Business as usual | IBM

Het was me weer wat toen midden februari IBM and the Holocaust op de markt werd gegooid. De media stonden er bol van, het boek schoot de toptien in. Bij nader toezien blijkt dat onderzoeksjournalist Edwin Black weinig nieuws te melden heeft en ook het verband tussen IBM en Holocaust niet hard maakt.

Dat IBM, zoals andere Amerikaanse bedrijven, met nazi-Duitsland heeft gecollaboreerd, was al geweten. In september 1998 zette Merry Eisenstadt alles nog eens op een rijtje in de Washington Jewish Week. De SS maakte in minstens vier nazi-kampen gebruik van de ponskaarttechnologie van DEHOMAG, de Duitse dochtermaatschappij van IBM, om gevangenen te registreren. Eisenstadts voortreffelijk artikel deed geen stof opwaaien: te genuanceerd, wars van sensatiezucht. De auteur concludeert dat niet aangetoond kon worden dat ponskaarten gebruikt werden voor het opstellen van deportatielijsten en dat niets erop wijst dat IBM bij de jodenmoord betrokken was.

Black, die Eisenstadts artikel niet schijnt te kennen, poneert nu boudweg dat IBM "bewust betrokken was bij de holocaust", de judeocide hielp op gang brengen en stimuleerde. Thomas J. Watson, president-directeur van IBM, sloot "een technologisch en commercieel bondgenootschap met Hitler dat uiteindelijk de moord op 6 miljoen joden en een even groot aantal andere Europeanen zou bevorderen" (dat er evenveel niet-joden in de kampen zouden zijn vermoord, is een van de vele verzinsels van de auteur).

Blacks 'onthullingen' werden mondiaal georchestreerd. Het boek verscheen tegelijk in acht talen. Vooraf waren geen persexemplaren beschikbaar, maar in zorgvuldig geselecteerde tijdschriften verschenen sensationele uittreksels en Black deed zijn ding in talkshows. Kwestie van de vraag op te drijven en het boek tegen vroegtijdige kritiek af te schermen. Tegelijk met de voorstelling van het boek legden vijf Holocaustoverlevenden, in naam van 'de zes miljoen', klacht neer tegen IBM. Black gaat er in zijn inleiding prat op dat hij en zijn uitgevers "er gezamenlijk voor gezorgd hebben dat het boek een mondiaal fenomeen" werd.

Zelftwijfel is Black vreemd, hij promoveert zichzelf en zijn onderzoek, ziet daarbij niet op een overdrijving. Veel borstgeroffel, superlatieven, pathetiek en drama. Zo zouden de uitgevers van zijn boek "van historische moed en literaire onbevreesdheid getuigen die velen misten". Dikdoenerij over de vele bronnen die hij geraadpleegd heeft en waarnaar hij stelselmatig verwijst. Kennelijk ontgaat het hem dat dit een minimumvoorwaarde is voor historisch onderzoek, zij het, zoals zijn boek aantoont, lang geen voldoende voorwaarde.

Black zou het laatste mysterie van de Holocaust opgelost hebben, iets waar zelfs de geleerdste onderzoekers niet in geslaagd zijn. Ze moeten zich niet schamen, hij heeft als eerste de Holocaust echt begrepen: Hitler kwam aan de namen van de joden "dankzij het werk van IBM-Duitsland aan volkstellingen".

Historici weten al vele decennia hoe de nazi's aan de namen kwamen. In België bijvoorbeeld decreteerde de bezetter eind 1940 dat de joden zich moesten aanmelden om in het jodenregister ingeschreven te worden. Meer dan 42.000 joden gehoorzaamden. In 1944 beschikte de SS-politie over zo'n 56.000 met de hand bijgehouden fiches. In sommige landen werden de lijsten opgesteld door de Joodse Raad. Overigens baseerden men zich bij razzia's niet op fiches of lijsten maar kamde 'gewoon' een wijk uit. De meeste joden werden met conventionele methodes geregistreerd, zoals bevolkingsregisters en politiefiches. Hier en daar heeft een ponskaartsysteem een en ander versneld, maar niet systematisch.

