Een niet te dragen kruis | Swastika

De swastika, of hakenkruis, is minstens vierduizend jaar oud. Swastika is Sanskriet voor welzijn, geluk. Een geluksteken dus, dat in vele culturen voorkwam: in Mesopotamië, het oude Griekenland en India, het Midden-Oosten, Europa, Japan, China, bij bepaalde Afrikaanse volkeren en bij Indianen in Amerika (de Maya's en de Navajo's). De swastika zou de aan het uitspansel bewegende zon uitbeelden. Een zonnewiel, teken van verandering en licht. Bij de Germanen was het een zinnebeeld voor dondergod Thor of zijn hamer, en het werd als afweermiddel tegen bliksem en brand gebruikt.

Anders dan extreemrechts beweert, is de swastika dus niet van louter Arische oorsprong. Het teken werd ook teruggevonden op christelijke gebouwen en synagoges. Sommige hakenkruisen zijn versierd, door punten omringd of draaien tegen de klok in (de suavastika). Het linksdraaiend swastika staat in Indië voor de zwarte nacht, de verschrikkelijke godin Kali en allerhande magische praktijken.

In Engeland en Schotland had men het over fylfot, de veelvoet. In vroeg-christelijke en Bizantijnse kunst heette het gammadion kruis of crux gammata, omdat het gevormd lijkt door vier gamma's, de derde letter van het Griekse alfabet. Het hakenkruis dat volgens gelovigen in de voetafdrukken van Boeddha staat, wordt Dharma genoemd, symbool van het wiel van de wet. Boeddhisten, Hindoes en jains gebruiken de swastika nog steeds als religieus symbool, op boeken, dorpels, deuren, offerandes en dergelijke.

Rage

Eind negentiende, begin twintigste eeuw was de swastika bijzonder in trek in het Westen. Gebouwen, voorwerpen en druksels (wenskaarten) werden ermee opgesmukt. Handelaars gebruikten het geluksteken om hun firma of waren mee aan te prijzen. In 1921 ontwierp Baden Powell een 'Swastika thanks badge' voor zijn boy-scouts, als teken van broederlijkheid. Er stond een hakenkruis in het eerste logo van het Bauhaus, op de etiketten van Carlsbergbier en, tot 1933, op de boeken van Rudyard Kipling. In de jaren dertig versierde het de nationale vlaggen van Estland, Finland en Letland.

In de VS was het een ware rage: in logo's, op verpakkingen (koekjes, deodorant, fruit, vuurwerk...), in kinderboeken en noem maar op. In 1912 werd een Swastika wals gepubliceerd met op het muziekblad hakenkruishangertjes. In 1925 verspreidde Coca Cola de swastika als gadget. Het gelukbrengend kruis stond op speelkaarten, affiches en sigarenbandjes (bij een bepaald merk met Awarded for purity eronder!). Er waren verscheidene swastika-clubs, waarvan de bekendste de Girls' Club met een eigen maandblad, The Swastika, verspreid over de hele natie. Trouwe lezeressen konden sparen voor een Swastika pin, een hakenkruis met in het midden een diamant, What every girl wants - her own Swastika.


Occult racisme

De swastika was, zoals veel geluks- en ongelukstekens, omgeven door een waas van geheimzinnigheid. Maar eind 19de eeuw raakte het ingebed in de mystiek-esoterische sfeer. De vrijmetselaars adopteerden het en madame Blavatsky, een Russisch medium, gebruikte het als embleem voor haar theosofisch genootschap.

In 1874 vond Heinrich Schliemann bij zijn opgravingen naar het Troje van Homerus swastika-versieringen. Hij verbond het hakenkruis met de mythe van de Ariërs als superieur ras (Ariër is Sanskriet voor 'nobel') en de Arische afstamming van de Duitsers. Rond 1900 accapareerden Duitse mystici met racistische inslag het als teken van raciale zuiverheid en superioriteit, symbool voor de raciale band tussen Teutoonse en Oosterse volkeren, totem van de oude Indisch-Europeaanse elite, het 'Arische ras'.

Een van die mystici, de Oostenrijkse geestelijke Jörg Lanz von Liebenfels, oprichter van de Orde van de Nieuwe Tempeliers, ontwierp rond 1900 een vlag met hakenkruis. In 1905 publiceerde hij een antisemitisch geïnspireerd tijdschriftje Ostara (de Germaanse godin van de lente). Een van zijn lezers, Adolf Hitler, was zo in de ban van Lanz' rastheorieën dat hij hem opzocht.

