Biologie als religie

In de voorbije decennia hebben de biologische wetenschappen geleidelijk de plaats ingenomen van de klassieke natuurwetenschappen, zowel wat prestige als economische macht betreft, zowel bij wetenschappers als bij het grote publiek. Bij 'wetenschap' denken we tegenwoordig eerder aan biologie dan aan natuurkunde. Dit hangt samen met veranderingen in ons mens- en wereldbeeld, onze verwachtingen met betrekking tot kennis en wetenschap zijn verschoven. De mens is weer centraal komen te staan, het antropocentrisme lijkt terug van weggeweest.

Daarover gaat It ain't necessarily so, een bundel scherpzinnige, sceptische en kritische essays van de wereldvermaarde geneticus Richard Lewontin. De oorspronkelijk in de New York Review of Books verschenen essays, werden aangevuld met uitvoerige actualiserende naschriften.

Biologie was tot ver in de jaren zestig een studierichting voor meisjes. Dat veranderde toen fysici en chemici, gedreven door successen op hun terrein en het vele geld dat mede daardoor vrijkwam voor wetenschappelijk onderzoek, naar de biologie emigreerden. Zij legden de basis van de moderne moleculaire biologie.

Tekenend voor de nieuwe verhoudingen is, dat een peperduur project om een superdeeltjesversneller te bouwen, die de ultieme bouwstenen van de materie moest blootleggen, niet doorging, terwijl het veel duurdere Human Genome Project wel werd gefinancierd, een project dat de enorme reeks nucleotiden waaruit menselijk DNA is samengesteld, de code van onze erfelijkheid, moest onthullen.

Dit Menselijk Genoom Project stuurt een flink deel van de moderne biologie. De verwachtingen waren en zijn hoog gespannen. De mysterieuze, ogenschijnlijk doelgerichte ontwikkelingsgang van cel tot volwassen organisme zou volledig verklaard kunnen worden op mechanistische wijze. De Schepping ontcijferd, zoals president Clinton voorbarig aankondigde. De mens totaal doorgrond! Eindelijk zullen we weten wat menszijn inhoudt. De negentiende-eeuwse droom, het creëren van levende wezens in het laboratorium, leek zijn realisatie nabij. Frankenstein: or, the Modern Prometheus, om met de volledige titel van Mary Shelley's onheilspellend boek uit 1818 te spreken.


Euforie

Lewontin windt er geen doekjes om, de 'moleculaire biologie is uitgegroeid tot een religie, met de moleculaire biologen als haar profeten'. Velen verkeren inderdaad in een roes. Ze twijfelen er niet aan dat de hele anatomie, fysiologie en het gedrag van de mens binnenkort biologisch verklaard zullen zijn. De genen 'scheppen' en 'controleren' immers de fysieke en psychische ontwikkeling. Ze hebben ons, met de woorden van Richard Dawkins, 'als lichaam en geest geschapen'. Het volstaat dus de genen te ontrafelen. Dat is de ideologie die aan de basis ligt van het genoomproject.

Maar weten waaruit iets gemaakt is, is niet hetzelfde als het doorgronden of beheersen. Bij het uit elkaar halen van organismen worden relaties en structuren verstoord of vernietigd die van essentieel belang zijn voor werking en evolutie. Het probleem van de embryonale differentiatie kan dat duidelijk maken. Hoe kunnen uit één cel zoveel verschillende cellen, organen, een gedifferentieerd organisme voortkomen? 'Alle sperma en eicellen lijken nogal op elkaar, maar zelfs een kind ziet het verschil tussen kikvors en prins'. Hoe 'weet' een cel dat ze zich in een bepaalde richting moet ontwikkelen, welke genen over te dragen? Hoe groeien de door de genen gecodeerde proteïnen uit in patronen van splitsing, beweging en celdifferentiatie die er telkens weer voor zorgen dat er haar op ons hoofd groeit en geen teennagels? Waarschijnlijk wordt veel bepaald door de locatie en de activiteit van de cel op ieder moment van haar evolutie, alsook haar interactie met andere cellen en weefsels. Wie een organisme uit elkaar haalt, ziet aan deze topobiologische, structurele en contingente eigenschappen voorbij.