Black suggereert dat de deportaties en vergassingen met behulp van IBM-ponskaarten werden georganiseerd. Bewijzen doet hij dat niet. Integendeel, tussen de regels moet hij toegeven dat er bijvoorbeeld bij de deportatie uit getto's "geen tijd was om een leger tellers in te zetten. De joden moesten in plaatselijke volkstellingslokalen zelf hun formulieren komen invullen". Ze "kregen geen kaarten. Hun namen stonden op geen enkele overplaatsingslijst ... werden nooit geregistreerd ... Deze joden waren niet alleen geen kogel meer waard, maar ook niet de prijs van een ponskaart".

Black probeert zijn gelijk te halen door het enorme verschil tussen Nederland en Frankrijk, waar respectievelijk 75 en 25% van de joden werd uitgeroeid, integraal aan het gebruik van ponskaarten te wijten. In Nederland waren alle burgers al voor de oorlog perfect geregistreerd. In Frankrijk werd de registratie nog tijdens de oorlog tegengewerkt. Het enorm aantal joodse slachtoffers in Nederland werd door tal van historici bestudeerd en verklaard, ook in vergelijkend perspectief. De efficiënte registratie - het werk van een bevlogen Nederlands ambtenaar - is slechts een van de vele factoren in een kluwen van elkaar versterkende oorzaken. De resultaten van dit onderzoek werden recent nog goed samengevat door Bob Moore in Victims & Survivors. Black, die zich voor zijn verhaal over de registratie in Nederland op Moore baseert, verzwijgt alle andere factoren. Domheid of intellectueel bedrog?

Black had de deportatie- en uitroeiingscijfers van meerdere landen moeten vergelijken. Hij had er België, dat qua slachtofferpercentage een tussenpositie inneemt, moeten bij betrekken. Maar over ons land zwijgt hij in alle talen. Zou hij weten dat er hier niet één ponskaart gebruikt werd voor registratie en deportatie?

De nazi's hebben miljoenen mensen uitgeroeid zonder ponskaarten. Neem de Einsatzgruppen, moordbrigades die midden 1941 in het zog van deWehrmacht Rusland binnenrukten en systematisch honderdduizenden anonieme, door niemand geregistreerde joden over de kling joegen.

Om de schuld van IBM dikker in de verf te zetten, overdrijft Black omvang, duur en impact van de anti-nazibeweging. De hele wereld zou zich van begin tot einde tegen Hitler verzet hebben, ook de zakenwereld. Nazi-Duitsland werd wereldwijd geboycot en bestreden. Alleen IBM nam liever "deel aan een nazi-economie die vastbesloten was om alle joden te vernietigen, Europa te onderwerpen en alle ondernemingen in haar midden te beheersen". In werkelijkheid was de boycotbeweging geen succes, onder meer omdat een paar belangrijke joodse organisaties er niet aan wilden deelnemen.

IBM en Watson worden gedemoniseerd. Alleen zij keerden zich niet tegen "het geweld, de onderdrukking, het antisemitisme". "Eén man zag geen reden tot afkeer, ontzetting en afgrijzen", alleen "maar mogelijkheden tot winst en dividenden". Pas achterin vermeldt Black terloops dat nog veel andere Amerikaanse bedrijven hebben gecollaboreerd.

Om de schuld van IBM nog beter te doen uitkomen, personifieert Black tellingen en ponskaarten. "Dodelijke tellingen", "ponskaartcodes die de joden veroordeelden" en "in een keiharde IBM-identiteit opsloten". Omdat ponskaarttechnologie snelle informatieverwerking mogelijk maakt, noemt Black DEHOMAG de "uitvinder van rassentellingen", "de informatieleverancier van het Derde Rijk". Kortom, de joden werden niet gediscrimineerd, vervolgd en uitgeroeid door nazi's, maar door ponskaarten, door IBM.

Wat nazi-kampen, jodenvervolging en -uitroeiing betreft, is dit boek absoluut onbetrouwbaar. Het staat vol onjuistheden, fouten en stereotypen. Zo zouden alle gevangenen bij aankomst in een kamp een vijfcijferig nummer gekregen hebben. Maar anders dan bij ponskaarten en streepjescodes begon men ook in de kampen bij één te tellen en werd helaas niet gestopt bij honderdduizend. In november 1942 zou het vliegtuigbedrijf Messerschmitt 114.606 dwangarbeiders gehuurd hebben van het concentratiekamp Flossenbürg (uit de context blijkt dat Black 1944 bedoelt). Maar in de hele bestaansduur van Flossenbürg (1938-45) zaten er in totaal niet eens zoveel gevangenen!