Hitler maakte ook elders kennis met het hakenkruis. Onder meer via het in 1918 opgerichte Thule genootschap (Ultima Thule, land aan het eind van de wereld, mythische geboorteplaats van het Germaanse ras), dat in Beieren alle nationalistisch-völkische groepen probeerde samen te brengen en de Weimarrepubliek bestreed. Het antisemitisch blad van deze vereniging, de Münchner Beobachter, was de voorloper van de Völkischer Beobachter, het officiële blad van de nazi-partij.

Het hakenkruis was uitgegroeid tot een politiek symbool met een völkisch, antisemitisch karakter. Het stond op de helmen van de Brigade Ehrhardt die in 1919, samen met andere Freikorpsen (extreem-rechtse paramilitaire eenheden van veteranen uit WO-I), de communistische republiek van München neersloeg.


Nazi-vlag

In Mein Kampf (1924-1926) eist Hitler, bescheiden als steeds, de eer op voor het ontwerp van de nazi-vlag. Begin jaren twintig had de partij, als tegengewicht voor de Internationale en de marxisten, nood aan een symbool en een vlag. Het regende voorstellen, 'meestal beter bedoeld dan gelukt, want de nieuwe vlag moest zowel symbool van onze strijd zijn, als een sterke, affiche-matige werking hebben. ... Een doeltreffend teken kan in honderdduizenden gevallen de eerste impuls geven voor interesse in een beweging'. En, vervolgt Hitler, 'ikzelf - als Führer - wou niet direct met mijn eigen ontwerp voor de dag komen, omdat het immers mogelijk was dat een ander met een even goed of misschien zelfs beter voorstel zou komen'. Terloops verwijst hij naar een 'niet zo slecht' ontwerp van een tandarts uit Starnberg dat 'tamelijk goed leek op het mijne, maar met één fout, de haken van het kruis waren gebogen'. Na talloze pogingen, fantaseert Hitler verder, vond hij 'de definitieve vorm, een rode vlag met daarop een witte schijf met middenin het zwarte hakenkruis'. Na nog meer probeersels vond hij 'ook een bepaalde verhouding tussen de grootte van de vlag en de grootte van de witte schijf, alsook vorm en dikte van het hakenkruis. En daarbij is het gebleven.'

De vlag verzinnebeeldt, aldus Hitler, het nationaal-socialistische programma: rood voor de sociale denkbeelden van de beweging, wit voor de nationalistische, en het hakenkruis als symbool van 'de strijd voor de zege van de arische mens en tegelijk ook de overwinning van de idee van de scheppende arbeid, die zelf eeuwig antisemitisch was en antisemitisch zal zijn'.


Neurenbergwetten

Na de machtsovername door de nazi's, eind januari 1933, wapperde op alle officiële gebouwen de hakenkruisvlag broederlijk naast de zwartwitrode nationale vlag. Tot in september 1935 in New York werd betoogd tegen hakenkruisvlaggen op twee aangemeerde Duitse schepen. In het gewoel werd een vlag verscheurd, de pers vergeleek ze met een piratenvlag - doodshoofd op zwarte ondergrond. De Duitse ambassadeur eiste verontschuldigingen, maar die werden op de lange baan geschoven, tenslotte was de hakenkruisvlag geen nationale driekleur. Deze gelegenheid zou Hitler aangegrepen hebben om de hakenkruisvlag tot nationale vlag te verheffen.

Het Flaggengesetz werd op 15 september uitgevaardigd, samen met twee andere, beruchte Neurenbergwetten (zo genoemd naar de Partijdag van de Vrijheid in die stad). De eerste wet bepaalde wie Duits staatsburger was, Duits bloed was essentieel; de tweede verbood, 'om het Duits bloed en de Duitse eer te beschermen', seks en huwelijk tussen Ariërs en joden. In de vlaggenwet werd gestipuleerd dat joden de kleuren van de vlag niet mochten dragen en ze niet mochten uithangen. Om die reden, vermoed ik, wapperde er in nazi-kampen ook geen hakenkruisvlag; gevangenen, joden en niet-joden, waren het niet waard ze te aanschouwen, zouden de vlag ontheiligen.

