De Führer tegemoet werken

Hoe kon een notoir leegloper als Adolf Hitler (°1889) het hoogste staatsambt bemachtigen en zijn macht uitbreiden tot absolute heerschappij? Waarom gehoorzaamden zovelen, ook hoog opgeleiden en machtigen, aan een korporaal zonder noemenswaardige opleiding of bestuurservaring?

Anders dan zijn politieke tegenstanders meenden, was Hitler verre van dom. Hij had een scherpe geest, een uitstekend geheugen, een enorm retorisch talent, een feilloos propaganda-instinct en een goede neus voor machtspolitiek. Bij onderhandelingen was hij tactisch verstandig, taai en gewiekst. Aarzelingen, fouten en goedgelovigheid werden steevast uitgebuit.

Maar ook dat verklaart niet dat Duitsland zich in een mum van tijd aan deze uit het niets opgedoken Oostenrijker overleverde; zich onder zijn leiding in de oorlog en de ondergang stortte. Hitler moet, menen sommigen, een demon geweest zijn die het Duitse volk hypnotiseerde. Maar dat is niet meer dan een steriele herformulering van het probleem: Hitler als niet-menselijk, ahistorisch en dus onverklaarbaar fenomeen.

Eigenlijk is de vraag fout gesteld. Niet de persoonlijkheid van Hitler, zijn karakter of 'kwaliteiten' waren bepalend, maar de toenmalige Duitse samenleving. Sociaal-politieke omstandigheden hebben Hitler gemaakt tot wat hij werd. Dat is uiteraard geen excuus, Hitler draagt de hoogste morele verantwoordelijkheid voor de gruwel die het Derde Rijk heeft aangericht. Zonder hem zou de geschiedenis van Duitsland en Europa anders verlopen zijn. Geen terroristische politiestaat, geen oorlog tegen de rest van Europa, geen jodenuitroeiing (maar vrijwel zeker wel jodenvervolging). Maar alle onheil alleen aan hem toeschrijven, is al te simplistisch.

Ian Kershaw, een gevestigd Engels historicus, toont in zijn meesterlijke biografie aan dat Hitler meer door de omstandigheden werd bepaald dan dat hij ze bepaalde. Kershaw zet de omstandigheden en toevalligheden op een rij die mogelijk hebben gemaakt dat Hitler zoveel macht verwierf. Die macht was charismatisch, "afhankelijk van de bereidwilligheid van anderen om 'heroïsche' kwaliteiten in hem te zien". Velen zagen in hem een soort messias, redder van het vaderland. En dat werd bepaald door sociaal-politieke frustraties en verwachtingen van Duitsers van die tijd.

Ook de liefhebbers van het biografische genre komen aan hun trekken. Veel details en anekdotes over Hitler en de zijnen. Zijn vader, een buitenechtelijk kind van Maria Anna Schicklgruber, liet in 1876 zijn familienaam veranderen in Hitler. De naam van zijn stiefvader Hiedler ('keuterboer') die hij een wat minder boers uiterlijk gaf. Toen al stond het geluk aan Adolf Hitlers zij: 'Heil Schicklgruber!' had niet bepaald heldhaftig geklonken.

Op zijn achttiende trok Hitler naar Wenen. Daar deed hij ervaringen op die de basis vormden voor levenslange vooroordelen en fobieën: minachting voor het parlement, ziekelijke afkeer voor joden, angst voor Links. Maar anders dan hij in Mein Kampf schreef, was zijn ideologie of Weltanschauungverre van af. Hitler schreef zijn 'memoires' midden jaren twintig, toen hij zich probeerde op te werpen als dé leider van völkisch rechts. Met dat politieke doel voor ogen verfraaide hij zijn verleden. Hij deed zich voor als iemand die van bij het begin wist wat hij wou en in zijn eentje, door louter wilskracht, alle obstakels had overwonnen.

Niets was minder waar. In zijn Weense tijd wist Hitler geenszins wat hij wou. Veel dagdromen en grootse fantasieën, frustratie en verbittering, onder andere omdat hij niet door de strenge toelatingsproef voor de kunstacademie was geraakt. Toen de werkloze Hitler in 1913 naar Duitsland trok (onder meer omdat de Oostenrijkse politie hem zocht omdat hij zich aan de militaire dienstplicht had onttrokken), "vormde de samenleving nog steeds een grotere bedreiging voor hem, dan hij voor de samenleving".