Black springt bijzonder onkritisch om met bronnen. Hij maakt geen onderscheid tussen informatie afkomstig van slachtoffers of daders, krantenberichten of historisch onderzoek. Het is een hutspot, dat wordt nog duidelijker als je de eindnoten raadpleegt. Dan blijkt bijvoorbeeld dat een uitspraak van IBM-leider Watson die wordt aangehaald in de context van 1938, het jaar van de Kristallnacht, in werkelijkheid uit 1934 dateert. Door deze postdatering krijgt Watsons uitspraak een totaal ander gewicht en betekenis. De vertalers hebben het nog wat bonter gemaakt door sommige jaartallen fout over te schrijven.

Black huldigt een extreem intentionalistisch visie op de jodenmoord. Alles was lang voordien gepland, elke anti-joodse maatregel was een doelgerichte stap op weg naar de genocide. Volgens Black wist de hele wereld al in 1933, bij de machtsovername door Hitler, dat de joden uitgeroeid zouden worden. Deze interpretatie is geschiedkundig compleet achterhaald.

Black heeft deze intentionalistische stelling ook nodig om zijn these over de betrokkenheid van IBM vol te kunnen houden. Watson distantieerde zich namelijk van jodenvervolging en nazi-Duitsland lang voordat de jodenuitroeiing begon (midden 1941). Watson deed dat ongetwijfeld deels uit zakelijk opportunisme, maar als vooraanstaand industrieel én voorzitter van de Internationale Kamer van Koophandel kort na Kristallnacht een licht afkeurende brief aan Hitler schrijven en, in juni '40, de medaille terugsturen die hij in 1937 uit handen van de Führer ontvangen had - het is toch niet niks.

Als zoon van overlevenden en kind van een tijd waarin het claims om herstelbetalingen regent, moest Black zonodig de holocaust betrekken bij zijn onderzoek naar het oorlogsverleden van IBM. Maar zijn oudbakken voorstelling van de jodenmoord en de aaneenrijging van fouten, boezemen geen vertrouwen in in zijn geschiedkundig kunnen en ondermijnen zijn aanklacht tegen IBM.

Het geval IBM had als typevoorbeeld van de morele schizofrenie van het kapitalisme behandeld moeten worden. Multinationals zijn ook in moreel opzicht grensoverschrijdend. Alleen in oorlogstijd als, zoals in het geval van IBM, het behoud van productiecapaciteit, infrastructuur en monopolie op het spel staat, wordt het winstprincipe even opgeheven.

Black had de registratie van gevangenen echt moeten onderzoeken. Hij had de honderdduizend ponskaarten die de oorlog overleefd hebben, moeten natrekken Om welke gevangenen en kampen gaat het? Gaat het wel om joden? Stop die kaarten toch in een ponskaartsorteerder!

De Nederlandse vertaling is meestal leesbaar maar slordig. Wat dacht u van: "Dat de vernietiging van de joden voor de Führer een obsessie was, was niet erg origineel". Banalisering van de holocaust? Nee hoor: bedoeld wordt dat antisemitisme en jodenuiroeiing van alle tijden zijn. De gevangenencategorie 'asociaal' wordt steevast vertaald door 'antimaatschappelijk' en 'sociale controle' door 'maatschappelijke beheersing'. In vertaling wordt Watson gepromoveerd tot "de commerciële leider van Duitsland", terwijl Black bedoelt dat Watson voor Duitsland een soort economisch afgevaardigde was. De vertalers drijven het aantal historische fouten nog wat op, bijvoorbeeld door een beruchte toespraak van Heinrich Himmler aan Oswald Pohl toe te schrijven.

De geschiedenis van de jodenuitroeiing wordt vandaag de dag vooral geschreven, herschreven en voorgeschreven door aanklagers en advocaten die, in naam van de slachtoffers, herstelbetalingen eisen. Blacks boek kadert in deze context: holocaustbusiness.

 

Black, Edwin - IBM en de Holocaust. Het strategische verbond tussen nazi-Duitsland en de machtigste onderneming van Amerika, Utrecht-Antwerpen, Kosmos-Z&K, 2001

IBM and the Holocaust, London, Little, Brown and Company, 2001

Verschenen in De Financieel Economische Tijd, 17 maart 2001