Gekke vorsten, vorstelijke gekken | De dunne grens tussen kunst en waan

In een tijd waarin de aandacht voor koningen en prinsessen waanzinnige vormen aanneemt, een tijd ook waarin Keizer Karel naar aanleiding van zijn vijfhonderdste verjaardag over het paard wordt getild, is een tentoonstelling over gestoorde vorsten méér dan welkom. Niets dan lof dus voor deze originele bijdrage van het Museum Dr. Guislain aan het project Keizer Karel 1500-2000.

Als geboren en getogen Gentenaar staan de geboorte- en sterf­datum van de man die mijn stadsgenoten de strop omdeed in mijn geheugen gegrift. In de jaren vijftig-zestig, toen ik school liep, was de keizer een van de ijkpunten in het geschiedenis­onderricht, naast Julius Caesar die de Belgen de dappersten aller Galliërs zou hebben genoemd en Leopold II die van België een koloniaal rijk had gemaakt. Die schoolse geschiedenis bleef overigens beperkt tot grote namen, data en stereotypen. Stichtend misschien, maar wel oersaai. Goed om er een blijven­de hekel aan geschiedenis aan over te houden.

Dat de keizer op het eind van zijn leven uit zijn bol is gegaan, werd er natuurlijk niet bij verteld. Geplaagd door aanvallen van zwaarmoedigheid deed hij vroegtijdig troonsaf­stand en trok zich terug in een klooster in Spanje. Hardnekki­ge geruchten willen dat hij daar meer dan eens zijn eigen uitvaartdienst zou geënsceneerd hebben. Het lijkt wel een familietrek: zijn moeder, Johanna de Waanzinnige, zou ook al nachtenlang achter de kist van haar overleden echtgenoot aangelopen hebben.

De machtigen der aarde zijn van oudsher voorwerp van enerzijds bewondering en verafgoding, anderzijds kleinering en spot. Gekke vorsten maken het ons wat dat laatste betreft makkelijk, ze desacraliseren zichzelf, zetten de macht in haar hemd. Het is niet alleen de macht die naar het hoofd stijgt, ook de omgeving steekt een handje toe. Koningen en aanverwanten zitten gevangen in verplichtingen, rituelen, protocols en kostuums; ze worden omringd door hovelingen en pluimstrijkers, zonder zoals vroeger een beroep te kunnen doen op echte narren die hen flink de waarheid mochten zeggen. Je zou van minder gestoord raken! Macht raakt aan waanzin. Neem de megalomane bouwwerken waarmee vorsten hun macht proberen te bestendigen tot na hun dood. De piramides van de farao's of de waanzinnige kastelen van de Beierse koning Ludwig II, om slechts twee voorbeelden te noemen.

De koning te rijk

Macht heeft een enorme aantrekkingskracht. Wie heeft er als kind niet van gedroomd vader, moeder, arts, pastoor, boef, koning of koningin te zijn? Nooit een kartonnen kroon of papieren Napoleonhoed op het hoofd gehad? En wie droomde niet weg toen Assepoester op het punt stond prinses te worden?

Maar we groeien op, worden volwassen, stellen ons met minder macht tevreden. Wat moeten de totaal machtelozen, zij die door de maatschappij scheef bekeken of uitgespuwd worden? Niet zelden vluchten ze in wanen; ze wórden Napoleon, Jezus, paus of keizer. Ze denken zichzelf hogerop, heersen over denkbeel­dige rijken. Op de tentoonstelling zijn machthebbers die door hun wanen macht en rijk verliezen broederlijk verenigd met machtelozen die door hun wanen macht veroveren en een rijk opbouwen.

Op een muur in een van de zalen wordt een filmpje geprojec­teerd van een eenmansoptocht van Monsieur Poladian. Deze Armeniër zwierf, nadat hij ternauwernood aan een Duits concen­tratiekamp was ontkomen, lange tijd door Euro­pa, vruchteloos zoekend naar vrouw en dochter. Midden jaren zestig vond hij eindelijk rust in een Armeens tehuis in het zuiden van Frank­rijk. Hij mocht er een klein atelier inrichten waar hij ge­stalte kon geven aan niet aflatende herinne­ringen. Zijn hele leven stond in het teken van het voorbije. Met gerecupe­reerd stadsafval maakte hij groteske kostuums en  hoofddek­sels, scepters en blaasinstrumenten (voor klank en sigaretten­rook), om vervol­gens indrukwekkende eenmansparades te organi­seren. In zijn eentje blies hij de verdwenen Armeense cultuur nieuw leven in, daarbij paradoxaal genoeg voortdurend aanste­kelijk lachend. In 1982 besloot hij te sterven en weigerde consequent alle voed­sel.

Droomkoningen

Het werk van een andere droomkoning, Willem van Genk, is al even indrukwekkend. Zijn uitbeelding van Leningrad zal me lang bijblijven. In de trams, bussen en auto's die het centrum doorkruisen zit weinig beweging, maar de stad zelf golft en beweegt bijna van het doek af. Van Genk kwam als jongeling in contact met de Gestapo die wilde weten waar zijn vader uit­hing. Hij kreeg een paar rake klappen. De ruwe en oppermachti­ge Gestapo maakte diepe indruk op hem. Hun zwarte jassen werden het symbool van macht en machtsbeheersing. Meer dan vijftig jaar later is hij de gelukkige bezitter van meer dan duizend zwarte jassen. Op elke jas bracht hij eigenhandig glimmende knopen of decoraties aan om hun macht te 'active­ren'. Gehuld in zo'n jas voelt Van Genk zich onkwetsbaar en  kan hij veilig de straat op.