Toen de oorlog uitbrak, dankte Hitler de hemel: eindelijk een toekomstvooruitzicht! Achteraf bekeken hebben de oorlog en zijn gevolgen Hitler ook mogelijk gemaakt. Ontgoocheling en verbittering over de Duitse nederlaag en de linkse revolutie direct na de oorlog, zorgden voor een radicalisering. In de Münchense bierkelders ontdekte Hitler zijn talent als redenaar en agitator. Als geen ander kon hij inspelen op de laagste instincten van de massa. Zijn agressieve en haatdragende boodschap sloot goed aan bij de gevoelens van woede, wrok en angst die in Beieren leefden.

Maar niemand, ook Hitler niet, vermoedde wat de toekomst brengen zou. Zijn aanhang was niet overdreven groot. Hij beschouwde zich nog niet als politiek messias, maar omschreef zich als "een trommelaar die de mensen bijeenroept" om "de dictator, als hij komt, een volk te geven dat klaar is voor hem". Wel deed hij er alles aan om de partij te doen opvallen. "Het doet er niet toe", schreef hij in Mein Kampf, "of ze nu om ons lachen of ons uitschelden, of ze ons nu afschilderen als clowns of misdadigers... Waar het om gaat is dat ze ons noemen en zich keer op keer met ons bezighouden...". Hij had toen nog afgestopt kunnen worden, maar angst voor communisme en socialisme sloot een politiek akkoord met democratisch links uit.

Steeds meer mensen uit de wereld van industrie, leger, adel en universiteiten keerden zich tegen de Weimarrepubliek. In deze sfeer van democratische zelfvernietiging greep in november 1923 de overhaaste en slecht georganiseerde nationaal-socialistische putsch plaats. Hitler en zijn kompanen werden gearresteerd. Op zijn proces liet men toe dat hij de show stal en politieke munt sloeg uit zijn nederlaag. Tijdens zijn luxueuze gevangenschap viel de nationaal-socialistische partij door onderlinge twisten bijna uiteen. Hitler werd het symbool van eenheid, de ziel van de beweging. Veel volgelingen zagen in hem de langverwachte heiland. Persoonsverheerlijking bleek hét bindmiddel te zijn om de partij samen te houden.

Maar nog ging het te goed met Duitsland. De partij bleef steken op 3% van de stemmen. Hitler was nu wel de onbetwiste leider van extreem-rechts en de partij was gereorganiseerd volgens het Führer-principe, absolute voorrang van de leider op partij en programma. Klaar om munt te slaan uit een politieke of economische crisis, al kon niemand de doorbraak voorzien. Zonder de vrees voor het bolsjewisme, de achtergrond van politieke instabiliteit, economische crisis en ten top gedreven sociale tegenstellingen, zou die er ook nooit gekomen zijn.

Begin jaren dertig was de helft van de Duitse beroepsbevolking gedeeltelijk of volledig werkloos. De uitzichtloosheid tastte ook de maatschappelijke tolerantie aan. De weg werd geëffend voor drastische maatregelen tegen wie afweek, sociaal of economisch niet mee kon. Nog voor de nazi's aan de macht kwamen, werd een wet voorbereid voor vrijwillige sterilisatie van mensen met erfelijke aandoeningen.

Hitler was geen bedrijfsongeval in de Duitse geschiedenis. Veel elementen van het nazisme zijn typisch Duits: "chauvinistisch nationalisme, imperialisme, racisme, anti-marxisme, verheerlijking van de oorlog, het plaatsen van orde boven vrijheid en het verlangen naar een sterke overheid". Maar de band met het Duitse verleden mag niet overdreven worden. Oorlog, nederlaag en revolutie hadden een vruchtbare voedingsbodem geschapen, het Duitse volk rijp gemaakt voor autoritaire, nationalistische oplossingen.

Bij de verkiezingen voor de Rijksdag van september 1930 stemden bijna 6,5 miljoen mensen, 18,3% van de kiesgerechtigden, op de nazi's. Twee jaar later waren dat er dubbel zoveel. Hitlers boodschap bestond nochtans uit weinig meer dan enkele simplistische ideeën. Met als centrale 'verklaring' dat de geschiedenis een rassenstrijd is waarbij het hoogste ras, het Arische, ondermijnd wordt door een parasitair ras, de joden. Een simplistische en irrationele ideologie, maar wie de foute uitgangspunten aanvaardde, riskeerde overtuigd te worden door haar eenvoud en bedrieglijke logica.