Om een organisme te maken is veel meer nodig dan genen alleen. Anders dan de gevulgariseerde biologie wil, reproduceert het DNA zichzelf niet, het maakt ook niets en het bepaalt het organisme niet volledig. Het DNA is een dode molecule, 'een van de meest chemisch inerte molecules uit de hele levende wereld'. Voor zelfreproductie zijn cellen nodig, met hun tijdens de ontwikkeling gegroeide machinerie. Ouders geven niet alleen genen door aan hun nageslacht. Een eicel bevat al voor haar bevruchting een compleet productie-apparaat, een ingewikkelde, uit proteïnen opgebouwde structuur of machinerie.

In de gevulgariseerde biologie werd de informatiedrager die DNA is, geleidelijk gepromoveerd tot blauwdruk voor het leven, masterplan, mastermolecule. Een ideologische verschuiving, meent Lewontin, die overeenkomt met 'het geloof in de superioriteit van geestelijke op fysieke arbeid, van planner en ontwerper op ongeschoolde werkkracht'.


Complexiteit

Genen maken het organisme niet. Organismen zijn van geboorte tot dood in voortdurende ontwikkeling. Ze zijn het resultaat van de interactie tussen genen in de cellen, de verschillende omgevingen waar het individu doorkomt en de willekeurige processen die leven, veranderingen en dood van cellen bepalen. Een levend wezen is op ieder moment van zijn bestaan het unieke gevolg van een ontwikkelingsgeschiedenis bepaald door interne en externe krachten en hun interactie. Een deel van de externe krachten - omgeving, milieu - is deels gevolg van activiteiten van het evoluerend, levend organisme. Organismen komen niet in een kant en klare wereld terecht, maar màken hun wereld mee.

De interne krachten zijn niet autonoom, ze ageren vaak in reactie op de externe. 'Intern' valt ook niet samen met 'genetisch'. De twee zijden van een fruitvlieg bijvoorbeeld, verschillen evenveel van elkaar als twee verschillende individuen. Toch hebben beide zijden dezelfde genen en hebben ze zich in hetzelfde milieu ontwikkeld. De differentiatie is het gevolg van willekeurige cellulaire bewegingen en toevallige moleculaire gebeurtenissen in de cellen tijdens hun evolutie. Vandaar dat de vingerafdrukken van onze linker- en rechterhand verschillen. Vandaar dat identieke tweelingen verschillende vingerafdrukken, temperamenten en bekwaamheden hebben, andere levenskeuzen maken en andere ziektegeschiedenissen kennen.


Oude wijn in nieuwe zakken

Gezien de voortdurende interactie tussen 'intern' en 'extern', genen en milieu, is de belofte dat het Menselijk Genoom Project dé mens zal onthullen een fabeltje. Alleen biologisch deterministen blijven erin geloven. Zij laten het interne absoluut op het externe primeren, zijn ervan overtuigd dat zo goed als elke fysieke, psychische en sociale kwaal genetisch bepaald is. Zoals rond de vorige eeuwwisseling zijn er weer biologen en wetenschappers die niet twijfelen aan de genetische bepaaldheid van hartkwalen, seksuele voorkeur, partnerkeuze, gedrag, onconventionele seks, winkeldiefstal, gevoeligheid voor bepaalde industriële vervuilers en gevaarlijke werkomstandigheden, sociaal en huishoudelijk geweld, echtscheiding, bedelarij, alcoholisme, criminaliteit, schizofrenie. Het zou dus allemaal een kwestie zijn van opsporen, verwijderen of vervangen van 'foute' genen. Een moderne uitgave van de eugenetische droom, niet langer toegepast op de maatschappij maar op de enkeling. Het Human Genome project is het logisch uitvloeisel en culminatiepunt van dit biologisch determinisme.

Sleutelen aan genen is ook geen sinecure. Bepaalde DNA-boodschappen hebben verschillende betekenissen in verschillende contexten en in bepaalde contexten meerdere functies. We hebben er voorlopig het raden naar hoe een cel 'beslist' welke functie te activeren. Nog een voorbeeld van de complexiteit: genetisch eenvoudige ziekten kunnen door verschillende factoren bepaald worden. Hemofilie kan door liefst 208 verschillende DNA-variaties, alle in hetzelfde gen, veroorzaakt worden. Het genetisch verhaal over oorzaak en therapie is heel wat ingewikkelder dan doorgaans wordt aangenomen.

