Dubieus | Kromme rechtspraak

Het kritisch onderzoek van 35 aanvechtbare strafrechterlijke zaken die de jongste jaren in Nederland zijn voorgekomen leert, dat nogal wat kan mislopen bij het tot stand komen van de overtuiging van rechters dat de tenlastelegging bewezen is. In Dubieuze zaken analyseren drie (gerechts)psychologen hoe strafrechters tot een veroordeling komen, hoe ze daarbij gebruik maken van bewijsmiddelen en hoe deze bijeengebracht worden. De auteurs steunen uitvoerig op empirisch onderzoek over onder andere meningsvorming, overtuiging, waarneming, geheugen, getuigen, identificatieprocedures, gerechtelijke dwalingen.

In de klassieke benadering wordt het verhaal waarop de rechter zich baseert om een beklaagde te veroordelen opgebouwd vanuit de bewijsmiddelen. In de praktijk primeert evenwel het verhaal, bewijsmiddelen dienen alleen als controlepunten.

Dat rechters terugredeneren, van conclusies naar feiten, is niet erg. Ze moeten ergens beginnen, een hypothese als uitgangspunt nemen die pas naderhand aan feiten kan worden getoetst. Elke strafzaak begint immers met een verhaal over hoe de verdachte het strafbare feit gepleegd heeft. Erg is, dat in de strafwetgeving en jurisprudentie nog steeds gedaan wordt alsof de rechter vooruit redeneert, van feiten naar conclusies. Deze idealistische premisse verhindert dat wet en strafproces bescherming bieden tegen de kwalijke gevolgen van de regressieve redeneertrant. Rechters geven er zich te weinig rekenschap van dat ze omgekeerd redeneren, van de vele onzorgvuldigheden en onzekerheden die dat inhoudt. Ze staan te weinig kritisch tegenover het verhaal, verankeren het onvoldoende en doen dat in common-sense overtuigingen die dikwijls weinig meer zijn dan onbewezen of onbewijsbare veronderstellingen, onterechte veralgemeningen, vooroordelen. Uit de 35 gevalstudies volgt dat rechters zelden een onafhankelijke, kritisch-objectieve houding hebben tegenover politie-onderzoeken, verhoorpraktijken, identificaties, getuigenissen, deskundigen en verdachten. De veroordelende overtuiging van rechters blijkt dikwijls meer uitstaans te hebben met de kwaliteit van het verhaal dan met gefundeerde feiten. Om een goed verhaal - een verhaal in overeenstemming met mens- en wereldbeeld van de onderzoekende of rechtsprekende instantie - te kunnen blijven volgen, worden nogal wat regels van de logica en de rechtspraak met voeten getreden.

Rechters worden verondersteld het verhaal te toetsen en zoveel mogelijk onderdelen te verankeren in 'een bodem van algemeen geldig geachte kennis van de wereld'. Maar verhaal en schuldovertuiging gaan bijna altijd vooraf aan bewijsmiddelen. Die worden er bijgezocht in functie van een verhaal dat stand moet houden in hoger beroep. Rechters worden trouwens van meet af aan op het verkeerde been gezet door een strafdossier dat vrijwel uitsluitend confirmerende informatie bevat. Het gepresenteerde verhaal is consistenter en overtuigender dan de werkelijkheid en daardoor zeer verleidelijk. Verificatie van andere hypothesen, falsificatie van het eigen verhaal, dát rekenen politie, aanklager en rechter niet tot hun taak. Dat is een weinig objectieve en onwetenschappelijke werkwijze.

Dubieuze zaken boek levert ongezouten kritiek op de bewijsvoering, de ongelijkheid tussen de partijen in het strafproces, rol en misbruik van deskundigen en op instanties die verondersteld worden toezicht te houden op de regels van het strafrechterlijke bewijs (de Hoge Raad). Het helder, goed gedocumenteerd maar soms wat langdradige betoog wordt aangevuld met interessante aanbevelingen en concrete remedies die de rechtspraktijk zonder twijfel ten goede zouden komen.

Crombag, H.; Van Koppen P. & Wagenaar W. - Dubieuze zaken. De psychologie van het strafrechtelijk bewijs, Amsterdam/Antwerpen, Contact, 1992

Verschenen in Streven, 1992 of 1993