Binnen de partij besefte men dat de grenzen van de mobilisatie bereikt waren. Het kwam er nu op aan zo snel mogelijk macht te verwerven. Bij de regeringsvorming kon men ook niet goed meer voorbij aan Hitler, vooral niet omdat samengaan met Links a-priori werd uitgesloten. Hitler speelde hoog spel, met minder dan het rijkskanselierschap nam hij geen genoegen. Sommigen vonden ook dat men de stroper maar beter tot jachtopziener kon maken, maar president Hindenburg wou er niet van horen. Pas maanden later, na heel wat onderhandelingen, verkiezingen, impasses en politieke druk, veranderde hij van mening.

Anders dan vaak wordt beweerd, dankt Hitler zijn doorbraak niet aan het grootkapitaal. Dat bewaarde lange tijd de nodige scepsis en afstand. Maar ook de kapitalisten wilden een eind stellen aan het democratische systeem, aan marxisme en vakbonden. Er werd luidop gedacht aan beperking of uitschakeling van parlement en het partijenstelsel. Een autoritaire oplossing die niet goed denkbaar was zonder Hitler, die de massa achter zich had. Uiteindelijk zwichtte men voor de verleiding, zichzelf wijsmakend dat men hem wel onder controle zou kunnen houden. Dat bleek al snel een fatale misrekening.

Wat zich in de maanden na Hitlers benoeming tot rijkskanselier (30 januari 1933) voltrok, is ronduit verbijsterend. Amper een maand later waren alle persoonlijke vrijheden afgeschaft. Na nog een maand had de Rijksdag de wetgevende macht aan Hitler afgestaan. Twee maand later waren de vakbonden opgeheven en nog eens twee maand later werden alle andere politieke partijen verboden. De Gleichschaltung (gelijkschakeling) tastte de hele maatschappij aan; iedere vereniging of club, hoe onooglijk ook, werd genazificeerd. Velen waren overigens maar al te bereid om zich gelijk te schakelen.

De Führer-cultus kwam tot volle wasdom. Bijna ieder dorp of stad wou een straat, plein of boom naar Hitler noemen. Het dorpje Sutzken werd met zijn instemming omgedoopt tot Hitlerhöhe. Wanneer Hitler in zijn residentie op de Obersalzberg verbleef, maakte hij 's middags graag een wandeling. Altijd bergafwaarts, beneden stonden auto en chauffeur klaar om hem terug naar boven te brengen. De berg werd voor de duur van de wandeling voor het publiek afgesloten. Maar speciaal voor dagjesmensen werd eenVorbeimarsch ingericht. Een colonne van soms wel tweeduizend mensen uit alle delen van Duitsland beklom de steile Obersalzberg om een glimp van deFührer op te vangen. Hitler liet het zich allemaal weggevallen. Hij waande zich onfeilbaar, sprak over zichzelf als over een messias.

Midden 1934 werden de laatste obstakels uit de weg geruimd. De kopstukken van de machtige SA (Sturmabteilung, de militie van de nazi's) en andere sta-in-de-wegs werden zonder vorm van proces afgemaakt in wat de 'Nacht van de lange messen' werd genoemd. Daags voor het overlijden van Hindenburg joeg Hitler er een wet door die bepaalde dat het ambt van president voortaan gecombineerd zou worden met dat van kanselier. De legertop stemde daarmee in. Enkele dagen later was Hitler de opperste bevelhebber van de strijdkrachten. Niets stond hem nog in de weg.

Hij spitste zijn aandacht nu op het buitenland toe. Duitsland stapte uit de Volkenbond en werd in strijd met het Verdrag van Versailles herbewapend. De algemene dienstplicht werd ingevoerd, de Wehrmacht breidde spectaculair uit. De westerse grootmachten stonden erbij en keken ernaar. Te zwak en te verdeeld om iets te ondernemen tegen Hitlers stoutmoedige en agressieve politiek.

