Het cultuurproduct mens | Vurige woorden

We zijn meer dan slimme apen. Mensen hebben complexe tuigen, talen en gemeenschappen, geloofssystemen en ideologieën, landschappen en industrie, ziektes en geneeskunde, oorlogen en vrede voortgebracht. Dat terwijl andere mensapen nog steeds leven als miljoenen jaren geleden. Hoe zijn we aan de trage biologische evolutie ontkomen? Hoe zijn we uitgegroeid tot een kracht die de natuur naar haar hand zette en ondertussen ernstig bedreigt?

Volgens de uitstekend gedocumenteerde Britse wetenschapsjournaliste Gaia Vince konden mensachtigen het evolutionair-biologische pad geleidelijk verlaten door wisselwerking en terugkoppeling tussen de evolutie van genen, omgevingen en vooral culturen. Mensachtigen konden dankzij hun culturen hun biologische beperkingen en vermogens overstijgen, transcenderen. Homo sapiens stelt eigen doelen, verandert en programmeert de wereld en zichzelf. En zo trad de planeet die ons baarde een nieuw geologisch tijdperk binnen: het Antropoceen, het tijdperk van de mens, een geofysische kracht vergelijkbaar met vernietigende asteroïden en tektonische aardverschuivingen uit lang vervlogen tijden.

Cultuur is het allerbelangrijkste aanpassingsmechanisme aan de omgeving, met als krachtig glijmiddel het sociale vermogen om van elkaar te leren, het geleerde toe te passen, aan te vullen en als kennis door te geven. Ook enkele andere diersoorten ontwikkelen een cultuur, maar die van ons is cumulatief, oneindig veel complexer, flexibeler en veranderlijker.

De groei en verandering van de plooien in de cerebrale cortex van mensen wordt na de geboorte, anders dan bij chimpansees, veel meer bepaald door sociale en omgevingsfactoren dan door genetische. Eenieders persoonlijkheid, intelligentie, gedrag, denken, waarnemen, voelen etc… wordt verregaand bepaald door het cultureel ontwikkelingsbad waarin hij of zij van bij de geboorte wordt ondergedompeld.

De buitengewone plasticiteit van het mensenbrein was en is bevorderlijk voor onze culturele ontwikkeling en intelligentie, maar het betekent tegelijk dat we vrijwel alles van anderen moeten leren. Thomas Edison mag dan wel de gloeilamp op zijn naam hebben staan, en Johannes Gutenberg de drukpers - geen van beiden vond die in zijn eentje uit. Vernieuwing en ontdekking zijn het gevolg van een combinatie van geluk en elkaar aanvullende, voortdurend herhaalde verfijningen en combinaties van voordien bestaande technologieën.

De culturele evolutie die onze complexe technologie mogelijk maakte, gaat terug op het vermogen om een flink deel van onze kennis, cognitieve verwerkingsprocessen en fysieke arbeid aan de groep uit te besteden, met als resultaat een veel groter productievermogen dan dat van om het even welk individu.

Volgens Gaia Vince werd de menselijke evolutie bepaald door vier elkaar aanhoudend beïnvloedende culturele factoren: vuur, woord, schoonheid en tijd.

 

Prometheus

Mensen leerden proefondervindelijk vuur als de bliksem vangen en zelf aanmaken. Deze belangrijke culturele stap wordt in vrijwel elke cultuur in mythes herdacht, met Prometheus als bekendste voorbeeld, de ‘vooruitdenkende’ die het vuur van de Olympische goden stal om het aan de weerloze Mens te schenken. Vuur beschermde tegen kou en roofdieren. Mensen moesten zich niet langer volledig plooien naar de omgeving, konden haar een beetje aanpassen aan eigen behoeften en noden. Vuur was de eerste stap op weg naar een planetaire kracht.