Ook het werk van Gerard Van Lankveld overweldigt. Van kinds­been af werd hij geplaagd en gepest om zijn rare ideeën. Beetje bij beetje verzon hij zich een wereld bij mekaar, met eigen plaatsnamen en jaartelling. Hij bouwde vliegtuigjes naar tekeningen van Leonardo da Vinci en zelfbedachte vleermuismo­dellen. Zijn eerste machtsmiddelen waarmee hij zijn toekomstig rijk kon overvliegen. Hij bouwt nog dagelijks aan zijn staat, die sedert lang is uitgerust met een eigen munt, driekleur en volkslied. Panamarenko is nooit veraf. Hoe dun is de grens tussen kunst en waan?

In een vitrinekast liggen de brieven opgestapeld die Lucy Szaak (momenteel in een instelling in Melle) in de voorbije decennia aan al dan niet denkbeeldige familieleden schreef. Ze is ervan overtuigd dat er blauw bloed in haar aders stroomt. Haar in aandoenlijk schrift gestelde epistels zijn gericht aan een adres waar ze vroeger zelf heeft gewoond. Berichten aan een ingebeeld verleden. Het overgrote deel van haar levenstes­tament bleef ongelezen. Zinnebeeld van de ijdelheid van het menselijke bestaan? Nam niemand ooit de moeite erop te ant­woorden, al was het maar één brief?

Rariteitenkabinet

Mensen worden gefascineerd (en afgestoten) door wat afwijkt, het totaal andere. Daarom ook kijken wij gekken en vorsten. Koningen is niets menselijks vreemd, ook zij worden geboeid door het afwijkende... het machteloze. Getuige daarvan de koninklijke kabinetten waarin rariteiten werden samengebracht. Van uitheemse dieren tot fysiek of geestelijk misvormde men­sen, narren, reuzen, dwergen, cyclopen, Siamese tweelingen, haarmensen, vreemdelingen... Deze Mirabilia of wonderlijke zaken vergrootten de status van de eigenaar. Hun abnormaliteit moest de normaliteit, schoonheid en macht van de vorst beter doen uitkomen. Zoals de koningin van ternauwernood 1m50 die zich alleen in gezelschap van haar dwerg liet portretteren.

Gepronk met contrast en bezit. Wilde beesten en wilde mensen waren er genoeg, maar de vraag naar dwergen en reuzen was niet bij te houden. Dan maar dwergen kweken, moeten sommigen ge­dacht hebben. Aan Europese hoven werden grootse trouwpartijen georganiseerd waar tientallen dwergen paar konden vormen. Anderen kochten kinderen op om ze te onderwerpen aan een dieet dat ze klein moest houden.

De volumineuze catalogus, gedrukt op zwaar glanzend papier, is een subliem kijkboek vol foto's en reproducties. Als leesboek valt hij een beetje tegen. Het is letterlijk en figuurlijk zware lectuur. Het eerste artikel, over King George III, is hier en daar onleesbaar door de inspiratieloze, letterlijke en vaak foute Nederlandse vertaling. Nochtans is de inhoud meer dan de moeite waard: uit recent wetenschappelijk onderzoek volgt dat de voor gek versleten King George in werkelijkheid aan een erfelijke stofwisselingsziekte leed.

Aanraders zijn de artikels over het koninklijk rariteitenkabi­net, over zwakzinnigen als spiegelbeeld en tegenbeeld, over dwergen en reuzen, over megalomane kunstenaars en over het mogelijke verband tussen aangeboren monsterachtige afwijkingen en mythische figuren zoals cyclopen, paardmensen en meermin­nen. De brief van Erwin Mortier over de almachtige kwetsbaar­heid en vergankelijkheid van vorsten en diegenen die in ze geloven, en hun obsessieve angst voor het onvoorspel- en oncontroleerbare, is bijwijlen hilarisch.

In zijn interessante maar bijzonder speculatieve bijdrage vergelijkt Tom Ronse de bewondering voor hedendaagse celebri­ties met die voor koningen en prinsessen. Onze beroemdheden nemen vorstelijke allures en airs aan, maar ook zij zijn de gevangene van hun roem, worden opgejaagd door media en stal­kers. Maar ze zijn meer consumptieproduct, meer onderhevig aan modes. Hun glorie is vergankelijker, en niets fascineert het publiek meer dan de val van een afgod. De hang naar het bui­ten-gewone en beroemdheden werd in de voorbije decennia sterk aangewakkerd door de media. Het is vandaag bijna onbegrijpe­lijk dat toen Elvis Presley goed twintig jaar geleden over­leed, de dood van The King niet eens een hoofdpunt was in Amerikaanse televisiejournaals.

In de zalen en gangen van het museum hangen en staan prachtige tekeningen, schilderijen en beeldhouwwerken, gemaakt door jonge mentaal gehandicapten die op verzoek van het museum zichzelf als koning of keizer hebben uitgebeeld. Mocht je binnen toch uitgekeken raken, dan kun je nog altijd een rond­gang maken door de galerijen van de binnentuin. Daar hangen uitver­grote 18de-eeuwse etsen van koningen, met daaronder smakelijke hekeldichten. Deze ronduit vorstelijke tentoonstel­ling heeft iets geruststellends. Door de confrontatie met al die gekte krijg je het gevoel dat het wel meevalt met die van jezelf.

Gepubliceerd in Telepro, december 1999