Op 7 maart 1936 rukten Duitse troepen het Rijnland binnen dat na de Eerste Wereldoorlog tot verboden zone was verklaard voor Duitse militairen. Heel Duitsland juichte zijn leider toe. Maar de herovering van Duitsland zou al snel niet meer volstaan. Expansie lokte, de uren van de vrede waren geteld. Hitler zal in zijn hoogmoed Duitsland meesleuren in zijn val. Maar dat is stof voor het nog te verschijnen tweede deel van Kershaws biografie.

Het eerste deel is een meesterlijke synthese van wat momenteel over Hitler geweten is. Alle beweringen van Hitler, tijdgenoten en geschiedkundigen worden aan de werkelijkheid getoetst, genuanceerd en waar nodig doorprikt. Dat levert een bijna encyclopedisch overzicht op van Duitsland en West-Europa, van eind negentiende tot midden twintigste eeuw. Alles wat in dit vuistdikke boek aan bod komt opsommen, is onbegonnen werk. Enkele thema's, om u een idee te geven. Groei en evolutie van Hitlers wereldbeeld, met voor elke levensperiode een analyse van de politieke en maatschappelijke context; de voorlopers van het nationaal-socialistische ideeëngoed; de geschiedenis van Hitlers aanhang; waarheid en leugen inMein Kampf; structuur en techniek van Hitlers redevoeringen.

Het boek is een toonbeeld van eruditie en schrijverschap, een waar intellectueel genot. Dankzij een goed register is het ook als naslagwerk bruikbaar. De vertaling is voortreffelijk, al valt te betreuren dat geen moeite werd gedaan om de verfranste namen van West-Vlaamse steden en dorpen (Menin, Fournes, Werwick...) waar Hitler tijdens de Eerste Wereldoorlog gelegerd was, recht te trekken.

Kershaw gaat vanzelfsprekend ook in op de vele verklaringen die gegeven werden voor het ontstaan van Hitlers rabiate jodenhaat. Zijn vormingsjaren in het anti-semitische Wenen waren zeker van belang. Maar in dat milieu was Hitlers afkeer voor joden niet echt uitzonderlijk. Pas tijdens of direct na de Eerste Wereldoorlog groeide die hekel uit tot paranoïde anti-semitisme. Hitlers verbittering over de Duitse nederlaag en de linkse revolutie, waar nogal wat joden bij betrokken waren, zaten daar voor veel tussen.

In zijn eerste geschrift over het 'joodse probleem', een brief die hij midden september 1919 als militair adviseur opstelde, schreef Hitler dat anti-semitisme niet op emoties maar op kennis van de feiten moest berusten, met als belangrijkste feit dat het jodendom geen religie maar een ras was. Dit 'verstandelijk' anti-semitisme moest leiden tot stelselmatige afschaffing van alle rechten voor joden met als "uiteindelijk en onwrikbaar doel: de totale verwijdering van alle joden". Kershaw plaatst dit goed in zijn context. Maar meer dan vijfhonderd bladzijden later beweert hij plots, zonder enige argumentatie, dat Hitler toen al de joden wou uitroeien. Maar dat staat niet in die brief. Uit niets volgt dat Hitler toen al aan genocide dacht. In eerdere studies heeft Kershaw trouwens duidelijk gemaakt dat er geen oorzakelijk verband bestaat tussen Auschwitz en Hitlers vroege obsessie de joden 'kwijt te raken'.

Kershaws analyse van Hitlers regeerstijl verdient verdere uitwerking. Volgens Kershaw liet Hitler zijn ideeën op eigenzinnige wijze uitwaaieren, zijn medewerkers moesten er maar de richtlijnen voor het beleid uitfilteren. De algemene strekking was voor iedereen duidelijk: nationale wederopstanding, 'verwijdering' van de joden, 'rasverbetering' en herstel van Duitslands macht en status in de wereld. Begin 1934 bracht een Pruisisch staatssecretaris deze bestuurswijze goed onder woorden: "de Führer kan nu eenmaal moeilijk van bovenaf alles bevelen wat hij vroeg of laat wil uitvoeren ... tot op heden heeft iedereen in het nieuwe Duitsland het best gewerkt wanneer hij op zijn eigen plaats, om het zo te zeggen, de Führertegemoet werkt".

