Abnormaal normaal | Normering
Vrijwel iedereen toetst zich van tijd tot tijd aan relevante anderen of rolmodellen. Het gebeurt bijna vanzelf, meer onbewust dan bewust, en is vermoedelijk van alle tijden en culturen.
De wijdverspreide bezorgdheid of je uiterlijk, innerlijk of gedrag normaal is, aan normen en verwachtingen van anderen beantwoordt, de sociale klasse of groep waartoe je behoort of wil behoren - die bekommernis is evenwel van relatief recente datum.
‘Normaal’ betekende vroeger, tot in de 19de eeuw, ‘loodrecht’ - naar de winkelhaak van de timmerman, die ook norm werd genoemd. Het begrip komt van het Latijn ‘normalis’, zelf afgeleid van ‘norma’: ‘met de winkelhaak gemaakt’, ‘wat een rechte hoek vormt met’. Een lijn werd normaal genoemd, wàs een normale, als ze loodrecht stond op een andere lijn, vlak of kromme. In het Duits is een ‘norm’ ook een standaard meetinstrument om metingen te controleren en andere meetinstrumenten op af te stellen.
Eind 18de eeuw doken normaalscholen op, vormscholen voor onderwijzers die kennis en regels moesten overbrengen, model hoorden te staan voor scholieren. Begin 19de eeuw verwierf ‘normaal’ de betekenis van ‘wat als model, als regel geldt’, ‘correct is’.
Statische statistiek
Statistiek (‘wat betrekking heeft op de staat’) werd al voor onze tijdrekening toegepast, onder andere bij volkstellingen. Universitaire of wetenschappelijke statistiek kreeg pas eind 18de, begin 19de eeuw wind in de zeilen.
Sterrenkundigen en natuurkundigen waren ervan overtuigd dat niets volkomen accuraat gemeten kan worden, er altijd sprake is van een foutenmarge. Eind 18de eeuw paste men hier een mouw aan door het gemiddelde van een groot aantal metingen tot maat te verheffen. Aangezien kleine meetfouten vaker voorkomen dan grote, konden de resultaten op een grafiek afgebeeld worden als een kromme in de vorm van een klok, aanvankelijk error curve (foutkromme) geheten, later bell curve (klokkromme). Deze ‘normale’ verdeling of distributie wordt ook Gausscurve genoemd, naar de wiskundige Carl Friedrich Gauss (1777-1855).
Quetelet en Galton
Na zijn promotie als wiskundige aan de pas opgerichte Gentse universiteit, legde Adolphe Quetelet (1796-1847) zich toe op astronomie. Kort na de Belgische onafhankelijkheid (1830) paste hij de ‘astronomische’ bell curve toe op mens en maatschappij, naar verluidt om orde te scheppen in de chaos teweeggebracht door de revolutie. In 1835 publiceerde Quetelet Sur l'homme et le développement de ses facultés, ou Essai de physique sociale. Daarin muntte hij het begrip l’homme moyen. Die denkbeeldige gemiddelde burger – want die bedoelde hij - was het statistisch resultaat van de gemiddelde waarden van alle gemeten variabelen van vijfduizend jonge, witte mensen (een Schots onderzoek van rekruten). Quetelets toepassing van wiskundige methoden op sociale fenomenen was onder meer bedoeld om criminaliteitscijfers en zelfdodingspercentages per bevolkingsgroep in kaart te brengen.
Later voerde Quetelet nog een index in voor de verhouding tussen lengte en gewicht. De queteletindex werd in de jaren 1970 gepopulariseerd als body mass index (BMI), waarbij de formule van betekenis en doel veranderde, niet langer een middel om omvangrijke sociale data door te lichten maar een maatstaf voor over- en ondergewicht.