Door het veiliger worden van de leefwereld veranderde de selectiedruk van de omgeving op onze genen. Mensen moesten niet langer in bomen slapen, enkele genetische mutaties kregen een kans, klimvoeten werden loopvoeten, we werden rechtop lopende tweevoeters. Vuur en de zorg om het brandend te houden, maakte ook dat mensen dichter en in grotere getale bij elkaar gingen wonen. Ze konden ook langer op één plek verblijven, werden langzaam maar zeker sedentair. Mensen werden afhankelijker van elkaar, socialer. Dit alles leidde tot, en werd bevorderd door, een grotere frontale cortex, het deel van het brein dat instaat voor beslissingsprocessen, probleemoplossing en sociaal gedrag. De van generatie op generatie doorgegeven culturele kennis (methodes om vuur te maken, ingenieuze jachttechnieken…) stapelde zich op, werd cumulatief. Hersenen die de toenemende kennis beter konden bevatten, onthouden en doorgeven, kregen een evolutionair streepje voor.

Vuur verhardt klei en mensen ontdekten dat ze daarmee voorwerpen konden maken om vloeistoffen en voedsel in te bewaren, te fermenteren, te pekelen en te koken, beter verteerbaar maken. De selectiedruk voor het behoud van vleesetende kaken viel weg en gaandeweg verkleinden mondopening, lippen en tanden, kregen onze stembanden vrijer spel.

Door de wisselwerking tussen toegenomen sociaal gedrag (sociabiliteit) en veranderde anatomie groeide het menselijke brein tot het een biologische beperking overschreed. Het babybrein is zo groot geworden dat mensenmoeders nog ternauwernood zonder hulp kunnen bevallen. Mensenbaby’s blijven ook lang hulpbehoevend en kwetsbaar (de schedel is pas na twee jaar volledig uitgehard). Mensen planten zich ook sneller opnieuw voort dan andere primaten. De zorg voor (meerdere) hulpbehoevende kinderen is maar mogelijk in een cultuur waarin voedseldeling en sociale hulp voorhanden zijn. Onze sociabiliteit, die zo’n groot brein nodig heeft, evolueerde in eenklank met onze hulpbehoevendheid.

De ontdekking dat met vuur metaal gewonnen kon worden uit rotsachtige mineralen, dat die grondstof gesmolten en bewerkt kon worden tot duurzame gebruiksvoorwerpen, werktuigen en wapens, was een volgende wezenlijke stap. De steenblokken van de Egyptische piramides werden zo’n 2500 jaar voor onze tijdrekening met koperen beitels door slaven uitgehakt. Naar schatting 300.000 beitels, zo’n 10.000 ton kopererts!

Cultuur grijpt in op de omgeving, verandert omgevingsdruk, de mate waarin en de wijze waarop mensen zich moeten aanpassen en beïnvloedt uiteindelijk onze genen, onze biologie.

 

Logos

Taal maakt ons tot mens. Woorden zijn de informatiedragers van de culturele evolutie. Ze vertolken gedachten, brengen gevoelens, wensen en richtlijnen over. Ze zijn het sociale instrument bij uitstek. Zonder taal bestaat er ook weinig of geen innerlijke monoloog, geen systeem om gedachten te rangschikken en te formuleren. Volgens Gaia Vince kunnen afasiepatiënten geen verbanden meer leggen tussen dingen, niet meer in gedachten door de tijd reizen, geen argumentatie meer volgen. Kortom: Ik heb taal, dus ik ben.

Vertellers worden in alle culturen geëerd, van moeders tot dichters. Verhalen vormen het denken en handelen, onze omgang met elkaar, met onze omgeving en andere levende wezens. Verhalen leiden en verbinden. Ze geven betekenis en zin aan de wereld, aan ons bestaan. De verhalen die mensen elkaar vertellen (scheppingsverhalen, mythes, sprookjes, liederen, rituelen, familiegeschiedenissen, religieuze en ideologische bedenksels) vormen het collectief cultuurgeheugen.