In de praktijk betekende dit dat nazi-bonzen en anderen, bezield door de geest van de Führer en strevend naar zijn gunst, almaar strengere maatregelen bedachten. Hitler deed weinig meer dan de maatregelen en voorstellen sanctioneren, als ze maar niet tegen zijn doelstellingen indruisten. Vervolgens vertaalde de staatsbureaucratie ze in discriminerende wetten. Op die wijze kwamen bijvoorbeeld de 'Wet ter voorkoming van erfelijk belast nageslacht' (1933), die dwangsterilisatie voor 'biologisch minderwaardigen' mogelijk maakte, en ook de beruchte Neurenberger wetten (1935), die onder meer geslachtsverkeer tussen joden en Duitsers strafbaar stelden, tot stand. Druk van onderaf leidde steeds weer tot cumulatieve radicalisering.

Deze regeerstijl kwam Hitlers imago ten goede. Aangezien hij alleen ingreep als iets mis dreigde te lopen, werd wat fout ging aan de partij geweten en wat goed ging aan Hitler toegeschreven. Terwijl de kritiek op partij en regering aanzwol, droeg de bevolking hem op handen. Velen geloofden dat al het slechte buiten hem om gebeurde - "als de Führer dàt wist!". Onduidelijk blijft wel hoe het kan dat deze bestuurswijze die (zoals Kershaw aantoont) corruptie, machtsstrijd, conflicten en wanorde in de hand werkte, niet in totale chaos en desintegratie uitmondde.

De door sociale, economische en politieke omstandigheden bepaalde 'toevalligheid' van Hitlers opkomst, houdt een verontrustende boodschap in. In tijden van crisis, wanneer velen zich afkeren van het democratische systeem, kunnen extremistische partijen zonder serieus politiek programma de macht in de schoot geworpen krijgen en dan is het hek van de dam.

Ook Hitler in de geschiedenis van de Amerikaanse historicus John Lukacs is een voortreffelijke studie, zij het minder geschikt voor een groot publiek. Goed geschreven en vertaald, maar veel theoretischer en specialistischer, meer een academisch werk. Interessante weetjes ontbreken niet. Wist u dat Wolfsburg, het centrum van de Volkswagen-industrie, zo genoemd werd als eerbetoon aan Hitler, de man die de wagen voor het volk stimuleerde en die zich door intimi graag 'Wolf' liet noemen?

Maar het is geen geschiedenis van Hitler, wel een geschiedenis van de geschiedschrijving over hem. Geen biografie maar een analyse van het denken over de beruchtste man van de twintigste eeuw. Aan de hand van de bekendste en belangrijkste biografieën geeft Lukacs een goed overzicht van de verschillende geschiedkundige standpunten en problemen. Kwam Hitler tot zijn ideologie in Wenen of München; was hij een reactionair of (ook) een revolutionair, een patriot of een nationalist? Aan bod komen: Hitlers onderwaardering als staatsman en strateeg; de evolutie van zijn houding tegenover de joden; de belangrijke plaats die hij bekleedt in de geschiedenis van de 20ste eeuw. Boeiende beschouwingen over de verschillen tussen fascisme en nationaal-socialisme, racisme en nationalisme, patriottisme en nationalisme.

Verplichte lectuur voor historici, zeker zij die gespecialiseerd zijn in de Tweede Wereldoorlog. Lukacs heeft heel wat zinnigs te vertellen over het bestuderen van het verleden. Veel verrassende en scherpzinnige inzichten, al zijn sommige zeer betwistbaar. Bijvoorbeeld dat er in nazi-Duitsland, anders dan in communistisch Rusland, behoorlijk wat individuele, politieke en wetenschappelijke vrijheid bestond. Dan toch niet voor de politieke tegenstanders van het regime en al diegenen die, omdat ze niet in de pas van nazi-Duitsland liepen, in concentratiekampen wegkwijnden! Lukacs schetst ook een opvallend positiever beeld van Hitler dan Kershaw. Hitler zou zelfs over een buitengewoon talent beschikt hebben om de omstandigheden aan zijn ideeën aan te passen. We zijn duidelijk nog niet klaar met Herr Hitler.

 

Kershaw, Ian - Hitler. 1889-1936: hoogmoed, Utrecht, Het Spectrum, 1999

Lukacs, John - Hitler en de geschiedenis. Hitlers plaats in de 20ste eeuw, Antwerpen/Amsterdam, Icarus/Anthos, 1999

Verschenen in De Morgen, 9 september 1999.