeft ooit gezegd dat het dieren- of plantenrijk overgedaan moest worden. Niet niks, want mensen behagen is beslist geen sinecure. Ze aanbaden en vergoddelijkten de natuur, deden er behoorlijk lang over om zijn bestaan te ontdekken. Nu ja, beter laat dan nooit.

Na nog een eeuwigheid kregen mensen door dat de Aarde een onooglijk planeetje is dat rond een kleine ster draait in een kleine melkweg die met veel fantasie dé Melkweg wordt genoemd. Al gauw kwamen ze met een nieuwe theorie aanzetten, de Big Bang, alsof een universum uit zichzelf kan ontstaan. Voor dergelijke traagheid van geest moet je als Alwetende flink wat geduld opbrengen.

Geen evenbeeld

Sartori’s god is een mensenhater. Volgens hem besteden ze het grootste deel van hun tijd en energie aan achterhouden, voorwenden en misleiden. Charlatanisme zit hen in het bloed. Zoals nachtegalen geboren zijn om te zingen en kangoeroes om te springen. Mensen zijn lompe seksmaniakken met een onweerstaanbare neiging tot bijgeloof en fanatisme, wat steevast uitmondt in beestachtige daden en wederzijdse uitroeiing. Zonder mens geen kindermoord, oorlog of genocide. Het kwaad zit ze in het DNA. ‘Niet één nijlpaard werd een seriemoordenaar, geen enkele ijsbeer achtte zich superieur aan de bruine beer, niet één koe heeft ooit overwogen om soortgenoten met een iets andere neus te vergassen en te verbranden’. Of neem mensenkoppels. Ooit een koppel pinguïns elkaar de huid zien volschelden omwille van een schoonmoeder of nagelschaartje?! En dat voor een soort die dweept met liefdesliederen en zichzelf superieur acht aan alle andere dieren.

Tussenkomen heeft ook geen zin. Mensen houden van onrechtvaardigheden. Mocht god alle bestaande wreedheden ongedaan maken, dan zouden ze hun hersenen pijnigen om nog verschrikkelijkere te vinden. Je kunt van een nijlpaard niet verwachten dat het koorddanst of van een giraffe dat ze vliegt. Mocht god kunnen herbeginnen dan zou hij de mens niet meer in roulatie brengen, of in elk geval zijn libido drastisch verminderen of tot een bronsttijd beperken. Met als bijkomend voordeel heel wat minder mensen.

Uitverkoren

Evolutietheorie of niet, mensen gaan ervan uit dat ze superieur zijn en dat god hen boven alle andere dieren verkiest. Ze verlagen hem tot een dienstknecht die niet beter te doen heeft dan hun onbetekenende gezichtspunten, verlangens en smarten begrijpen. Jezus, die zogenaamde zoon van hem, heeft dergelijke waanideeën versterkt. Theologen hebben zoveel theorieën gespuid over de onbevlekte ontvangenis dat god de vader sterk twijfelt aan dat vaderschap. Er zijn zoveel gekken die rondbazuinen dat ze god zijn. Eén iets staat vast: mocht die uitgemergelde hippie in deze godvergeten tijd terugkeren dan zou hij geen zoon zijn maar een overtuigd terrorist.

Een categorie mensen vernedert hem niet maar ontkent zijn bestaan. Fundamentalisten die denken dat de wetenschap alles kan verklaren, ook de behoefte aan god en andere drugs, ja zelfs de oorsprong van leven. Ze schaften god en zijn rituelen af om ze meteen te vervangen door superstars, sportmanifestaties, muziekfestivals en consumentisme. Ze doen maar. Hij heeft iedereen altijd maximale vrijheid gegund. Waarom anders een Laatste Oordeel organiseren?

Het hele gedoe is soms best onderhoudend. Niet dat god amusement behoeft, maar deze clowns zijn zo vol van zichzelf, zo immoreel en onvoorspelbaar dat je eraan vastzit als aan de met leegte volgepropte televisieprogramma’s.