Onze hersenen maken vrijwel automatisch verhalen aan. We zijn constant, bijna dwangmatig op zoek naar patronen die betekenis verlenen aan wat onze zintuigen opvangen om dat om te zetten in waar-neming. Proefpersonen die twee bewegende driehoeken, een cirkel en een onbeweeglijk vierkant geprojecteerd zagen, bedachten er onmiddellijk allerhande verhalen bij, schreven gedrag en intenties toe aan de geometrische figuren.[1]

Dat macht van verhalen blijkt onder meer uit de impact van hun religieuze en seculiere variant. Talloze mensen hebben eeuwenlang leven en dood afgestemd op verzonnen begrippen als ‘zonde’. Ontelbaren zijn gesneuveld op het slagveld van hun ideologische of politiek dromen. Bidden tot ingebeelde goden kalmeert en verlicht de pijn van diepgelovigen. Zoals placebo’s werken omdat ons geleerd werd dat pillen genezen.

 

Beauty is in the eye of the beholder

Volgens Vince werden en worden we maar mens door de contemplatie van schoonheid. Al heeft schoonheid geen biologische basis, is het ‘slechts’ een menselijk bedenksel, Vince is ervan overtuigd dat ze ons heeft aangezet tot handelwijzen die onze evolutie ingrijpend hebben beïnvloed. Alles wat wij mensen doen of maken hangt volgens haar samen met onze drijfveer voor schoonheid. Al onze activiteiten zijn doorweven van ritueel, de voorwerpen die we maken zijn esthetisch verantwoord en de grootste menselijke samenwerkingsverbanden werden door schoonheid aangedreven. Verregaande veralgemeningen die Vince niet hard maakt. Menselijke gedragingen, rituelen, werktuigen en wapens zijn natuurlijk verre van altijd mooi, en grote samenwerkingsverbanden als oorlogen en genocides zijn dat al helemaal niet.

Wat schoonheid betreft gaat Vince nogal uit de bocht. Zo stelt ze dat onze hang naar schoonheid blijkt uit onze tafelmanieren en het op een sociaal aanvaardbaar volume praten in publieke ruimtes. Tafelmanieren zijn, zoals Norbert Elias al in 1939 duidde, een bezinksel van het westers (burgerlijk) civilisatieproces, de evolutie van Fremdzwang (dwang van buitenaf) naar Selbstzwang (regulatie van binnenuit).[2] Die beschaving (afgeleid van ‘schaven’: glad maken, polijsten) lijkt in onze overbevolkte en multiculturele consumptiemaatschappij trouwens een beetje af te kalven. Op restaurant en café, bus en trein, recepties en musea houden al te velen nog maar weinig rekening met anderen. Jongeren staan niet langer hun zitplaats af aan oudjes en al te velen maken je, brullend in hun dumbphone, tot ongewilde deelgenoot van beuzelarijen en intimiteiten.

Vince poneert dat we biologisch geprepareerd zijn voor schoonheid. Die ingebouwde nood werd cultureel omgevormd tot een visuele taal. Voorwerpen zonder praktisch nut of overlevingswaarde kregen een symbolische en esthetische waarde en betekenis. Dat alle menselijke gemeenschappen veel tijd, inspanning en materiële bronnen aan decoratie hebben besteed, toont volgens Vince de wezenlijke overlevingsfunctie van schoonheid aan. Dat is best een merkwaardige redenering. Mensen besteden flink wat meer tijd, inspanning en bronnen aan prullaria, maar dat betekent geenszins dat rommel produceren een overlevingsfunctie heeft.

De overlevingsrol van schoonheid schuilt volgens Vince in het duiden van sociale normen, het met elkaar verbinden van stamleden. Identificatie met de leden van de groep waartoe je behoort en gehoorzaamheid aan de groepsnormen is immers van levensbelang. Alleen dan kun je op steun en bescherming rekenen. Daarom conformeren mensen zich graag. Wie dat niet doet, ligt volgens Vince alleen maar dwars om op te vallen.