Het oeroude geluksteken was hét teken van kwaad geworden. Het nazi-embleem werd na de oorlog verboden door de geallieerden. Dat verbod werd ingeschreven in de grondwet van de Bondsrepubliek Duitsland. Overtreders werden en worden streng bestraft.


Swastika-vrienden

Een deel van het bovenstaande is, mits de nodige inspanning en reconstructie, terug te vinden in The Swastika van Steven Heller, een Amerikaan die als grafisch ontwerper met het hakenkruis in contact kwam. Het oefende direct een bijzondere aantrekkingskracht op hem uit. Een van de sterkste symbolen ooit, beweert hij, een sublieme vorm, grafisch zeer potent. Uitleggen doet hij dat niet, hij komt niet verder dan een vergelijking met een propeller, de suggestie van beweging.

Het is een merkwaardig boek, geschreven vanuit een bizarre invalshoek. Het duurt even voor je mee bent. Enerzijds wil Heller de lezer deelgenoot maken van zijn passie, anderzijds stelt hij onomwonden dat de swastika nooit meer gebruikt mag worden - duidelijk tot zijn spijt.

Naast neo-nazi's en extreemrechtse groeperingen, zijn er kennelijk ook anderen die de swastika willen gebruiken. De Canadese Friends of the Swastika bijvoorbeeld, die het in eer willen herstellen als gelukbrenger en religieus symbool. De vereniging werd in 1985 in Swastika (Ontario) opgericht, toen de Canadese regering het stadje wou omdopen in Winston (een eerbetoon aan Churchill). Zoals bij een eerdere poging, in 1940, rees er fel verzet maar kon de stad zijn naam behouden.

De Swastika-vrienden weigeren te aanvaarden dat het eeuwenoude geluksteken definitief ontheiligd is. Ze beklemtonen de onschuld van de swastika, bijvoorbeeld in het vorig jaar verschenen The Gentle Swastika - Reclaiming the Innocence. Op hun website staan vrolijke swastika's, met armpjes, beentjes en een lachend gezichtje in het midden. Tegenover deze utopisten staan andere extremisten, zoals de Jewish Defense League die elk spoor van de swastika in de VS en Canada wil uitwissen, bijvoorbeeld het swastikamotief in gietijzeren straatlantaarns van de Canadese stad Glendale.

Heller helt ongemakkelijk naar beide kanten over. Zijn enthousiasme voor de swastika is overduidelijk maar hij kant zich tegen ieder gebruik. Commerciële toepassingen zijn voor hem banaliseringen die bijdragen aan de 'serieuze achteruitgang van de kennis over de jodenmoord'. Dertig procent hogeschoolstudenten zou de 'Holocaust' niet in zijn juiste context kunnen plaatsen. Het hangt er maar van af hoe je dit bekijkt, zeventig procent kan het dus wel degelijk. Het percentage Amerikaanse studenten dat iets zinnigs weet te vertellen over de slavernij en onderdrukking van zwarten, bedraagt minder dan de helft.

Heller vreest dat de genocide wordt herleid tot een voetnoot in de geschiedenis. Dan toch een bijzonder volumineuze voetnoot, want in de voorbije decennia ging de aandacht voor de Holocaust, de gesacraliseerde en gecommercialiseerde versie van de jodenmoord, almaar in stijgende lijn. Holocaustmusea rijzen als paddestoelen uit de grond, niet alleen in de VS. Hellers politiek correcte denken kadert in die sacralisering; volgens hem begaan grafici die het hakenkruis gebruiken, hoe onschuldig of onwetend ook, niets minder dan een misdaad tegen de geschiedenis.

Grote verdienste van dit mooi uitgegeven boek zijn de vele afbeeldingen van voorwerpen en druksels die Heller bij mekaar heeft gesprokkeld. Er staan ook enkele interessante anekdotes in, maar over het geheel genomen is het een warrig en oppervlakkig boek. Dat verscheidene uitgevers het afgewezen hebben, heeft mijns inziens en anders dan Heller denkt, niet alleen met het onderwerp te maken.

Steven Heller - The Swastika. Symbol Beyond Redemption?, New York, Allworth Press

Verschenen in  De Financieel-Economische Tijd, 16 februari 2002