Mensen hebben twee voordelen op hem: stukje bij beetje vergeten ze alles en ze zijn sterfelijk, die meest radicale soort van vergeten. Ze hebben grote moeite met die eindigheid, terwijl een kind begrijpt dat een mensenleven maar de moeite loont omdàt er een eind aan komt. Misschien had hij hun levenscyclus anders moeten inrichten. Oud geboren, jong gedaan. Een evolutie van grijsaard naar volwassene, adolescent, zorgeloos kind, onwetend embryo. Versmelten met het niets. Minder leed, minder spijt, almaar gezonder en onwetender!

Noot: Dit laatste herinnert aan The curious case of Benjamin Britten (F. Scott Fitzgerald, 1921) in 2008 verfilmd door David Fincher.

Hoogste hemel

Verliefd als hij is, begint god de mens iets beter te begrijpen. Even overweegt hij te incarneren als mens. Geen vleesgeworden god maar een feilbaar schepsel. Een tweevoeter die altijd angstig of ongelukkig is om peulschillen, altijd hongerig, dorstig of slaperig. God wil sterveling worden. Zeker, mens-zijn is een ellendige, middelmatige conditie, soms brutaliserend en dehumaniserend, maar ook romantisch. Hij wil het toch even aan den lijve te ondervinden. Ook die voor mensen zo belangrijke seksuele stimuli. Dronken worden van alle voortreffelijke wijn, bier, geestrijke drank en elixirs samen. Niet meer alleen zijn. Daphne als mens verleiden, haar vooral niet laten merken wie hij werkelijk is. De atheïste zou hem toch niet geloven.

God raakt over zijn toeren. Om te kalmeren plaatst hij enkele miljarden lichtjaren tussen hem en de aarde om als vanouds te genieten van de ontelbare melkwegstelsels die hij geschapen heeft. Terug goddelijkheid smaken. Afstand nemen van de mens, één van de tien miljoen diersoorten die hij op de wereld heeft gezet. Hij heeft de mens niet nodig. En Daphne? Wat hem betreft kan ze gefolterd of van achteren gepakt worden door een neushoorn, het maakt hem niet meer uit.

God is niet kwaad of razend, dat is beneden zijn waardigheid. Hij is ontgoocheld. Mensen hebben hem altijd al teleurgesteld. Oneindig goed als hij is, bleef hij het aankijken. Maar nu is het welletjes geweest. Ze gaan de weg op van dinosauriërs en mammoets. Ecologisch gezien is de mens uitroeien trouwens een goede daad. Goed, ze doen er zelf alles aan om dat te bewerkstelligen, maar het blijft maar duren, misschien kunnen ze een zetje gebruiken. Een ongeneeslijke epidemische ziekte of die Amerikaanse president even extra prikkelen om een kernoorlog te ontketenen. Maar toch beter van niet. Mensen geen excuus geven, ze verder laten delven aan het eigen graf. Laat ze maar meedogenloos de Aarde uitputten en zich in slaap sussen met petities voor bijna uitgestorven soorten en te late milieuconferenties. Zelfs hij, de Almachtige, kan de catastrofe niet meer voorkomen. Dan nog maar eens scheppen? Geen sprake van! Hij heeft genoeg gezien.

Sartori’s knap gecomponeerde roman over een god die zijn schepper veroordeelt, zit boordevol filosofische en morele vraagstukken, knappe metaforen, zwarte humor en geestige terzijdes. Het boek verdient een plaats naast Voltaire’s Candide, ou l’Optimisme (1759) en het minder bekende maar even briljante toneelstuk van Oskar Panizza, Het liefdesconcilie (1894 – zie hierover: http://www.serendib.be/artikels/hemelbestormer.htm).

Affiche voor ‘Het Liefdesconcilie’ in de Rotterdamse Schouwburg, 1976-1977

Giacomo Sartori – I am God. A novel, New York, Restless books, 2019, 208 blz. uit het Italiaans vertaald door Frederika Randall

Gepubliceerd op  Het Salon van Sisyphus, 6 juli 2019 en in De Geus, oktober 2019, p. 40-42