Sociale normen zijn volgens haar zo krachtig dat ze ook dicteren wat in het privéleven mag, iets wat blijkt ‘uit het verrassend aantal regels tegen masturbatie’. Vince ziet voorbij aan de repressieve rol van kerkelijke en seculiere autoriteiten die meer zieltjes, werkvee, soldaten en belastingbetalers op het oog hadden. Er staan wel meer betwistbare beweringen in dit leerrijke boek. Mensen zouden een aangeboren gevoel hebben voor eerlijkheid en orde. Maak dat aan kinderen wijs! Een en ander komt ook nogal behoudsgezind over. Vince praat achterklap goed omdat roddel een band zou scheppen tussen mensen; ze ziet er geen graten in dat mensen elkaar meer beoordelen op reputatie dan op gedrag; meningen die indruisen tegen die van de groep worden beter niet geuit, en mensen doen er goed aan personen met prestige te kopiëren.

 

Transcendentie

Ook Vince’s behandeling van de vierde culturele factor – tijd - overtuigt niet. Goed, anders dan primaten plannen mensen vooruit. Maar heeft dat niet vooral te maken met rede, kennis en wetenschap? Kennis is, zoals ze elders schrijft, de substantie en eenheid van culturele evolutie. De door de mens met kalenders en klokken gereguleerde tijd heeft onze cultuur zo ingrijpend veranderd dat we ondertussen denken dat we tijd kunnen verliezen, maar Vince toont niet aan dat het concept tijd tot ingrijpende veranderingen van onze biologie heeft geleid.

Vince beklemtoont terecht dat de (biologische en culturele) evolutie doel noch richting heeft, dat het bestaan van intelligent leven niet onvermijdelijk was maar het gevolg is van een onmetelijke reeks toevallige gebeurtenissen, klein en groot, lichtjaren lang. Toch redeneert ze nu en dan teleologisch, worden oorzaken uit gevolgen afgeleid en wekt ze de indruk dat biologie en cultuur wèl vooruitgaan.

Transcendence is een bijzonder knap verhaal over de zichzelf overstijgende mensensoort. Het bevat magistrale inzichten en staat vol interessante wetenswaardigheden. Vince biedt vanuit haar enorme belezenheid een adembenemend overzicht, maar neemt onvermijdelijk soms te veel hooi op de vork. Zo beweert ze los uit de pols dat kinderen een aangeboren affectie hebben voor hun biologische moeder en alle mensen een aangeboren behoefte voor samenwerking.

File:The March of Progress.jpg

Rudolph Zallinger, The March of Progress, 1965  https://en.wikipedia.org/wiki/File:The_March_of_Progress.jpg

De evolutie tot homo sapiens wordt vaak voorgesteld als een lineaire vooruitgang waarin elke figuur de directe nakomeling is van de voorouder, met homo sapiens als triomfantelijk eindproduct. Gaia Vince maakt duidelijk dat alleen klopt dat wij overblijvers, echte laatkomers zijn.

Vince, Gaia – Transcendence. How humans evolved through fire, language, beauty and time, Allan Lane, Penguin, 2019

 



[1]
Fritz Heider & Marianne Simmel – An experimental study of apparent behavior, 1944, zie https://www.youtube.com/watch?v=VTNmLt7QX8E

[2] Zie ook: Philippe Perrot – Werken aan de schijn. Veranderingen van het vrouwelijk lichaam in de achttiende en negentiende eeuw, Nijmegen, SUN, 1987; Alfred Franklin – La vie privée d’autrefois. Arts et métiers. Modes, moeurs, usages des Parisiens du XII au XVIII siècle. Les Repas, Paris, Plon, 1889

Op 3 april 2020 gepubliceerd op Het Salon van Sisyphus en op 1 juli 2020 in De Geus, p. 41-44