Een ander probleem is dat ieder menselijk genoom verschilt. Ieder mens is drager van een of meedere mutaties die, mocht hij of zij geen twee kopieën van elk gen bezitten (eentje van de vader, eentje van de moeder), afwijking of ziekte zouden veroorzaken. De door het genoomproject ontrafelde nucleotidenreeks is een mozaïek van een hypotetisch gemiddelde persoon die met niemand overeenkomt. We hebben er geen idee van welke mutaties daarin verscholen zitten.

Ook gen-therapie is niet zonder gevaren. Bij implantatie van een 'goed', 'gezond' of 'normaal' gen, kunnen niet alleen lichaamscellen maar accidenteel ook voortplantingscellen gewijzigd worden, met alle gevolgen vandien voor het nageslacht.


Money makes the world go round

Het genoomproject werd en wordt meer gestuurd door economische dan door wetenschappelijke belangen. Er is enorm veel geld mee gemoeid en nog meer mee te verdienen. Firma's die het alleenrecht op een bepaald stukje DNA gekocht hebben, kunnen de prijs van eventuele toepassingen opdrijven. Door deze monopolievorming komen preventie en genezing van bepaalde kwalen in het gedrang. Recent werd daardoor het opsporen van een erfelijke vorm van borstkanker quasi onbetaalbaar.

Lewontin ziet nog meer onheil in het verschiet. De macht van instellingen over individuen zal vergroten. Bij de selectie van werknemers kan worden nagegaan wie in een bepaald werkmilieu meer of minder kans heeft ziek te worden. Een gezond en veilig werkmilieu (vinden), wordt dan de verantwoordelijkheid van de werknemer. En hij mag niet klagen, de werkgever stelt een gratis test ter beschikking. Het lijkt iets te pessimistisch, maar in Japan zijn er kennelijk toch al firma's die werknemers met een bepaalde bloedgroep afwijzen.

Door de enorme belangen die ermee gemoeid zijn, staan wetenschappers onder grote druk. Genetici die erop wijzen dat de DNA-'vingerafdruk' niet waterdicht is, dat het risico bestaat dat onschuldigen als dader worden geïdentificeerd, werden door de FBI geïntimideerd, publicaties werden geweigerd of op de lange baan geschoven.


Ideologie

Het biologisch determinisme is een ideologie die in het verlengde ligt van de burgerrevoluties van de 17de en 18de eeuw. Liberté, égalité et fraternité, luidde het, maar de gelijkheidsideologie stond haaks op de manifeste ongelijkheid in status, rijkdom en macht. Vroeger, toen de hiërarchie natuurlijk, door god bepaald heette te zijn, viel die tegenstelling niet op. In de burgermaatschappij werd ze opgelost door een onderscheid in te voeren tussen zogenaamd kunstmatige ongelijkheden, die van het ancien régime, en zogenaamd natuurlijke ongelijkheden in de meritocratische maatschappij.

Gelijkheid werd en wordt ingevuld als gelijkheid van kansen. Dat sommigen ze niet waarmaken ligt aan henzelf, dient geweten aan individuele, intrinsieke verschillen. Zoals, voegt Lewinson er ironisch aan toe, de erfelijkheid van kapitaal en macht. Het individu zelf wordt verantwoordelijk gesteld voor zijn ongelijkheid. Ze is niet van sociale maar van biologische oorsprong. Politieke economie verwatert tot toegepaste biologie.

Lewontin gaat ook kritisch in op de sociobiologie en haar modieuze geesteskind, de evolutionaire psychologie; zin en onzin van IQ en zijn erfelijkheid; betekenis van Darwin en zijn evolutietheorie; de werking van de hersenen en het mind-body probleem. Het boek is een waar intellectueel festijn.

Lewontin, Richard - It ain't necessarily so. The dream of the human genome and other illusions,London, Granta Books

Verschenen in De Financieel-Economische Tijd, 24 november 2001